bron beeld: rollingstone.de
Plaats van handeling is Barcelona, een appartement vlakbij Gaudi’s Sagrada Familia. James Salter (1925-2015) laat ons binnen bij Malcolm en Nico, een echtpaar dat zich in de Spaanse stad heeft gevestigd. Waarom?
Malcolm is verliefd op deze stad. Hij heeft er een diepe genegenheid voor, die gedeeltelijk is gebaseerd op een verhaal van Paul Morand en ook op een voorval dat jaren geleden in Barcelona plaatsvond
Dat voorval is het feit dat architect en beeldbepalend figuur voor Barcelona, Antonio Gaudi, door een tram werd aangereden, niet werd herkend, lang bleef liggen op straat. Uiteindelijk werd hij naar de armenzaal van een hospitaal gebracht waar hij overleed op de dag dat Malcolm werd geboren.
De flat lig aan Avenida General Mitre, en Nico’s kleermaker, zoals ze hem noemt, woont bij Gaudi’s kathedraal in de buurt, aan de andere kant van de stad. Dat is een arbeiderswijk, het ruikt er een beetje naar vuilnis. De bouwplaats is omgeven door muren. In het trottoir zijn vierpassen gedrukt. Hoog boven alles uit rijzen de spitse torens. Sanctus, sanctus, roepen ze. Ze zijn hol. De kathedraal is nooit afgemaakt, zijn deuren komen aan twee kanten uit op de open lucht. Malcolm is in de kalme avond van Barcelona vele malen om dit lege monument heen gelopen. Hij heeft nagenoeg waardeloze pesetabriefjes gepropt in de gleuf met: Giften om het werk voort te zetten. Het lijkt erop dat ze aan de andere kant gewoon op de grond vallen of, als hij goed luistert, dat een priester met een bril ze wegsluit in een houten kistje.
Malcolm gelooft in Malraux en Max Weber: kunst is de ware geschiedenis van volkeren. In de details van zijn persoonlijkheid zijn aanwijzingen te bespeuren van een proces dat nog niet helemaal voltooid is. Dat is het vormen van een man tot een betrouwbaar instrument. Hij bereidt zich voor op de komst van de grote kunstenaar die hij op een dag verwacht te zijn, een kunstenaar in de waarlijk moderne betekenis, dat wil zeggen zonder vaardigheden maar met de overtuiging van genialiteit. Een kunstenaar die bevrijd is van de eisen van het vakmanschap, een kunstenaar op het gebied van begrippen, van generositeit, wiens werk het scheppen is van zijn eigen legende. Zolang hem ook maar één volgeling wordt gegeven kan hij geloven in de heiligheid van dit doel.
Hij voelt zich hier gelukkig. Hij houdt van de brede, door bomen verkoelde boulevards, van de restaurants, de lange avonden. Hij laat zich gaan op de stroom van een traag huwelijksleven.
uit: am Strande von Tanger; uit: Schemering – James Salter; Meulenhoff Amsterdam, 1998; vertaling Else Hoog
James Salter (1925-2015, USA)