Komrij over Gorter: Iets onheilspellends

achterberg-en-komrij kees-epskamp, literatuurmuseum.nlDubbelportret van Gerrit Komrij en Gerrit Achterberg (linksachter) door Kees Epskamp, (geen familie), bron beeld: literatuurmuseum.nl

In In liefde bloeyende (1999) nam Gerrit Komrij (1944-2012) gedichten onder de loupe uit de vaderlandse literatuur. Ook Herman Gorter (1864-1927) kwam voorbij. Met De bomen waren stil.

De bomen waren stil…

De bomen waren stil, / de lucht was grijs, / de heuvelen zonder wil / lagen op vreemde wijs.

De mannen werkten wat / rondom in de aard, / als groeven ze een schat, / maar kalm en bedaard.

Over de aarde was / waarschijnlijk alles zo, / de wereld en ’t mensgewas / ze leven nauw.

Ik liep het aan te zien / bang en tevreden, / mijn voeten als goede lien / liepen beneden.

uit: Verzen, 1890

Dit gedicht uit Verzen is een bundel uit de sensitieve periode van dichter Gorter. Komrij daarover:

…de woorden lijken uitgestrooid als bloesems over een van warmte zinderend wegdek, ze lijken als een druiventrosachtige stoet van kleine en nog kleinere zeepbellen door een fierefluiter in de lucht geblazen. Je ziet – om de beeldsprakerigheid maar even voort te zetten – hoe de dichter de oude, doorgelegen taalmatras opschudt om in de opstuivende kapok naar nieuwe vormen te zoeken.

Je ziet het en je hoort het en je voelt het. Alles dansend alles zorgeloos, alles neus in de wind en hoedje opzij. De poëzie van zon, zandverstuiving en strooien hoed. Op die manier zijn ze geschreven, zo lees je ze, zo onderga je ze – en als ze dat sensitivisme willen noemen, mij best.

(..)

… het gedicht lijkt met zijn simpele, eenlettergrepige woorden zó speels en wegwerperig dat we bijna de vreemde inhoud aan ons laten voorbijgaan, dat we de bijzondere toestand die de dichter hier beschrijft accepteren als iets vanzelfsprekends.

(..)

Hoeveel details we door het cellofaan heen ook kunnen aanwijzen, het blijft een luchtdicht verpakt gedicht. Aan de ene kant heeft het iets koortsachtigs, aan de andere kant blijft het nuchter. Wat het oproept komt nog het dichtst bij de sensatie die je kunt hebben als je bij zoveel graden koorts hallucineert. Wat het beschrijft in het wollige en tegelijk heftige, realistische gevoel van de extase. Ziehier de wereld, gezien na gebruik van een beetje speed.

(..)

Wat de dichter ziet, wat wij zien – het is een momentopname. Het beeld van de onbewogen camera. Het beeld van een wereld vlak vóór de catastrofe.

Er is iets ergs op til, een godallemachtig onweer, maar de wereld weet het nog niet. De mensen hebben het nog niet door. De dichter houdt zich van de domme.

Uit: in liefde bloeyende, Bert Bakker Amsterdam, 1999

 

Erik Spinoy Dicht de Dag

De triestigheid ’s avonds

Ontstaat een ritselen en geknaag. / Een roetkraai ruimt het stoppelveld. / De haagbeuk heeft zich opgemaakt. / De tuin ligt als een laken / kaal.

Op donkere velden brandt het loof. / De toren geeft de uren aan en wind / bevoelt haar jurk. De rug buigt / als een hazelaar.

