Zoals water
Ik had, zo meen ik, vele eeuwen / een huis op de stille oceaan, / kon soms het schateren der meeuwen / voortspelend en weg horen gaan.
In de eerste honderd jaar / steeg het waterhelder water, / wies de moezelwijn uit de kelder, / en van daar, honderd jaar later,
steeg het over mijn tafelblad, / fonkelde op duizenden manieren / in de zon en alle papieren / die ik om mij heen had drijven / dreven naar de horizon.
Honderd jaar later bewoog mijn haar / en er was nooit meer wind.
Vreemd dat ik mij nu weer in leven vind / na nogmaals honderd jaar, / met wijn en werk en de tijd die klimt / uit de kelder en van daar.
Uit: Gedichten, vroeger en latere, Querido Amsterdam, 1949
Vroman geschilderd door B. Boorsma; bron illustratie: literatuurmuseum.nl
Leo Vroman (1915-2014, Gouda)