Dit eiland
Voor de zachtmoedigen, verdrukten, / Tot gereglde arbeid onwilligen, / Voor de met moedwil mislukten / En de grootsch onverschillegen,
De reine roekeloozen, / Door het kalm leven verworpen, / Die boven steden en dorpen / De woestijnen verkozen,
Die zonder een zegekrans / Streden verloren slagen / En ’t liefst met hun fiere lans / De wankelste tronen schragen;
Voor allen, omgekomen / Door hun dédain voor profijt, / Slechts beheerscht door hun droomen, / De spot der bezitters ten spijt,
Neem ik bezit van dit eiland, / Plant ik de zwarte vlag, / Neem iedere natie tot vijand, / Erken slechts ’t azuur als gezag.
Wie nadert met goede bedoeling: / Handel, lust of bekeering, / Wordt geweerd aan ’t rif door bezwering / Of in ’t atol door onderspoeling.
Oovral op aarde heerscht orde, / Men late mijn eiland met rust; / ’t Blijft woest, zal niet anders worden / Zoolang ik kampeer op zijn kust.
Uit: Verzamelde gedichten, Nijgh & Van Ditmar Amsterdam, 1999
bron foto: literatuurmuseum.nl
J. Slauerhoff (1898-1936, Leeuwarden)