Een hand omsluit een hand, een berm / rijst op. Met reeds ontstoken lampen / rijdt een auto, glimmend / door het land.

uit: Fratsen Gedichten, Prometheus Amsterdam, 1993

Spinoy-erik; schrijversgewijs.bebron beeld: schrijversgewijs.be

Erik Spinoy (1960, Aalst, Be)

Bijna iedere dag muziek: Santana

Nee, niet Let’s get it on van Marvin Gaye of Do me, baby van Prince maar Samba Pa Ti van Santana is de plaat die de Britse schrijver Nick Hornby (1980) koppelt aan sex. In theorie althans. Wat het in werkelijkheid werd? Dat leest u hier:

Samba Pa Ti is meer een instrumentaal nummer dan een song, maar tijdens een belangrijke periode halverwege mijn tienerjaren, toen ik het voor het eerst hoorde, sprak het me net zo welsprekend aan als iets wat tekst bevatte: ik was ervan overtuigd dat het nummer sex beschreef. Om preciezer te zijn: Samba Pa Ti was wat ik zou gaan horen als ik mijn maagdelijkheid verloor – zo niet op de stereo, dan wel in mijn hoofd.

Het begint langzaam, raadselachtig en mooi en dan wordt het dringerder, en dan – tja, dan sterft het langzaam weg. (Het nummer duurt trouwens vier minuten en zevenenveertig seconden, maar voordat ik van opschepperij wordt beschuldigd, ik had verwacht dat we tijdens het langzame gedeelte andere dingen zouden doen – zoenen, uit de kleren gaan, mogelijk wachten op een bus naar huis na de bioscoop – zodat ik erop vertrouwde dat ik het wel zou redden tot het wegsterven.)

(..)

Het was onvermijdelijk dat ik mijn maagdelijkheid niet verloor op Samba Pa Ti. Mijn onforuinlijke vriendin en ik luisterden daarentegen naar de tweede kant van Rod Stewarts Smiler, indertijd mijn lievelingsplaat; op de B-kant, zie ik nu, staan Hard Road, I’ve Grown Accustomed To Her Face en Dixie Toot. Het is duidelijk dat zoiets in een volmaakte wereld niet zou zijn gebeurd.

uit: 31 songs, Atlas Amsterdam, 2003; vertaling Anneke Goddijn

 

Laurence Sterne: Reizen om kennis en nieuwigheden te vergaren?

laurence sterne; amazon.combron beeld: carlislecityfc.com

Laurence Sterne (1713-1768, Iers) was geestelijke maar werd beroemd door het schrijven van twee romans: Tristram Shandy en A sentimental journey trough France and Italy. De boeken werden tijdens zijn leven al een succes en dat had te maken met het feit dat stijl en inhoud nogal anders waren dan veel ander roman-werk in die tijd. Sterne wordt door het schrijven van deze boeken gezien als voorloper van de Romantiek en uitvinder van de Stream of Consiousness, het opschrijven van een veelvoud van indrukken die zich spontaan opdringen.

Sterne las als geestelijke veel, schreef over zijn bevindingen en vergaarde faam door zijn opmerkelijke betogen. Het leverde niet alleen roem op, van de opbrengsten kon Sterne ook gaan reizen. Vooral naar oorden die goed voor de tuberculose-patiënt waren, want dat was de Ier.

Over dat reizen schreef hij met de nodige scepsis getuige het volgende:

