Jonathan Raban over de angst van de Nederlander: verdrinken

Raban, Jonathan; mare.debron beeld: mare.de

De Brit Jonathan Raban (1942) is een veelgeprezen reisschrijver. In het korte Amsterdam gaat het over de hoofdstad, het water en de angst van de Nederlander.

Het was een eigenaardige combinatie van geografie en theologie. Meer dan welk Europees volk ook, werden de Nederlanders vanouds gedreven door angst voor de gevaren van de natuur. Ze waren bang om te verdrinken: de springvloed, de dijkdoorbraak, het gezonken schip waren buitengewoon machtige symbolen in de Nederlandse cultuur, die regelmatig opnieuw door echte rampen in het geheugen werden gegrift. Tijdens de Zeeuwse watersnood van februari 1953 waren tweeduizend mensen verdronken; het was de aanleiding voor de bouw van het gigantische dammen- en sluizenstelsel waar ik veertien dagen geleden langs was gevaren. Voor de Nederlanders was een scheepsongeval op het IJsselmeer (en het was elke zomer raak) niet hetzelfde als een verkeersongeluk of een dodelijke val van een ladder; het raakte een oude, gevoelige plek en herinnerde hen eraan dat verdrinken een van de meest betekenisvolle werkwoorden van hun taal was. Verdrinken. Het woord betekent niet alleen in het water omkomen, zoals in Zeeland, maar ook je geld verkwisten aan drank; zo combineert het de twee bekendste vormen van Nederlandse onachtzaamheid. Pas goed op je dijken en hou de jeneverfles scherp in de gaten. Zorg dat je geen drinker en geen drenkeling wordt.

Uit Amsterdam; uit: Het beste van Atlas, Atlas Contact Amsterdam; samenstelling Emile Brugman, 2015

Jonathan Raban (1942, Hempton, UK)

 

Ina van Vondel: primavera

Elfstedentocht, Hindeloopen; knmi.nl(Weg met) De Elfstedentocht uit een grijs verleden nabij Hindelopen; bron beeld: KNMI.nl

Laten we de vlag uitsteken / nu het spoedig lente wordt, / ga het ijs met handen breken, / maak een rugzak van uw deken, / keer de kussens, schud de bedden, / raag de spinnen en de webben.

Weg met de elfstedentochten, / ’t klef gedoe met warme worsten, / weg met stofnest, afgunst, leugen, / weg met kerels die niet deugen.

Laat een nieuw geluid beginnen, / werk vers groentesap naar binnen.

Halleluja, spek met bonen! / ’t Voorjaar gaat zijn kunsten tonen.

Uit: Op weg naar het feest, De Beuk Amsterdam, 1999

Ina van Vondel (onbekend)

Lisetta Carmi wierp licht op het Sardijnse leven

Carmi, lisetta; sardinie6Lisetta Carmi. Voci allegre nel buio. Fotografie in Sardegna 196Carmi, lisetta; sardinie2

De Italiaanse Lisetta Carmi (1924, Genua) was 18 jaar werkzaam als fotograaf (van 1960 tot 1979). In die periode legde ze het alledaagse leven vast van gemeenschappen in de verdrukking. Dat kon de oorspronkelijke Sardijnse bevolking zijn, maar ook de lhbt-gemeenschap in haar thuisland. Carmi is een vrouw met veel facetten. Ze kwam uit een joods intellectueel gezin, was succesvol als concertpianiste en docent. Ging fotograferen met een scherpe en levenslustige blik. Ontmoette een goeroe, stichtte een ashram in Puglia en is inmiddels 97. Haar foto’s krijgen steeds weer waardering van nieuwe generaties omdat ze sociale taboes niet uit de weg ging. De laatste jaren werden tentoonstellingen gehouden van haar werk. In 2010 is er een film over haar leven en werk gemaakt die succesvol was op het filmfestival in Venetië.

Carmi, lisetta; sardinieCarmi, lisetta; sardinie3

Th. van Os: dekken

Dekken

Ook al dekken wij ons hoofd / met hoeden, doekjes, pruiken / en sommigen van ons zelfs haar gezicht / zodat haar ogen nog meer doorgeefluiken / -vreemd, maar ook gelukkig, hoe weinigen / die taal verstaan, laat staan gebruiken, / doof voor barsten in stilte.

Ook al dekken wj ons hoofd, / wij hebben veertig zenders op de kabel / dus zag ik laatst het kunstig / geciseleerder rooster, stenen recitabel / vol vogels, bloemen, vruchten, / van een haremraam als uit een fabel / dat uitkeek op een binnenplaats.

