Kafka belandt in het bagagenet

kafka; pinterest.combron beeld: pinterest.com

In het korte verhaal Eerste droefenis schetst schrijver Franz Kafka (1883-1924) de bijzondere keuze die een trapeze-acrobaat maakt. De acrobaat wil dag en nacht op de trapeze zijn. In het circus waar hij optreedt, voldoet men aan zijn (zeer bescheiden) behoeften. Elkaar aflossende bedienden houden beneden de wacht en op alles wat van boven vereist word, reageert men door speciaal geconstrueerde vaten op en neer te halen. Tot zover geen probleem. Maar een circus reist doorgaans. En aan reizen heeft de acrobaat een hekel. Schoorvoetend stemt hij toe als er met de trein gereisd kan worden. Dan begeeft hij zich in het bagagenet, begeleidt door zijn impresario.

Zo reisden zij weer eens samen, de trapeze-acrobaat lag in het bagagenet en droomde, de impresario zat tegenover hem in de hoek bij het raam geleund een boek te lezen, en toen sprak de trapeze-acrobaat hem zachtjes aan. De impresario stond hem onmiddellijk ter beschikking. De trapezekunstenaar zei, op zijn lippen bijtend, dat hij voortaan voor zijn turnen in plaats van de ene trapeze van tot nog toe, er steeds twee moest hebben, twee trapezes tegenover elkaar. De impresario ging daar onmiddellijk mee akkoord. De trapeze-acrobaat echter, alsof hij wilde laten blijken  dat de instemming van de impresario hier even onberekend was als bijvoorbeeld zijn protest zou zijn, zei dat hij nu nooit meer en onder geen beding op maar één trapeze zou turnen. Bij het idee dat dat misschien toch ooit nog eens zou kunnen gebeuren, leek hij te huiveren. De impresario gaf, aarzelend en scherp toeziend, nog eens zijn volle instemming te kennen, twee trapezes waren beter dan één, ook verder was deze nieuwe voorziening voordelig, de productie werd daardoor rijker aan afwisseling. Toen begon de trapeze-acrobaat plotseling te huilen. Diep ontzet sprong de impresario op en vroeg wat er gebeurd was, en omdat hij geen antwoord kreeg, klom hij op de bank, streelde hem en drukte zijn gezicht tegen dat van hemzelf, zodat hij ook met de tranen van de trapeze-acrobaat werd overgoten. Maar pas na vele vragen en vleiende woorden zei de trapeze-acrobaat snikkend: Alleen maar die ene stang in mijn handen – hoe kan ik dan leven?

Nu was het al eenvoudiger voor de impresario om de trapeze-acrobaat te troosten: hij beloofde meteen vanuit het eerstvolgende station naar de plaats van de volgende gastvoorstelling te telegraferen inzake de tweede trapeze: verweet zichzelf dat hij de trapeze-acrobaat zo lang maar op één trapeze had laten werken, en bedankte hem en prees hem zeer, omdat hij hem eindelijk op deze fout attent had gemaakt. Op deze manier wist de impresario de trapeze-acrobaat langzaam-aan weer gerust te stellen, en hij kon weer naar zijn hoek teruggaan. Zelf was hij echter niet gerustgesteld, enrstig bezorgd bekeek hij de trapeze-acrobaat heimelijk over zijn boek heen. Wanneer zulke gedachten hem eenmaal begonnen te plagen, konden ze dan ooit nog helemaal ophouden? Zouden zij niet onvermijdelijk alsmaar sterker worden? Waren zij niet levensgevaarlijk? En de impresario meende werkelijk te zien, hoe nu in de schijnbaar rustige slaap waarin het huilen was geëindigd, de eerste rimpels zich in het gladde kindervoorhoofd van de trapeze-acrobaat begonnen te griffen.

uit: absurde verhalen, Tabula Amsterdam, 1984; vertaling Thoams Graftdijk

Franz Kafka (1883-1924, Praag, Tsjech)

Kapuscinski: ‘wat ons met de Ander verbindt’

