Ankie Peypers Dicht een Jonger Vrouw

ankie peypers; literatuurmuseum.nlbron beeld: literatuurmuseum.nl

Een jonger vrouw

In mij is een jonger vrouw dan ik / met lichter ogen en smaller handen. / Zij staat op kleine gespitste voeten / door mijn ogen naar buiten te zien. / Zij kijkt naar de dagen, naar licht en naar kleuren, / ziet alles verwonderd, ziet alles heel schoon. / Beiden verlangen we, dat zij kon spreken, / dat zij kon bewegen en leven en breken / de donkere, die om haar woont.

uit: gedichten 1951-1975, An dekker Amsterdam, 1991

Ankie Peypers (1928-2008, Amsterdam)

Hester Knibbe Dicht het Domein

hester knibbe; nrc.nlbron beeld: nrc.nl

Domein

Dit is je grondgebied, vruchtbaar / maar afgemeten. Zet hier je paden uit, / de smalle en de brede. Stenen / zijn inclusief, grenzen staan

vast. Mijn Eden. Die hof lijkt / uitgediend; de boom die in het midden / staat, kraakt onder vrucht en blad, / muurvast dringt het seizoen

rond het verleden. Blijf ervan / af. Schaf schoenen aan, ga / stevig stap voor stap.

uit: de geur van kruizemunt waait over, Kwadraat Utrecht, 1998

Hester Knibbe (1946, Harderwijk)

H.M. van den Brink beloont verwachtingen

Kun je verwachtingsvol schrijven? Dat is wat in me opkomt bij het lezen van Over het water, de novelle die Hans Maarten van den Brink (1956) schreef. Het boekje trok de aandacht door verwijzingen naar internationale prijzen en belangstelling. Een Nederlands boek dat internationaal de aandacht trok? Dat moet iets bijzonders zijn. En dat is het.

Het schrijvan van Van den Brink is in dit boek zwanger van de verwachtingen. Voortdurend wil je weten hoe het verder gaat en vooral waar de verhaallijn me gaat brengen. Het is een mooi en zorgvuldig schrijven, een schrijven met diepgang.

roeien; roeland (studio)koningfoto: Roeland Koning; bron beeld: Studio Koning

Tijdens zo’n (roei)training maakte het landschap langs het water deel uit van het werk. Het riet, de weilanden, de boerderijen en, verder weg van de stad, de theekoepels waarachter landhuizen wit en grijs al honderden jaren stonden te dromen – het had eigenlijk allemaal niets te maken met de twee zwetende jongens die, soms steunend en vloekend (ik), soms omkijkend en dan bijsturend, inhoudend of extra kracht zettend (David) over het water voortbewogen. Maar het kon ook niet worden gemist. Het leek wel of al die natuur en de sporen van beschaving er speciaal voor ons waren, als een decor en zetstukken van ons werk, zoals wij, omgekeerd, ons in het zweet werkten als dank voor het voorrecht om er deel van uit te mogen maken. Wij twee, in een smalle bruine boot, op het spiegelende water, dat nu eens zwart leek en dan weer blauw, uitgelicht door een stralende zon, toegeknikt door overhangende bomen, aangemoedigd door fluisterend gras en suizend riet, nagestaard door koeien en vissers, met het geblaat van schapen of de hoorn van een vrachtschip in onze oren, met de wind die door onze haren streek en onze longen met zuurstof vulde. Wie zijn best deed, kon vroeg of laat van dit landschap een beloning verwachten.

uit: over het water – Hans Maarten van den Brink, Olympus Amsterdam, 2014

Henriëtte Ronner-Knip schilderde speelse salonkatten

henriette ronner-knip; drn2henriette ronner-knip; drn4henriette ronner-knip; drn6

Het kattenfilmpje is op veel social media een hit en een must. Hoewel er in de 19-de eeuw nauwelijks beelden waren die bewogen, was er toen ook al belangstelling voor katten, geschilderde katten.

Henriëtte Ronner-Knip (1821-1909, Amsterdam) schilderde speelse salonkatten en die schilderijen waren populair in heel West-Europa.

