Graham Swift transplanteert Nicky’s hart

Graham-Swift; lauaragarzon.esbron beeld: lauragarzon.es

Boer Frank Randall heeft drie zonen. Zijn vrouw hoopt dat het vierde kind een meisje zal zijn. Het wordt Nicky, die het tegenovergestelde van een meisje wordt: een brutale, roekeloze branie, die zijn moeder om zijn vinger windt. Ik leid het Het hart van onze Nicky in, een kort verhaal van de Britse schrijver Graham Swift (1949). In dit verhaal is broer Mark de verteller. Mark is dierenarts en vertelt over zijn broertje waarvan je al snel weet dat het slecht gaat aflopen. En wat zich dan ontspint is een hartverscheurend verhaal, letterlijk, met een bijzonder eind. Een verhaal over dilemma’s, keuzes en de gevolgen daarvan. Door Swift op een weergaloze manier vertelt.

Dit alles – ik bedoel de herinnering aan Nicky die voor de spiegel zijn haar kamde – lijkt nu verweg, aan de overkant van een kloof. Als je toen zelfs tegen mijn vader had gezegd – het is pas zestien jaar geleden – dat op een dag vlees- en veeprijzen zouden duikelen, dat op een dag van ‘gekke koeien’ zou worden gesproken, dat hij zichzelf op een dag alleen zou straffen door stierkalveren ter wereld te brengen die zo naar de slacht gingen, dan had hij je in je gezicht uitgelachen, het erf rondgekeken en je voor gek verklaard.

Als je hem had gezegd dat op een dag, binnenkort, iets wat altijd een gegeven was geweest bepaald geen gegeven meer zou lijken maar iets wat aan een zijden draadje hing – dat een boer niet alleen voor zichzelf werkt maar ook voor wat hij nalaat – dan had hij je nog erger dan gek verklaard. En als je had gezegd dat het aan het einde van de twintigste eeuw geen zeldzaamheid zou zijn dat een boer met een geweer zijn schuur inging en er nooit meer uitkwam… Goed, dat zou je niet gezegd hebben, ook al had je het geweten.

Ik wist het niet. Ik kon de toekomst niet voorspellen. Ik ging gewoon mijn eigen gang. Wat er met Nicky gebeurde deed de deur dicht. Het lijkt nu natuurlijk, behalve voor mijn moeder, dat ik de verrader was, de deserteur die een veilig heenkomen zocht, die het zinkende schip verliet.

uit: het hart van onze Nicky – Graham Swift, Bezige Bij Amsterdam, 2004; vertaling Rien Verhoef

Graham Swift (1949, Londen, UK)

KHOP schrijft in 50 woorden verhalen

a drift

bron beeld: afdh.nl

Drift

Een glanzend en vlekkeloos wit was de overheersende kleur. Nergens stof van onopgeloste problemen, nergens rollende tranen. Leven zonder geschiedenis. Je hield het huis minitieus schoon, alsof het een boot was. Een eiland van eeuwig zonlicht was het. Tot die dag. Als een kapot roer zat je daar.

uit: 50 easy pieces – KHOP, afdh Doetinchem; 2012

A.L. Snijders schreef het Zeer Korte Verhaal (ZKV); KHOP (Peter Möricke, 1941) het ultrakorte verhaal (UKV). Achter deze vier hoofdletters gaat een van origine Duitse schrijver schuil die in het Engels schrijft en in Friesland woont. In 50 woorden, in 50 woorden precies, moet het verhaal geschreven zijn. Is het resultaat poëzie of zijn het filosofische teksten? Dat is aan de lezer. Onder diens ogen en in diens brein moet het wonder ontstaan: dat een tekst gaat leven. Deze literaire pronkstukjes zijn een smakelijke mix van poëzie en wezenlijke waarheden.

Belangrijke rollen in de UKV’s zijn weggelegd voor natuurlijke landschappen en dieren. Hevige regen, modderpoelen, kristalheldere beken, winderige wegen, wolken, vogels en speciaal paarden, je vindt het in 50 easy pieces, KHOP is iets bijzonders.