Kennis en nieuwigheden kunnen vergaard worden door er op uit te trekken; maar of de kennis nuttig is en de nieuwigheden waarde hebben, dat blijft een grote gok – en zelfs als de gelukszoeker slaagt, moeten de verworven schatten met omzichtigheid en overleg gebruikt worden, willen ze enige winst opleveren – maar aangezien het ontzaglijk veel waarschijnlijker is dat zowel het verwerven als het toepassen ervan tegenzit, ben ik van mening dat een man er verstandig aan doet tevreden te zijn met een leven zonder buitenlandse kennis en buitenlandse nieuwigheden, vooral als hij in een land woont dat van beide bepaald niet verstoken is – ja, het heeft me menigmaal hartepijn gekost om te zien hoeveel modderige voetstappen de nieuwsgierige Reiziger heeft gezet om bezienswaardigheden en ontdekkingen te kunnen bekijken; ze hadden dat allemaal, zoals Sancho Panza tegen Don Quichot zei, dat droogvoets thuis kunnen zien. Deze tijd is zo verlicht dat er in Europa nauwelijks een land of uithoek s welks stralen niet met andere kruisen en mengen – Kennis is in de meeste van haar takken, en op de meeste gebieden, net als muziek op een Italiaanse straat, die genoten kan worden door lieden die er niets voor betalen – Maar er is geen volk ter wereld – en God is mijn getuige (want voor Zijn rechtbank zal ik ooit moeten verschijnen om verantwoording af te leggen over dit werk) dat ik hier niet bluf – maar er is geen volk ter wereld met een groter rijkdom en verscheidenheid aan kennis – waar de wetenschappen gepaster het hof gemaakt en zekerder gewonnen kunnen worden dan hier – waar de kunst meer wordt aangemoedigd en even spoedig een hoge vlucht zal nemen – waar zo weinig wordt overgelaten aan de Natuur (over het geheel genomen) – en waar, ten slotte, de geest zich beter kan voeden met vernuft en verscheidenheid van karakter – Wat zoeken jullie hier toch, beste landgenoten?

uit: de sentimentele reiziger – Laurence Sterne, Tabula, 1982; vertaling Frans Kellendonk

Komedieschrijver Aristofanes: hofnar van de Grieken

aristofanes; worldhistory.orgBuste van de Griekse komedieschrijver en scherp satiricus van zijn tijd, Aristofanes; bron beeld: worldhistory.org

Halverwege de vijfde eeuw voor Christus hadden de tragedie en de komedie ieder een eigen territorium afgebakend, zo lees ik in De scheppende mens van Daniel Boorstin. De Griekse wijsgeer Aristoteles schreef over beide toneelvormen in zijn Poetica.

De komedie hield het heden een spiegel voor. De tragedie riep het ongezien op, de komedie intensiveerde het dagelijks leven, dramatiseerde de babbelzieke oude man, de pochende soldaat, de ijdele courtisane, de grove en doortrapte jongeman die allen zo’n alledaags verschijnsel waren dat ze niet meer interessant waren. Door de komedie werden ze een bron van vermaak.

(..)

De komedie, zo legde Aristoteles uit, gaf een imitatie van een mens die erger was dan het gemiddelde; niet zozeer erger, echter, omdat hij iedere denkbare fout heeft, maar slechts één: belachelijkeheid, wat een ondersoort van de lelijkheid is…. het masker, bijvoorbeeld, dat de lachlust opwekt, is iets lelijks en vervormds dat evenwel geen pijn teweegbrengt. Dit betekende dat voor de komedie een bepaald soort moed nodig was die men niet bij alle dichters aantrof.

Aldus Aristoteles. En dat is meteen het bruggetje naar Aristofanes (450-357 v Chr), komedieschrijver die moed aan de dag legde in combinatie met welsprekendheid, geestigheid en fantasie. Hij zou de hofnar van de Grieken worden

Van meet af aan wekte hij ontzag met zijn gebrek aan eerbied jegens de groten en machtigen. Toen hij pas even in de twintig was, won hij met zijn eerste komedie de tweede prijs tijdens de grote Dionysia van 427. De Disgenoten, waarvan slechts fragmenten bewaard zijn gebleven, heeft de eeuwige strijd tussen de generaties als onderwerp en laat ons een door de wol geverfde, in de stad opgevoede jongen zien, die naar huis en naar zijn boerse vader terugkeert. Zijn vader is wanhopig over het feit dat de zoon Homerus niet heeft geleerd, zich niets aan atletiek gelegen heeft laten liggen en zelfs geen traditioneel lied kan zingen, maar zich wel tot kenner van wijn en parfums heeft ontwikkeld en de trucs van de geldwisselaars heeft geleerd. Geen medelijden, zo beweert de vader, zal me ervan weerhouden deze zoute vis, met al het vuil dat er – dat weet ik – in zit, te wassen.