Ryszard-Kapuscinski; diariovivo.combron beeld: diariovivo.com

Ryszard Kapuscinski (1932-2007) was reisjournalist en schreef een aantal reisboeken die monumentaal mogen worden genoemd. Aan het einde van zijn leven verzamelde hij een zestal lezingen die gaan over de ontmoeting met de Ander, de vreemdeling. De Pool beschouwde de ontmoeting met de Ander als een universele en fundamentele ervaring. Conflict, oorlog en geweld zijn uitingen van menselijk falen, van niet willen of kunnen communiceren met de Ander. In tijden van globalisering, migratie en vluchtelingenstromen; van heterogene en hybride culturen; van gemeenschappen en culturen die hun plek aan de ronde tafel van wereldvolkeren opeisen; is het dan nog mogelijk naar de Ander te luisteren?

Hoe het ook zij, de wereld die we nu met z’n allen betreden, is een Planeet van de Grote Kans, zij het niet onvoorwaardelijk. Die kans staat slechts open voor degenen die hun taken serieus opvatten en daarmee bewijzen ook zichzelf serieus te nemen. Die nieuwe wereld heeft in potentie veel te bieden, maar is ook veeleisend. Het kiezen voor de gemakkelijkste en kortste weg blijkt vaak een weg te zijn die doodloopt.

In die wereld zullen we telkens een nieuwe Ander tegenkomen, die langzaam tevoorschijn komt uit de chaos en verwarring van de moderne tijd. Mogelijk zal die Ander ontstaan uit de ontmoeting tussen de twee stromingen die de cultuur van de moderne wereld vormen: de globalisering, die onze werkelijkheid een uniform karakter verschaft, en de tegenovergestelde stroming, die eropuit is onze bijzondere kenmerken, onze uniciteit en de individuele verschillen te behouden. Mogelijk wordt die Ander hun kind en erfgenaam. Om die reden moeten we trachten een dialoog met hem aan te gaan en met hem te communiceren. Mijn jarenlange ervaring in het omgaan met verre Anderen heeft mij geleerd dat alleen een welwillende houding tegenover een ander mens in staat is bij deze de snaar van menselijkheid aan te slaan.

Wie zal die nieuwe Ander zijn? Hoe zal onze ontmoeting eruitzien? Wat zullen we tegen elkaar zeggen? In welke taal? Zullen we in staat zijn naar elkaar te luisteren, elkaar te begrijpen? Zullen we bereid zijn ons te laten leiden door wat, zoals Joseph Conrad het verwoordt: ons vermogen tot bewondering en verrukking, ons besef van het levensmysterie aanspreekt; door wat appeleert aan ons gevoel voor mededogen, schoonheid en pijn, aan de verborgen verbondenheid met de rest van de wereld, aan die subtiele maar onoverwinnelijke overtuiging dat er een soort solidariteit bestaat die eenzaamheid van ontelbare mensenharten verenigt, aan de gemeenschappelijkheid van dromen, vreugden, zorgen, doelen, illusies, hoop en angst die de mens met zijn naaste verbinden, die de hele mensheid onderling verbinden – de doden met de levenden en de levenden met de nog niet geborenen?

uit: de Ander, Arbeiderspers Amsterdam, 2008, vertaling Ewa van den Bergen-Makala

Ryszard Kapuscinski (1932-2007, Pinsk, Pol)

Paul Theroux ziet een weke blinde worm

Theroux-Color-credit-William-Furnissfoto: William Furniss; bron beeld: nwwriterss.com

De Amerikaanse schrijver Paul Theroux (1941) ken ik vooral van zijn reisboeken. Na zijn opleiding Bachelor of Arts, sloot hij zich aan bij het Vredeskorps en trok vervolgens naar Malawi. Daarna begon een lange periode van reizen. Dat reizen werd de bron voor het schrijven van reisverhalen waarmee Theroux wereldwijde bekendheid verwierf.

Minder bekend wellicht zijn zijn korte verhalen. Zoals in dit onderhavige geval: Woorden zijn daden. Over een echtpaar dat uit elkaar gaat. De man bevindt zich op Corsica, ontmoet daar een nieuwe scharrel, en gelooft een nieuwe weg in te kunnen slaan.