Christen Købke studeerde op het landschap

2003.179

christen købke; lndschp6

De Deense kunstenaar Christen Købke (1810-1848) behoort tot de schilders van de Deense Gouden Eeuw. Købke kwam, geheel in de geest van die tijd, veel buiten om te schilderen maar is uitzonderlijk omdat zijn schilderijen uiteindelijk in het atelier tot stand kwamen. Hij nam er de tijd voor. De Deen was in zijn korte bestaan als beroepsschilder niet heel productief.

Dat had te maken met zijn manier van werken. Købke schetste veel als hij buiten was. Maakte detailstudies en hij legde vast welke kleuren, welk licht, welke luchten en welke stemming hij wilde gebruiken. Bijzonder was dat hij die schetsen zowel met potlood, pen als in olieverf uitvoerde. Terwijl de schets in olieverf opdroogde, ging hij in pen of potlood verder. Een ander kenmerk zijn de vele invalshoeken die hij koos. Hij maakte van zijn onderwerp schetsen die datzelfde onderwerp van veel kanten belichtte. Hij schroomde niet om ongebruikelijke posities in te nemen. Een landschap, over het dak van een huis gegezien, schilderen terwijl de schoorsteen op de voorgrond het meest bepalende element is.

Die werkwijze leidde bij de Deen tot schilderijen die er strak en gedetailleerd uitzien. Er is veel aandacht voor compositie en architectuur. Bomen en mensen zijn uitgebreid voorbereid en krijgen de juiste plek in de compositie. Die strakke penseelvoering zou hij verruilen voor een wat vrijere en levendiger. Hoe dat zou zijn afgelopen weten we echter niet want Købke stierf jong (38 jaar) aan een longontsteking.

bron: Kunstschrift 2, 1996

christen købke; lndschpchristen købke; lndschp5

christen købke; lndschp4christen købke; lndschp3

Als Robert Walser wandelt…

robert walser; welt.deRobert Walser gaat op pad; bron beeld: welt.de

… krijg je een wonderlijke wereld voorgeschoteld. De duitstalige Zwitser Robert Walser (1878-1956) kende een leven waarin lijden en angst belangrijk rollen spelen. Walser kwam uit een groot gezin, was een goede student (gymnasium), had culturele interesses maar moest zijn vader opvolgen die boekbinder en lijstenmaker was. Ging in de leer bij een bank, wilde acteur worden maar zag zijn dromen uiteenspatten. Hij kwam een tijdlang onder de hoede van zijn broer Karl (paralellen met Vincent van Gogh), schreef gedichten en romans, maar was nooit succesvol. Perioden van zwerven, geen vaste plek kunnen vinden en rustloosheid in allerlei bijbanen, veroorzaakten steeds meer isolement. Zich terugtrekkend uit de maatschappij maakten bij Walser veel angst en psychische problemen los. Opname in een psychiatrische kliniek werd noodzakelijk. Daar zou Walser nooit meer van loskomen.

In heel dat leven bleef Walser schrijven en wandelen, zijn geliefde bezigheid. In zijn schrijven veranderde hij van impressionistisch, observerend, zintuiglijk, eenvoudig en melancholisch naar sterk subjectieve teksten, die eenvoudig lezen maar waarin voortdurend een ondertoon van angst is te ontdekken.

Wandelen was voor Walser belangrijk. Daarin kon hij zijn hoofd vrijmaken en de wandeling bood hem structuur.

In de novelle De Wandeling (1917) ga je als lezer met Walser wandelen. Minitieus legt hij vast wat hij onderweg ziet, wie hij ontmoet en wat zijn reactie is op de dingen die van buiten komen. Hij laat zichzelf aan het woord, maar ook de ander. Het zijn gedachten die veel kanten opgaan. Omdat Walser als modernist bekend staat, ga je ervan uit dat zijn schrijven diepere lagen aanboort. De wandeling kun je zien als het verslag van een scheppingsproces. Walser probeert al schrijvend aan het echte leven te ontsnappen.

Van verre zie ik al een spoorwegovergang die ik zal moeten oversteken; maar voorlopig ben ik nog niet zo ver. Zoals men absoluut moet weten, heb ik eerst nog twee à drie belangrijke opdrachten af te handelen, evenals enkele volstrekt noodzakelijke, onontkoombare regelingen te treffen. Hiervan zal zo uitvoerig mogelijk verslag worden gedaan.