Een treffende inkijk in de eeuwigdurende strijd tussen de opvattingen van generaties over hoe het hoort en dat door de ogen van iemand die 5 eeuwen voor Christus rondliep. Hoe belangrijk Aristofanes in zijn tijd was:

Toen de tiran Dionysos 1 van Syracuse alles over Athene wilde weten, stuurde Plato hem de toneelstukken van Aristofanes. Hij had niet beter kunnen doen, want niets ontsnapte aan Aristofanes’ blik.

uit: de scheppende mens – Boorstin, Agon Amsterdam, 1992; vertaling door Paul Syrier

Gaudi’s Segrada Familia nadert voltooiing

Naast een visualisatie van hoe de Segrada Familia in Barcelona eruit gaat zien, vind je hier ook het artikel dat NOS-Spanje correspondent Rop Zoutberg wijdde aan het feit dat Gaudi’s meesterwerk zijn voltooiing nadert. Organisch architect Antoni Gaudi (1852-1926) schiep gebouwen in de Jugendstil/Art Nouveau-stijl maar gaf er een duidelijke eigen twist aan. Veel van zijn werk is tot stand gekomen in Barcelona, de stad waar hij woonde en werkte. Dat zijn werk jaarlijks miljoenen bewonderaars trekt is te danken aan het eigenzinnige karakter ervan. De gebouwen en bouwwerken zijn een ode aan de verbeelding.

Bronnen: YouTube en nos.nl

https://nos.nl/l/2456571

Pirandello en de bezinning die de nacht biedt

Pirandello; verbumpress.itbron beeld: verbumpress.it

Een jongeman uit Turijn treft de vrouw van zijn dromen en woont met haar in het dorp Matera waar zij vandaan komt. Na verloop van tijd voelt hij zich niet langer senang in dat dorp. De grote bruisende stad trekt, maar zij wil niet.

De man doolt door het dorp en treft een weduwevrouw. Ze raken met elkaar in gesprek. Dit is wat vooraf gaat in het korte verhaal Nacht van Luigi Pirandello (1867-1936), de Italiaanse grootmeester van het korte verhaal. Twee dolende zielen in de Italiaanse nacht die elkaar raken in hun eenzaamheid. Zij weet dat hij vroeger mooi kon zingen…

Ja, ja… inderdaad: hij zong toen… Tot daar, tot in Matera, had hij die lieflijke, hartstochteljke liedjes uit zijn jeugd nog in zijn ziel, en wanneer hij op mooie avonden met zijn vrienden onder de sterrenhemel wandelde dan kwamen die liedjes weer bij hem boven.

Dan had hij het dus meegenomen, zijn leven, uit zijn ouderlijk huis in Turijn; en daar in Matera had hij het nog bij zich gehad, natuurlijk, als hij daar zong… in het bijzijn van deze arme, kleine vriendin die hij misschien een beetje het hof had gemaakt in die langvervlogen dagen, ach zomaar, uit sympathie, zonder bijbedoelingen… uit de behoefte aan wat warmte, wat genegenheid, de milde tederheid van een vriendin.

Weet u het weer, Noli?

Met zijn blik in de leegte van de nacht fluisterde hij: Ja mevrouw, ik weet het weer…

Huilt u?