Ze leerde het schildersvak van haar vader, Josephus Augustus Knip. Die adviseerde haar naar de natuur te werken. Haar eerste focus was het leven op en rond het boerenerf. Ze schilderde landschappen, bossen, vee, katten, honden en muntte uit in het weergeven van veren, vachten en dierenogen.

In 1850 trouwde Henriëtte met Feico Ronner en verhuisde naar Brussel. Daar raakte ze geboeid door de trekhonden die toen voor melk- en kolenkarren werd gespand. Ze specialiseerde zich in het schilderen van honden. Haar werk werd op de Wereldtentoonstelling in Londen (1860) tentoongesteld en trok de aandacht. Bijvoorbeeld van de Belgische koningin. Die wilde haar schoothonden geportretteerd hebben.

Na 1870 legde Ronner-Knip zich toe op het schilderen van katten. Daar was veel belangstelling voor van kopers. Raskatten en pronkpoezen werden door de Nederlandse geschilderd. Omdat de prijzen voor dit soort schilderijen laag waren, schilderde ze er veel van in een hoog tempo. Gezien het feit dat de kat populair bleef, wekt het geen verbazing dat nu nog steeds de speelse salonkatten van Ronner-Knip gewild zijn.

bron: een eeuw apart – Caroline Bunnig, Rijksmuseum Stichting Amsterdam, 1993

henriette ronner-knip; drnhenriette ronner-knip; drn3henriette ronner-knip; drn5

Bijna iedere dag muziek: Patti Smith

Patti Smith (1946, Chicago, USA) is singer-songwriter en dichter. Omdat ze aktief was in de begindagen van de punk in de USA wordt ze daar The Godmother of Punk genoemd. Haar mengelmoes van rock en poëzie is beroemd geworden. In die poëzie neemt ze geen blad voor haar mond en is ze vooral eerlijk en oprecht over wat haar overkwam en haar bezighield. Dat waren zeer persoonlijke zaken maar ook politieke kwesties. Ze werkte samen met Bruce Springsteen (Because the Night), Michael Stipe (REM), Bob Dylan, John Cale en dichter Allen Ginsburg. Haar interesse beperkte zich niet tot popmuziek. Ze las poëzie van Rimbaud, kende fotograaf Robert Mapplethorpe; hield ze bezig met film; schreef boeken en was van invloed op menig popmuzikant. Michael Stipe, the Go-Betweens, Madonna, the Smiths en U2 zeiden door haar werk beïnvloedt te zijn. Ze kreeg onderscheidingen in Frankrijk, kwam terecht in de Hall of Fame en won prijzen. Bekend is ook haar optreden bij het toekennen van de Nobelprijs voor de Literatuur aan Bob Dylan.

Pedro Luis Raota schreef zijn portretten met licht

pedro luis raota; zwart-wit2pedro luis raota; zwart-wit4pedro luis raota; zwart-wit6Pedro Luis Raota (1934-1986) was een Argentijns fotograaf. Als jongeling verkocht hij zijn fiets om een camera te kunnen kopen. In Santa Fe de la Vera Cruz begon hij met het maken van portretten. Verhuisde naar Villaguary om zijn eigen studio te beginnen. In 1958 brak hij wereldwijd door met zijn portretten van mensen waarna de internationale prijzen hem deel werden.

Inmiddels hangen zijn portretten in musea en bij particulieren. Wat de foto’s van de Argentijn bijzonder maakt is de manier waarop hij de menselijke ziel weet te vangen in dat ene moment, fotografie eigen. Het zijn portretten die vanwege compositie, vorm en lichtval diepe indruk achterlaten bij de toeschouwer. Zijn foto’s zijn geschreven met licht en raak. Ze zijn krachtig en laten de gefotografeerden zien in hun kracht of juist in hun kwetsbaarheid. Je voelt het diepe medeleven, de intentie van Raota bij het fotograferen van het portret.

pedro luis raota; zwart-witpedro luis raota; zwart-wit3pedro luis raota; zwart-wit5pedro luis raota; zwart-wit7

Willem Brakman: ‘ik rekende God mijn ongemakken aan’

Odilon_redon-reflection; wikioo.orgHet schilderij Reflectie van de in het fragment genoemde schilder Odilon Redon; bron beeld: wikioo.org

Hoe schrijf je verhalen die enerzijds de lezers moeten boeien en anderszijds de moeite van het vertellen waard zijn? Het is het motto van de bundel Water als water, in 1965 geschreven door Willem Brakman en gepubliceerd.

