Men kan niet winkelen met een man. Hij zegt al bij de eerste hoed: neem die nou maar, die staat je goed. Hij wordt er zo verdrietig van. Maar ’t winkeltje van ijzerwaren, daar blijft hij staan, al was het jaren.
Men kan niet roddelen met een man, want hij vindt roddelen ordinair. Hij geeft zichzelf een ethisch air en dan is er zo weinig an. Dat Mientje een verhouding heeft, dat is iets waar hij niets om geeft.
Men kan niet wandelen met een man. Hij schijnt het maar niet te bevatten, dat wij geen peren willen jatten met onze nieuwe swagger an. Men kan niet met hem op bezoek gaan, want hij houdt zijn manchester broek aan.
Men kan niet praten met een man, zelfs niet over een soepterrien. Hij vindt dat wij die soepterrien veel te emotioneel bezien, en hij bekijkt dat ding dus liever in groot verband, en objectiever.
Zodat ik soms de vraag stel: wat kan men met een man dan wel? Nou ja, men kan… eventueel… maar toch, au fond, niet zoo heel veel.
Annie M.G. Schmidt
1951-1959
Uit: Die van die van u
Van Oorschot
Mooi geschreven! 🙂
LikeLike