bron foto: omero.nl
In memoriam matris
Van onder de tafel, je speelplek, keek je naar haar. / Ze zat naast de kachel (een plattebuis, wist je later).
Uit een groene tuig woei de damp van kokend water / langs het wit van haar nachtjapon dat golvend naar
het donker stroomde rondom haar voeten, waar kolen / die in de asla dwarrelden even hun gloed
op achterlieten. Dit weet je; je weet nog hoe / haar arm bewoog, haar hand op en neer ging over
het donkere haar, dat ze borstelde – een bewaakt / ogenblik lang. Meer rest je niet. Haar gezicht
is onvindbaar, voorgoed verdwenen, weggeknipt / uit een foto die je geheugen toen heeft gemaakt.
Uit: Achter gewone woorden. De beste poëzie uit tien jaar De Tweede Ronde, Amsterdam, 1990
Bert Voeten (1918-1992, Breda)