Zijn vrouw had hem in Marseille verlaten. Ze zei dat ze haar eigen leven wilde leiden. Ze was bijna veertig en ze legde uit dat geen man twee keer naar haar zou kijken als ze nog langer wachtte. Ze weigerde erover te praten of zich daartoe te laten verleiden; haar besluit stond vast. Sheldrick was degene die op de knieën ging, maar het hielp niets.

Hij zei: Wat heb ik dan gedaan?

Het gaat om wat je hebt gezegd.

Woorden zijn daden: hij wist dat ze dat bedoelde. En niet een, maar een opeenstapeling ervan in de loop van ruim tien jaar. Het huwelijk, wist hij, was al veel eerder stukgelopen. Hij had er vrede mee gehad om tussen brokstukken te wonen en hij had gedacht dat ze hem nodig had. Maar in Marseille verklaarde ze dat ze hem ging verlaten. De woorden die ze met zo’n simpele directheid zei ontkrachten hem; ze deden pijn alsof zij hem, door zo te spreken, had vertrapt. Hij ging ermee akkoord dat zij het huis kreeg, plus maandelijks een bedrag.

Hij zei: Ik zal eronder lijden.

Dat verdien je.

Haar manier van doen was meisjesachtig en hoopvol, die van hem bijna bedaagd. Zij ging naar huis; maar toen het voor hem tijd werd om naar huis terug te keren zag hij daar de zin niet van in en al evenmin waarom hij zou gaan werken. Hij was hoogleraar Franse literatuur aan een universiteit in Connecticut, het nieuwe studiejaar stond voor de deur. Maar vanaf de dag dat zijn vrouw hem verliet, beantwoordde Sheldrick geen brieven, maakte geen plannen en dacht niet over de toekomst na. Wat had het voor zin? Hij deed niets, omdat niets er toe deed. Toen hij deze reis ondernam was hij gelukkig geweest, al had hij zijn vrouw ergens wel een last gevonden. Nu de zomer voorbij was, had zijn vrouw hem verlaten en begon hij te geloven dat ze de wereld met zich mee had genomen.

Hij zag van niets dat hij ooit gedaan had het belang nog in, maar zijn gevoel van mislukking was zo totaal dat hij het gevoel had alsof hij niet bestond, behalve als een beleefd en onschadelijk schepsel, beroofd van al zijn defensiemiddelen en met uitsterving bedreigd. Zijn vrouw had hun kei weggerold en hem weerloos achtergelaten, als een weke blinde worm.

uit: woorden zijn daden; uit: acht Amerikaanse verhalen, bijlage bij Avenue, november 1992; vertaling Peter van Oers, Rita Vermeer

Paul Theroux (1941, USA)

NL-4K-B

B-bakker korff, hugo

Hugo Bakker Korff (1824-1882, Den Haag) schilderde vaak huiskamertaferelen met wat oudere vrouwen in de hoofdrol. Ze zijn perfect geschilderd met oog voor detail; Leidse fijnschilderij zoals we dat kennen uit de zeventiende eeuw. Bakker Korff pleegde graag milde spot met de kleinburgerij waaruit hij zelf voortkwam. Een interieur waarin het aan niets ontbreekt met wat oude vrijsters; het is de ironie van Bakker Korff.

B-bauer, marius

Marius Bauer (1867-1932, Den Haag) was geobserdeerd door de Oriënt. Hij reisde veel naar dit gebied en legde zijn indrukken vast in schetsen, die later in etsen werden uitgewerkt. Minder vaak werd het een schilderij. Enthousiast werd de Hagenees van het straatleven en de architectuur, die hij, als het zo uitkwam, mengde met fantasie. Zijn grafische techniek deed tijdgenoot Jozef Israëls verzuchten: Die jongen heeft geen talent, hij is talent.

B-beekman, chris

Kunstenaar Chris Beekman (1887-1964, Den Haag) was communist en dat is in zijn werk goed merkbaar. In zijn schilderijen gaat het vaak om groepen mensen, die hun woede delen en zich verzetten tegen onrecht. Beekman schilderde om te laten zien dat hij solidair was, zich verbonden voelde met het onderdrukte individu, de arbeidersklasse. Beekman wilde graag maatschappelijk relevante kunst en wilde nadrukkelijk onderdeel zijn van die maatschappij. Naarmate de jaren vorderden werd zijn werk wat kubistischer.