Zo zien wij elke week de gaanderij / met houten roosters die ons afschutten, / de linker en rechter kerkbankrij, / de blutbanden van moederschap en wij, / eigen geperverteerd / door uitsluiting en horen bij, / ook al dekken wij ons hoofd met eer.

Uit: Vrouwenliefde & andere gedichten, Arbeiderspers Amsterdam, 2008

van os, th; thvanos.nl

bron beeld: thvanos.nl

Th. van Os (1954, Nijmegen)

Grunberg verdedigt met ironie het beest de mens

grunberg, arnon; trouw.nlfoto: ANP; bron beeld: trouw.nl

In zijn Loflied der Zotheid 2001, De mens zij geprezen, neemt schrijver Arnon Grunberg (1971) het op voor het beest de mens. ‘Een schepsel dat maar al te vaak door het slijk is gehaald.’ In navolging van Erasmus die in zijn Zotheid een loflied zingt op de Zotheid en haar hogepriesters, laat Grunberg in dit boek een advocaat de mens verdedigen. Hij neemt de mens in bescherming tegen azijnpissers. De mens is een marionet die lijdt aan wellust, begeerte, haat, manipulatie en wreedheid. Allemaal kwesties die een slechte naam hebben. Onterecht want ze hebben veel goeds en moois tot stand gebracht. ‘Als je moet kiezen of je God, de appel, Eva of de slang bent, kun je maar beter de slang zijn.’

Wie dit boekwerkje leest zal zich verbazen. Het is ironie wat de klok slaat en met ironie hebben we anno nu niet heel veel meer. Daarvoor zijn de tenen te lang, de kampen te ver uit elkaar gedreven en is de nuance ver te zoeken. En toch is deze Zotheid de moeite waard. Het biedt een niet zo fraaie kijk op ons soort mensen maar biedt veel, heel veel herkenbaars. Ook voor de tijden van nu. En het zet aan tot nadenken. Dat is het beste wat een boek kan overkomen.

In dit overzichtelijke boekje komen veel thema’s aan bod. Daaronder: de oorlog.

Oorlog is ook een frisse wind. Een toestand waarin de mens eindelijk de kans krijgt zich te bevrijden van de regels die hij niet of half begrijpt en die toch op hem drukken. Een toestand waarin hij even schaamteloos kan zijn, en de liefde voor het leven kan herwinnen.

(..)

Oorlog is een massale flirt met dood en vernietiging om de liefde voor het leven te bevestigen. Er valt veel goeds en nuttigs in een oorlog te ontdekken. En net als de voorjaarsschoonmaak ruimt het lekker op. Een feest van liefde kun je het noemen, liefde voor het begin en voor het einde, voor het leven en de dood, de wraak en het bloed. Het zijn niet de minsten die hebben beweerd dat veel mensen in oorlogstijd boven zichzelf uitstijgen. Wie zegt: ‘Ik ben tegen oorlog’, laat zien dat hij het slachtoffer is van manipulerende cynici en op macht en geld beluste entertainers.

Grunberg haalt nu een voorbeeld aan uit de filmindustrie. Full Metal Jacket, een ant-oorlogsfilm van regisseur Stanley Kubrick. Daarover het volgende:

Minstens drie redenen zijn in Full Metal jacket te vinden waarom het leger een prachtig instituut is en het product van dat instituut minstens zo waardevol, zo niet waardevoller is dan vanille-ijs. Allereerst zegt de drilmeester tegen zijn pupillen: ‘We hebben hier geen racistische vooroordelen. Hier zijn jullie allemaal even waardeloos.’ Het maakt niet uit of je een smous, een nikker, een spaghettivreter of gewoon een smeerlap bent, in het leger is iedereen even waardeloos. Is het niet prachtig, pleit het niet voor mijn cliënt dat hij een dergelijk instituut heeft bedacht? Het zou ons streven moeten zijn om boven de poort naar het leven het opschrift ‘Hier is iedereen even waardeloos’ te hangen, Helaas is dat nog niet realistisch. Alleen al in deze rechtszaal is mijn cliënt stukken waardelozer dan de getuigen, die uit pure behendigheid de dans hebben weten te ontspringen.

Uit: De mensheid zij geprezen, Atheneum, Polak & Van Gennep Amsterdam, 2001

Arnon Grunberg (1971, Amsterdam)

Eybers: mislukte afspraak

eybers, elisabeth; laimböck, literatuurmuseum.nlPortret gemaakt door Lia Laimböck; bron beeld: literatuurmuseum.nl

Mislukte afspraak

’n Meeu deurweef die raam na willekeur / My liefling kan nie kom vanweë die weer

want alle strate is met ys bestreel. / Die ongebonde meeu wat mooiweer speel

met ons bedoelinge dans op en neer: / ’n bitter lugruim gun hom vry verkeer.