Men zal mij genadig toestaan op te merken dat ik onderweg mijn gepaste opwachting te maken heb bij een elegante herenkostuumzaak of kleermakersatelier vanwege een nieuw pak dat ik moet passen of laten vermaken.

Ten tweede heb ik op het gemeentehuis of administratiekantoor een hoop belasting te betalen. Ten derde moet ik een opmerkelijke brief naar het postkantoor brengen en in de brievenbus gooien. Bovendien zal ik na tamelijk lange tijd misschien mijn haar weer eens moeten laten knippen.

Men ziet hoeveel ik te doen heb en hoe deze ogenschijnlijk voortsukkelende, aangename wandeling letterlijk wemelt van praktische, zakelijke beslommeringen. Men zal daarom zo vriendelijk moeten zijn om verlengingen te vergeven, vertragingen te billijken en langdradige uiteenzettingen met kantoor- en overige beroepslieden te accepteren, ja misschien zelfs als welkome toevoegingen en toegiften ter verstrooiing toe te juichen. Voor alle hieruit voortvloeiende lengtes, breedtes en wijdtes bied ik bij voorbaat netjes mijn beleefde verontschuldigingen aan.

Is een auteur uit de provincie of hoofdstad ten aanzien van zijn lezerskring ooit zo schuchter en hoffelijk geweest? Ik kan het nauwelijks geloven en daarom ga ik met uiterst gerust geweten door met vertellen en kletsen en meld ik het volgende: bij god nog aan toe, het is de hoogste tijd om naar mevrouw Aebi te hollen voor het diner of middagmaal. Zo meteen slaat het halfeen. Gelukkig woont deze dame dicht bij mij. Ik hoef alleen maar glad als een aal het huis in te sluipen als in een sluiphol of in een onderkomen voor arme hongerlijders en beklagenswaardige verpauperden.

uit: de wandeling – Robert walser, Lebowski Amsterdam, 2015; vertaling Machteld Bokhove

Robert Walser (1878-1956, Zwitser)

Haushofer en de rusteloze vrouw

haushofer; stationista.combron beeld: stationista.com

De Oostenrijkse schrijfster Marlen Haushofer (1920-1970) is een ontdekking. Haar verhalenbundel Ontmoeting met de onbekende toont haar talent en haar vermogen om aangrijpende verhalen te schrijven die over het lot van vrouwen gaan. Zoals in De Nalatenschap. Er is sprake van een relatie tussen een student geneeskunde en een vrijgevochten vrouw met een geheim. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de keurig opgevoede man, die zich aangetrokken voelt door de vrouw die duidelijk anders is.

Regine kon soms betoverend wild zijn. Vaag voelde ik dat haar levenshonger niet met mijn kussen en liefkozingen te stillen was. Op een keer drukte ze mijn vuisten zo heftig tegen haar borst dat ik bang was, haar pijn te doen en me voorzichtig losmaakte.

Ze keek me met grote afwezige ogen aan en mompelde: Het is nog steeds veel te weinig.

Wat bedoel je Regine? vroeg ik verbaasd.

Dat begrijp je toch niet, fluisterde ze moedeloos. Soms doet iets me zo verschrikkelijk pijn, en ik weet niet wat het is. Niemand kan me helpen, het zit binnen in me, je zou me fijn moeten drukken om te zorgen dat het eindelijk ophoudt.

Regine, zei ik smekend, kun je dan niet gelukkig en tevreden zijn? Ik mag je toch zo graag! De zon schijnt, de rozen bloeien. Wat kan ons nog ontbreken?

Het is allemaal te weinig. De zon zou me moeten verbranden, de rozengeur zou me moeten verdoven, en jij zou van me moeten houden in plaats van me graag te mogen. maar dat – ze lachte zachtjes – begrijp jij niet, anders kon je niet tevreden zijn in mijn armen.