A dune landscape

Kunstenares Else Berg (1877-1942, Ratibor, Tsjech) woonde en werkte in het Noordhollandse Bergen. Daar stond ze onder invloed van de grondlegger van de Bergense School: Le Fauconnier. Maar waar de meeste school- en tijdgenoten nadruk legde op impulsiviteit, was Berg meer aan het Duits Expressionisme toegedaan. Haar werk kenmerkt zich door spiritualiteit, een sterke binding met de omringende natuur.

Bob den Uyl deelt een nederlaag

bob den uyl;dvhn.nlbron beeld: dvhn.nl

Schrijver Bob den Uyl (1930-1992) is de man die verhaalt over vreugdevolle, edoch neerslachtige zaken; geouwehoer, smaakvol opgedist; desoriëntatie in bedrieglijke eenvoud, aldus Gerrit Komrij over de verhalen van de geboortige Rotterdammer. Den Uyl was een fervent fietser, een liefhebber, die ook wel eens de stad uitkwam. Dan toog hij naar België, Duitsland of Spanje, vertelde hij over de ongemakken van het reizen en deed dat op superieure wijze, dat wil zeggen met humor en stemmend tot nadenken.

In Drie manieren om de dood te ontlopen, vertelt hij over een trip down memorylane naar het Zuid-Duitse Weisensteig, waar zijn grootouders vandaan komen. Dat was geen onverdeeld genoegen, maakt hij duidelijk. Veel ongemak en herinneringen die niet blijken te kloppen. Van dat ongemak een voorbeeld, dat zich overigens afspeelt in het Portugese Lissabon.

Het herinnert me aan een scene in een tram in Lissabon, waar ik de conducteur wil betalen met een biljet van 500 escudo’s – toen nog veertien cent, die escudo – waarvan hij natuurlijk niet terug heeft, wisselgeld is schaars daar. Maar dat biljet is werkelijk de kleinste eenheid die ik bij me heb. Met het biljet in de hand bljf ik zitten, wachtend op verdere ontwikkelingen. De conducteur blijft bij me staan, kijkt me af en toe aan om te laten merken dat er nog steeds een financieel geschil tussen ons bestaat, maar doet verder niets. Om de impasse te verbreken sta ik op en ga de hele tram rond, iedereen vragend of hij of zij kan wisselen. Niemand kan dat. Dan ga ik weer zitten, het biljet nog steeds in de hand. De conducteur blijft ook staan, een steeds treuriger uitdrukking op zijn gezicht. Ik denk dat hij bezig is met de vraag of hij gerechtigd is me eruit te zetten, en zo ja, of hij daar wel zin in heeft. Twee argumenten zijn mogelijk: ik heb geld om een kaartje te kopen, dus hoef ik er niet uit. Daarentegen ben ik ondanks dat geld niet werkelijk in staat een kaartje te kopen, dus moet ik er wel uit. Mijn geestelijk verweer – want conversatie is door taalverschil onmogelijk –  is dat hij maar in staat moet zijn geld te wisselen, zo veel is 500 escudo’s nou ook weer niet, terwijl ik verder in het voordeel ben door niets te hoeven ondernemen. Die tocht van mij door de hele tram was al meer dan genoeg, eigenlijk had dat op zijn weg gelegen. Zo duurt de situatie enige tijd voort, ik stilleven met bankbiljet, hij stilleven met zwarte schoudertas, de tram toekijkend.