Brakman is geen gemakkelijk leesbare schrijver, zeg ik met de kennis van nu. Zijn zinnen zijn wollig, betekenisvol, maar de woorden komen uit een voorbije, vergleden tijd. Het vergt doorzettingsvermogen. Omgekeerd vond Brakman het moeilijk zich te mengen in de buitenwereld. ‘Daar zat een glasplaat tussen,’ zei hij er zelf over.

In het titelverhaal volgen we de jongen die bij de padvinders gaat en ondertussen zijn twijfels uit over zijn omgeving en de personen die daarin verschijnen: zijn broer, moeder, vader en klasgenoten. Maar ook God komt voorbij. In het bijgaande fragment volgt, met humor,  een oordeel over God:

Eigenlijk behoor ik een diep gelovig mens te zijn, gezien het vele dat mij na het bidden en al biddende werd toegestaan, en misschien ben ik dat ook wel, die dingen zijn moeilijk scherp in het oog te krijgen. In mijn jeugd heb ik nooit ook maar een ogenblik gedacht dat God niet zou bestaan en dat is toch de tijd dat zulks het meeste voorkomt, maar Hij bleef wel steeds verbonden met mijn gemis. In de vervulde wensen woonde Hij niet of nauwelijks, en voor mijn gevoel hoort dat ook zo, want daar kunnen we het zelf wel weer aan. Het was geen geloof natuurlijk, geen van minuut tot minuut gedragen zijn, nee ik rekende Hem eigenlijk alleen mijn ongemakken aan, en die waren er altijd vele. Als het leven, maar misschien kan ik beter zeggen mijn leven, ooit ergens mee getypeerd is, dan is het wel met het woord ‘ongemakkelijk’. Mijn leven was altijd een ongelijke strijd met de traagheid die de lichamen eigen is, hun inertie, massa, zwaartekracht, substantie, de gas-, geluids-, warmte- en vloeistofwetten en de vele wetten die zich alleen voor mij voordoen, en dat is altegader niet eenvoudig, maar toch, is men hier eenmaal tussen de onwillige materie en kijkt men om zich heen, dan wil men niet meer weg, hoe vreemd dat ook klinken moge en hoe moeilijk dat tegenover zichzelf te verdedigen is. Ja, daar begint nog weer een heel andere orde van ongemakken en boven dit alles zweeft God, een enorme bol met sluit haar boven de ongemakkelijke wateren, zoals Odilon Redon dat ook al zag, en al het geschapene ligt voor zijn ogen, ik vooral. Maar al beschermde ik op mijn beurt ook het leven tegen het leven, redde ik groot en klein ongedierte, verminderde hun pijn, leed met hen mee en begroef hen zo nodig langs de weg onder mos en bladeren, uitverkoren aangeraakt werd ik echter niet; geen streeltje langs de wang, tikje op de schouder of fluistering in het oor. Hij bleef een soort super-keelarts met de zon op zijn voorhoofd en een mond van ze-zoeken-het-zelf-maar-uit. God is een van onze moeilijkste buren, een strak doodbibbersgezicht gemaakt uit wat stenen, sterren en orgelmuziek, niet in beweging te krijgen, tikje afgunstig ook.

uit: water als water, Salamander, Querido Amsterdam, 1982 (origineel uit 1965)

brakman, willem; ad.nlbron beeld: ad.nl

Willem Brakman (1922-2008, Den Haag)

Yasuhiro Ogawa fotografeert indrukken

Yasuhiro Ogawa; zw-w2Yasuhiro Ogawa; zw-w4Yasuhiro Ogawa; zw-w6Yasuhiro Ogawa; zw-w8

De Japanse fotograaf Yasuhiro Ogawa (1968, Kanagawa) trok 27 jaar lang door Azië en de rest van de wereld. Wat hij onderweg zag en het fotograferen waard vond, legde hij vast. Ogawa studeerde Engelse literatuur in zijn geboortestad, maar fotografie werd zijn levenslot. Zijn grote voorbeeld was Sebastião Salgado. De Japanner was meer dan talentvol want al snel volgden internationale prijzen.