Ik zweeg ontdaan en geïrriteerd. Haar mateloosheid stootte mij af. Ik voelde dat ik hier bij een grens stond die ik op grond van mijn aard niet kon overschrijden. Het was uiterst onverstandig om naar je eigen vernietiging toe te werken, en ik was een vijand van onverstand. Wie de vliesdunne glazen wand tussen zichzelf en zijn omgeving stukslaat, begeeft zich in levensgevaar.

uit: de nalatenschap; uit: Ontmoeting met de onbekende – Marlen Haushofer; BZZTôH, Den Haag, 1991; vertaling Ria van Hengel

Rembrandt tekende olifant Hansken

olifant, rembrandtolifant, rembrandt2olifant, rembrandt3Het verhaal van Hansken, de beroemdste olifant uit de 17de eeuw, is wonderlijk, maar ook aangrijpend. Olifant Hansken werd langs jaarmarkten, kermissen en hoven gevoerd en inspireerde Rembrandt (1606-1669) om haar een aantal keer te tekenen. Het dier heeft veel moeten doorstaan: ze werd gedwongen lange tochten te maken door Europa en moest veel optreden.

In 1633 was Hansken voor het eerst in Amsterdam. Die zomer was ze te zien op de Kloveniersburgwal, om de hoek bij Rembrandt. Maar de kunstenaar was destijds mogelijk in Friesland. In de herfst van 1637 was de olifant opnieuw in Amsterdam en toen greep Rembrandt zijn kans. Hij moet vol verwondering zijn geweest: hij had immers nooit eerder een olifant in het echt gezien. Het enorme, grijze dier met haar lange slurf zal grote indruk op hem hebben gemaakt; hij heeft haar een aantal keer vereeuwigd.

olifant, rembrandt6

Leonore van Sloten, conservator Museum Het Rembrandthuis: ‘Rembrandts tekeningen van Hansken geven zijn observerende en geïnteresseerde blik goed weer: hij tekende haar “nae ’t leven”, met aandacht voor elk detail zoals haar korte haartjes, huidplooien en de bewegingen van haar poten en slurf. De tekeningen hangen in het museum naast Rembrandts ets van Adam en Eva in het paradijs. Daarop is Hansken in de achtergrond te zien. Rembrandt voegde iets actueels toe aan het Bijbelse verhaal, waarmee deze prent extra aantrekkelijk werd voor kopers.’

olifant, rembrandt5

Hansken liet haar sporen niet alleen achter in kunstwerken. In 1647 is ze op de dijk langs de Amstel, net buiten de stad, door een houten brug gezakt en in het water terechtgekomen – met goede afloop. Een kort gedichtje, ‘De Olifantsbrug’ van de zeventiende-eeuwse dichter Jan Six van Chandelier, gaat daarover. De brug werd hersteld, maar nu van steen gebouwd en sindsdien de Olifantsbrug genoemd. In de buurt liep ook het Olifantspad en er was een herberg die De Oliphant heette.

bronnen: IFAW en Het Rembrandtshuis

Allard Schröder demonteert zijn hoofdpersonage

Schrijver Allard Schröder (1946, Groningen) was een blinde vlek voor me. Nooit van gehoord, niks van gelezen. In de Gorsselse molen kwam ik twee boeken van hem tegen: Grover en De hydrograaf. Luttele uren daarvoor had ik een aanprijzende recensie gelezen van zijn laatste boek: Sellinger.

Ondertussen een heel eind op streek in Grover. Een roman die leest als een thriller, een pageturner en die een spannend verhaal combineert met prachtig gevonden zinnen, die zicht bieden op de innerlijke roerselen van hoofdpersoon Grover. En als je moet vertellen waar de roman over gaat dan denk je: nou ja. Een man die bij de bank werkt. Uit een laag milieu komt. Die het aanknoopt met de vrouw van een collega. Betrokken is bij een ongeluk. Fraude op het spoor komt. Zichzelf zonder ambitie door het leven beweegt en geen fiducie heeft in een goede afloop. Waarin merkwaardige nevenpersonages het verhaal geur, kleur en gepaste entourage geven. Zoiets. Maar: Wat Kan Die Man Schrijven! Dat heeft vooral ook te maken met de kant die het verhaal en zijn personages opgaan: de duistere en donkere kant. Er trek wat dagelijks en herkenbaar leed voorbij: vernederingen, trauma’s, sociaal ongemak, uitsluiting en ongelijkheid. En dat boeit.

allard schröder; writersunlimited.nlbron beeld: writersunlimited.nl

Grover, de hoofdpersoon, kan zich een gebeurtenis herinneren, die zich afspeelde in zijn jonge jaren. Het circus was in het dorp. Nieuwsgierig geworden gaat hij op onderzoek uit en belandt op het circusterrein.