Uit: Gedigte 1958-1973, Querido Amsterdam, 1978

Elisabeth Eybers (1915-2007, Klerksdorp, Zuid-Afrika)

Bijna iedere dag muziek: Johann Joachim Quantz

Johann Joachim Quantz, Duits fluitvirtuoos en componist, geboren 1697 in Oberscheden bij Göttingen, gestorven 1773 in Potsdam.

Johann Joachim Quantz was al op zeer jonge leeftijd in muziek geïnteresseerd en kreeg zijn eerste muziekonderricht van zijn oom, Justus Quantz te Merseburg, bij wie hij verschillende instrumenten leerde bespelen.

In 1718 kreeg Quantz werk als hoboïst aan de Koninklijke Poolse Kapel van Frederick Augustus II. Hij bleef ook in Dresden spelen. Al spoedig, na vier maanden studie bij Pierre Gabriel Buffardin, speelde hij in dit ensemble het instrument waardoor hij later een historische figuur zou worden: de fluit.

Vanaf 1728 was Quantz fluitleraar van de kroonprins Frederik van Pruisen, de latere Frederik de Grote. Hij verhuisde naar Berlijn in 1741 nadat Frederik koning van Pruisen was geworden en werd diens kamermusicus en hofcomponist. Deze functie behield hij tot aan zijn dood.

Johann Joachim Quantz was samen met Carl Philipp Emanuel Bach en Franz Benda een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de galante stijl, schreef circa driehonderd op Antonio Vivaldi georiënteerde concerten en tweehonderd kamermuziekwerken voor fluit. In zijn muziek huldigt hij de zogenaamde “gemengde smaak”, d.w.z. hij combineert bijvoorbeeld Italiaanse en Franse stijlelementen met Duitse contrapuntische techniek.

Bron: muziekbus.nl

Ken je klassiekers: Cupido en Psyche

gerard, francois; commons.wikipedia.org

Francois Gérard schilderde het stel in liefdevolle omarming. Boven het hoofd van Psyche bevindt zich een vlinder, die symbool staat voor de ziel

Je zult maar een onsterfelijke god zijn en als bonus de liefde in je portefeuille hebben. Ik heb het over Cupido (verlangen), Amor (liefde) of Eros (seksuele liefde). De ondeugende zoon van Venus (godin van de liefde) en Mars (oorlog). Cupido beschikte over pijlen en boog. Gouden pijlen voor het verlangen en loden pijlen voor de afkeer want dat zijn de keuzen als het om echte liefde gaat.

david, jacques louis; cupido en

Jacques Louis David schilderde het prachtstel gelegen op bed

Cupido wist als geen ander wat liefde en vooral hartstocht was. Hij werd verliefd op Psyche (de ziel), prinses en (toe maar) het mooiste meisje van de wereld. Om de wederzijdse liefde te beklinken werd een berg beklommen om daar in het huwelijk te treden. Psyche werd opgetild door de wind en zachtjes meegevoerd naar een bosrijke vallei waar een schitterend kasteel stond. Daar bracht de schone prinses haar dagen in ledigheid door, terwijl ze ’s nachts bezocht werd door een geheimzinnige minnaar (waarin we uiteraard Cupido herkennen). Psyche werd opgejut door haar jaloerse zussen en zelf was ze erg nieuwsgierig naar wie die hartstochtelijke minnaar kon zijn. Ze stak de olielamp aan om het gezicht van haar partner te zien. Een druppel hete olie viel op Cupido, die wakker werd, wegvloog en haar achterliet. Psyche zocht naar Cupido, kreeg onmogelijke opdrachten van moeder Venus als straf voor het onteren van haar zoon. Oppergod Jupiter werd geraakt door het verlangen van Cupido naar Psyche en maakte haar onsterfelijk. Hereniging van het stel volgde: eind goed al goed.

Cupido (verlangen) en Psyche (ziel) waren voer voor klassieke filosofen en voor kunstenaars. Voor christelijken stond het stel voor het streven van de ziel naar de hemel en onsterfelijkheid, te bereiken door liefde.

van dyck, anthony; cupido en

Cupido en Psyche in de verbeelding van Anthony van Dyck

Renaissancekunstenaars beeldden Cupido af als jongeling. Barokke en Roccoco-kunstenaars maakten er een dikke peuter van met vleugels. Veel schilderijen met het stel laten symbolische seksuele of morele boodschappen zien. In taferelen van geluk en genot zien we een vermenigvuldiging van het aantal Cupido’s (de putti in het Italiaans).

van balen, hendrick; puttiDansende putti toegeschreven aan Hendrick van Balen

bron: De kunstgids, Marcus Lodwick, 2004