Ogawa fotografeert momenten, emoties, gezichten en dromerige landschappen. Kortom, het zijn vooral indrukken van wat hij ziet, beleeft, meemaakt en die hem bijgebleven zijn. In die zin zijn de zwart-wit foto’s vergelijkbaar met schilderijen. Ogawa is een impressionist met camera. Dat impressionistische schilders belangrijk voor hem zijn, toont ook het feit dat hij 12 plekken bezocht die door schilders als: Monet, Renoir en Van Gogh op doek waren vastgelegd. Hij maakte op deze plekken foto’s en gaf ze daarmee een eigen draai.

Yasuhiro Ogawa; zw-wYasuhiro Ogawa; zw-w3Yasuhiro Ogawa; zw-w5Yasuhiro Ogawa; zw-w7

Paul Muldoon Dicht de Dag

Quoof

Hoe vaak heb ik ons familiewoord / voor de heetwaterkruik / naar een vreemd bed gedragen, / zoals mijn vader vroeger een gloeiendhete baksteen / in een oude sok jongleerde / naar de alkoof van zijn jeugd. / Ik heb het meegnomen naar zovele lieve hoofden / of als een zwaard tussen ons gel;egd.

Een hotelkamer in New Yrok City / met een meisje dat nauwelijks Engels sprak, / mijn hand op haar borst / als het smeulende eenmalige spoor van de yeti / of een ander schuw beest / dat de taal nog moet betreden.

uit: het dwingende verleden, Poetry International Serie Amsterdam, 1988; vertaling Peter Nijmeijer

muldoon, paul; nyt.combron beeld: nytimes.com

Paul Muldoon (1951, Ier)

Thomas is de ideale, ja, wat eigenlijk

uphoff, manon; parool.nlbron beeld: parool.nl

In het korte verhaal Thomas introduceert schrijfster Manon Uphoff Thomas: een eigenaardig, zeldzaam aantrekkelijk kind. Het is oorlogstijd of kort daarna.

Zoons en dochters hadden in het buitenland een veilig heenkomen gezocht, mannen die terugkeerden waren in veel gevallen invalide en verbitterd. En plotseling zagen ze hem (Thomas). Alsof er een kistje met een kostbaar, zeldzaam plantje was opengemaakt. In hun ogen werd hij de parel van het vervallen complex. Ze begonnen hem tegen te houden in de hal. Praatten tegen hem in het trappenhuis. Raakten hem aan, voorzichtig, moederlijk, beschermend. Streken over zijn haar, veegden een lok uit zijn ogen, hielden hem (vaak langer dan nodig) vast bij zijn smalle pols, trokken hem soms glimlachend wat dichter naar zich toe (de geur van brood, parfum, kruiden van de markt). Ze wilden hem eten geven, zochten in de stapels achtergebleven kleren van hun mannen en zoons naar hemden en truien en broeken die hem pasten.

Algauw bracht hij het grootste deel van zijn naschoolse tijd door met het binnengaan van het ene appartement na het andere, waar de vrouwen zich over hem heen bogen, kussens schudden, hem naast zich zetten, hem fotoalbums lieten zien, hem het huis rondleidden, hem bewonderden, naar zijn intiemste gedachten vroegen, hem op hun bank lieten zitten, liggen mocht ook, sokken uit. Ze begonnen hem hun verhalen te vertellen. (een van hen, je kon zien dat ze erg mooi was geweest, deed hem op een dag half huilend verslag van het verlies van haar schoonheid. Dat was de afgelopen vijf jaar gebeurd. Haar huid was grauw geworden, ze was drie kiezen kwijtgeraakt, haar borsten hadden hun volume verloren. Het begon al te schemeren toen ze zich na het derde glas drank, verbitterd, half opgewonden voor hem uitkleedde, met trillende vingers haar beha losmaakte en hem vroeg eens te kijken. Haar zucht toen zijn koude handen de warme huid van haar borsten raakten kwam van diep: ‘o jongen, o jongen.’)

fragment uit: Thomas; uit: Bekentenissen, Aristos Rotterdam, 2006

Manon Uphoff (1962, Utrecht)