Grover draaide zich om.

Het paard liet het wit van de ogen zien, de oren bewogen onrustig. Het werd bereden door een man met onbarmhartige ogen en sluik haar, die ongeduldig met zijn rijzweep tegen zijn laarzen sloeg. Op de jongen neerkijkend zei hij dat hij daar niet mocht zijn en het kind in Grover begreep meteen de ernst van zijn overtreding. Zo’n terrein als dit, van de buitenwereld afgesloten door een kring van oude vrachtwagens, was heilig: wie het betrad moest vluchten of zich onderwerpen aan de regels die er golden.

Toen Grover als verlamd bleef staan, steeg de man af en liep, nog steeds met de zweep tegen de laarzen slaand, keurend om hem heen, ondertussen steeds maar weer met een warme, melodieuze stem herhalend dat de jongen zich op verboden gebied bevond en dat overtreders werden gestraft.

Tersluiks keek de jongen naar hem op en voelde zich door de kleine pupillen van de ruiter naar binnen gezogen. Daar werd hij gedemonteerd. De weinige bruikbare onderdelen werden waarderend betast en opzij gezet voor later, de rest werd weggegooid.

Verward boog Grover het hoofd. Om hem heen hing een misselijk makende geur van angst en rottend aas, die niet uit een kooi afkomstig was, maar van hem. Hij was hier een dier en moest de zweep gehoorzamen.

uit: Grover – Allard Schröder, Bezige Bij Amsterdam, 2003

Allard Schröder (1946, Groningen)

Bas Heine: ‘Als het boek op reis gaat’

bas heine;decorrespondent.nlbron beeld: decorrespondent.nl

Journalist en schrijver Bas Heine (1960, Nijmegen) gaat in Boek op reis in op het boek als reisbagage.

Vakantieboeken zijn niet bedoeld als culturele bagage, aldus de Britse schrijver Aldous Huxley. Ieder boek op reis gelezen is een souvenir. De herinnering aan omstandigheden waarin het gelezen werd, is vaak sterker dan de herinnering aan het boek zelf, meent de Brit.

Ervan uitgaande dat een boekenkast het paleis der herinneringen is, oftwel een mentale videotheek, is er bij het boek op reis sprake van een verhevigde werkelijkheid. Zo zullen op reis de herinneringen sterker zijn.

En dan is er het boek dat onderweg verloren gaat, achterblijft.

Boeken die onderweg verloren zijn, zijn niet werkelijk verloren: ze zijn zelf op reis gegaan. Wat is er met hen gebeurd na het onverwachte afscheid? Zwerven zij nog altijd over de verschillende continenten, of hebben ze een veilig onderkomen gevonden in een vreemde boekenkast? Beleeft een nieuwe eigenaar er geestelijke genoegen aan, of heeft hij of zij het gevonden boek gebruikt als steun voor een te korte tafelpoot of als toiletpapier? Afgesneden herinneringen worden speculaties; ze verzachten het verlies.

fragmenten uit: boek op reis; uit: Heilige monsters, Bert Bakker Amsterdam, 1989

Herontdekte prachtwerken van kunstenares Michaelina Wautier/Woutiers

michaelina wautiers; vrouwmichaelina wautiers; vrouw3michaelina wautiers; vrouw5michaelina wautiers; vrouw7Michaelina Wautier of Woutiers (1604–1689, NL) was een barokke kunstschilderes uit de Zuidelijke Nederlanden. Hoewel haar oeuvre beperkt is, wijst het op een uitzonderlijk talent. Ze was bedreven in een veelheid aan formaten en genres, van bloemstuk en portret tot historiestuk. Ze kreeg opdrachten voor altaarstukken en mythologische taferelen

Over het leven van Michaelina Wautier is vrijwel niets bekend. Ze kwam uit Bergen in Henegouwen. Lange tijd vond men geen doopcertificaat van haar, tot aannemelijk werd gemaakt dat ze op 2 september 1604 gedoopt is in de Saint-Nicolas d’Havré onder de naam Maria Magdalena Watier. Haar ouders, Charles Wautier en Jeanne George, hadden samen zes kinderen, van wie Michaelina het enige meisje was. Uit een eerder huwelijk had de vader nog vijf kinderen.