Het is de herinnering…

Ze zwegen opnieuw. Ze keken beide de nacht in, en voelden nu dat hun ellende als het ware vervluchtigde, niet meer alleen van hen was maar van heel de wereld, van alle wezens en van alle dingen, van de duistere, slapeloze zee, van de flonkerende sterren aan de hemel, van heel het leven dat niet kan weten waarom we geboren worden, waarom we liefhebben, waarom we sterven.

uit: nacht; uit: De bokkesprong – Luigi Pirandello, Coppens & Frenks Amsterdam, 1992; vertaling Marijke de Jager en Anthonie Kee

GlavLit zette het mes in de literatuur

frank westerman; volkskrantbron beeld: volkskrant.nl

Ingenieurs van de ziel is de titel van het boek van schrijver/journalist Frank Westerman (1964). Daarin wordt duidelijk hoe de censuur werkte op de literatuur in de Sovjet-Unie onder Stalin. De eerste aanzet tot censuur en GlavLit, het staatsorgaan dat op censuur toezag, kwam van Lenin.

Zonder GlavLit was het totalitarisme in de Sovjet-Unie ondenkbaar. Routinematig bemoeide de censuurinstelling zich met het ontwerp van rijbewijzen, de belettering van zwemdiploma’s, motiefjes van zakdoeken, de handleiding van koffiemolentjes. Zij bezat alle papiervoorraden van de Sovjet-Unie. Lenin had de Glavnoje Oepravlenije po delam Literatoeroe in juni 1922 in het leven geroepen als onderdeel van het ministerie van Onderwijs met de opdracht ‘alle vormen van censuur te verenigen’.

In het begin hielden de 326 medewerkers zich amper bezit met bellettrie, domweg omdat de werken die kort na de burgeroorlog van de Sovjet-persen rolden op de vingers van een hand waren te tellen. Het GlavLit-apparaat legde zich toe op het fatsoeneren en toonbaar maken van overheidsstatistieken. Dankzij de censuur gingen de cijfers over prostitutie, criminaliteit en landloperij er met de jaren gunstiger uitzien, terwijl zelfmoord onder het proletariaat helemaal niet meer voorkwam. GlavLit bestreed gevoelens van onvrede en onveiligheid. Ontspoorde er ergens in de Siberische wildernis een trein, of stortte er een Oekraïense mijnschacht in, dan zorgde de censuur ervoor dat niemand dat te weten kwam. Bij aardbevingen en overstromingen hield zij het dodental geheim, en klonken er klachten over medicijntekorten in de apotheken dan voorkwam GlavLit dat die in de pers gemeld werden.

De censor hanteerde een checklist van taboes, die regelmatig per circulaire werd geactualiseerd. Tot ontsteltenis van Maksim Gorki, die toen nog in ballingschap aan de voet van de Vesuvius verbleef, voegde Lenins weduwe daar in 1926 een honderdtal boeken aan toe ‘die beestachtige of anti-sociale gevoelens’ zouden opwekken – waaronder de koran, de bijbel en het bedwelmende oeuvre van Dostojevski. Het was aan GlavLit om deze boeken metterdaad uit de bibliotheken te verwijderen, en als oud papier voor hergebruik beschikbaar te maken.

Ex-GlavLit-censor Solodin liet terugkijkend op die tijd in 1993 het volgende over de toenmalige censuur weten:

‘Censuur! Wat een vreselijk woord! Maar voor ons zijn de woorden geweer, bajonet, gevang of staat niet minder afschuwwekkend. Het is het arsenaal van de bourgeoisie. Maar wij zetten het geweer, de bajonet, de gevangenis en de staat in als heilige middelen om de oude orde te vernietigen. Dat geldt ook voor de censuur. Neen, wij zijn niet bang het mes te zetten in de zuiverste literatuur. Immers, onder haar vlag en verfijnd ogende verschijningsvorm kan een vergif in de naïeve en nog altijd verduisterde ziel van de gigantische massa’s worden gespoten.’

Isaak Babel kreeg er als een van de eersten mee te maken: plunderscenes in het boek de Rode Ruiterij, begaan door de bolsjewieken, zijn in de uitgave van 1926 toegeschreven aan de vijand.

uit: ingenieurs van de ziel – Frank Westerman, Olympus Amsterdam, 2005 

stalin; de.rbth.com

Jozef Stalin; bron beeld:de.rbth.com