Rond 1642 installeerde Michaelina’s jongere broer Charles (1609-1703) zich in Brussel. Vermoedelijk leefde ze toen al bij hem. Ze leidden een vrijgezellenbestaan in een statig huis nabij de Kapellekerk. Haar gedateerde werk, negen doeken, is geschilderd tussen 1643 en 1659. Vier van haar schilderijen maakten deel uit van de kunstverzameling van aartshertog Leopold Willem, zoals blijkt uit een bewaarde boedelbeschrijving (1659). Hoewel dit op zich al aangeeft dat ze in haar tijd groot aanzien moet hebben genoten, komt haar naam in geen enkele historiografische bron of lofdicht voor.

De schilderijen van Michaelina Wautier zijn van een grote schoonheid. Haar stijl doet vermoeden dat ze net als haar broer Charles in Italië studeerde. Ze schilderde portretten, bloemen en godsdienstige en mythologische taferelen.

In tegenstelling tot de gangbare opvatting dat vrouwelijke kunstenaars een voorkeur hadden voor kleine formaten, maakte Michaelina Wautier grote tot zeer grote schilderijen.

bron: wikipedia.org

michaelina wautiers; vrouw2michaelina wautiers; vrouw4michaelina wautiers; vrouw6

Bijna iedere dag muziek: Tom Verlaine

Afgelopen maand is een einde gekomen aan het leven van wat nog een legende moet worden: Tom Verlaine (1949-2023, USA), wiens echte naam minder poëtisch klinkt: Thomas Miller. Tom Verlaine was mijn gitaarheld in het volgende rijtje: Eric Clapton, Gregg Allman, Leo Kottke en uiteraard Jimi Hendrix. Waar Jimi Hendrix ver uitsteeg boven al het andere gitaargespuis, had dat te maken met fabelachtige techniek in combinatie met vernieuwing. Datzelfde zag ik terug bij Tom Verlaine. Verlaine was de gitaargod van de punk/new wave-generatie.

Fred de Vries schreef er in De Groene Amsterdammer van 9-2-2023 het volgende over:

Als tiener luisterde Verlaine naar Richard Wagner en de free jazz van John Coltrane en Albert Ayler. Hij speelde saxofoon, maar na een sportincident waarbij hij zijn tanden verloor, koos hij voor de elektrische gitaar, ook al werd hij pas na het horen van het chaotische 19th Nervous Breakdown van de Rolling Stones enthousiast over rockmuziek. Als instrument koos hij een onvervormde Fender Jazzmaster, die een dun, metalen geluid voortbrengt. Zijn belangrijkste regel: vermijd alle bluesclichés. Net als Albert Ayler wilde hij ‘boven de noten uitstijgen’. Op het toneel leken zijn lange, magere vingers vergroeid met de zes snaren. Patti Smith scheef dat hij ‘gitaar speelt met een hoekige, in zichzelf gekeerde passie, alsof er duizend blauwe vinken krijsen’.

(..) Verlaine bleef tot aan zijn dood een enigma. Hij was de musician’s musician en door bands als Pavement, Dinosaur jr en Sonic Youth leefde zijn grensverleggende werk zich voort. Hij was een romanticus, stijfkoppig, zelfverzekerd, perfectionistisch, paranoïde. En bovenal geniaal.

Verlaine speelde in bands als Neon Boys en Television, voordat hij solo verder ging. Zijn invloeden waren behalve Wagner, Coltrane en Ayler; de vroege Rolling Stones en 13th Floor Elevators. Miller vernoemde zich naar de 19-de eeuwse Franse dichter Paul Verlaine als eerbetoon aan diens werk.