Maar er is meer aan de hand. Hier speelt zich een zachtaardig Portugees drama af, zoveel begrijp ik er wel van zonder het echt te begrijpen. Hier staat hij tegenover een probleem waarvoor geen oplossing mogelijk is. Hij beseft dat, maar wil er nog niet aan. Als het tot hem doordringt dat hij niet eeuwig bij mij kan blijven staan, draait hij zich langzaam om  en schuifelt weg, af en toe omkijkend of ik misschien toch nog twee losse escudo’s heb gevonden. Zijn aftocht is zo droevig, dat ik neiging krijg mijn gezicht in mijn armen te verbergen en zachtjes te schreien. Nu zou plotseling een zwaarmoedige fado moeten weerklinken die de gebeurtenis schrijnend zou beschrijven, de onmacht van de mens aantonend. Hij verdwijnt – of vervaagt – achter een paar mensen, ik zit nog even wat gelijkhebberig met dat biljet in mijn hand en berg het dan beschaamd weg. Ik heb de indruk dat wij de nederlaag samen eerlijk hebben gedeeld.

uit; hier klopt iets niet, Querido Amsterdam, 1996

Bob den Uyl (1930-1992, Rotterdam)

Slauerhoff Dicht de Dag

Woninglooze

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, / Nooit vond ik ergens anders onderdak; / Voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak, / Een tent werd door den stormwind meegenomen.

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, / Zoolang ik weet dat ik in wildernis, / In steppen, stad en woud dat onderkomen / Kan vinden, deert mij geen bekommernis.

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen / Dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt / En tevergeefs om zachte woorden smeekt, / Wanneer ‘k weleer kon bouwen, en de aarde / Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de / Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.

uit dichten over dichten, Nederlandse poëzie van de 19-de en 20-ste eeuw, Contact Amsterdam, 1994; samenstelling Arjan Peters en Atte Jongstra

J.Slauerhoff (1898-1936, Leeuwarden)

slauerhoff, lc.nlbron beeld: lc.nl

Over reizen: De reis is de vroedvrouw van de gedachte

dijksterhuis reist; citynavigator.nl.jpegbron beeld: citynavigator.nl

Heb je behoefte aan het op orde brengen van je geest? Ga dan reizen is het advies dat Ap Dijksterhuis (1968), hoogleraar, psycholoog en fervent reiziger, geeft aan zijn lezers in het boekje Wie (niet) reist is gek. Daaruit het volgende fragment dat meer inzicht geeft in de heilzame werking van het reizen:

Inspiratie beloont alleen een bedrijvig en weldoorvoed brein dat ontdaan is van onnodige ballast.

Mooie ideeën presenteren zich vrijwel altijd op momenten dat het brein in beweging is, bijvoorbeeld omdat het verwonderd is, of ontroerd. Ingevingen die goed zijn maar ook substantie hebben (dus niet het op zich goede maar verder onbeduidende idee om citroensap over een salade te druppelen om de smaak te verbeteren) verschijnen bovendien na een periode waarin veel nieuwe prikkels zijn verwerkt. Om de kans op het krijgen van geïnspireerde invallen te vergroten is het verder van belang het brein te vrijwaren van onbetekende zaken, die desondanks een deel van de aandacht en denkkracht gijzelen. Een hoofd dat volzit met troep zoals zorgen om een erg volle mailbox of ergenis over een agenda vol geestdodende vergaderingen, heeft niet het vermogen om geïnspireerd te raken. Zoals Joost Zwagerman ooit zei: Ik ben het meest productief als mijn dagen leeg zijn als een woestijn. Eenvoudig samengevat: waardevolle ideeën komen voort uit een actieve, goedgevulde en schone geest. Een passieve, halflege en smoezelige geest presteert niet veel.

je kunt de drie bovengenoemde voorwaarden voor inspiratie en creativiteit – een geest die actief is, goedgevuld en schoon is – op verschillende manieren afdwingen. Een paar dagen je mail niet checken kan voor psychologische verfrissing zorgen. Een goed boek, een pakkende film of een diepzinnig en geanimeerd gesprek kan je brein aangenaam beroeren. Er is echter maar één bezigheid die de geest helemaal op orde kan brengen: reizen.

uit: wie (niet) reist is gek – Ap Dijksterhuis, Prometheus Amsterdam, 2017

Het citaat De reis is de vroedvrouw van de gedachte is afkomstig van Alain de Botton

Reizen masseert de ziel, beweert Ap Dijksterhuis

ap dijksterhuis; rtlnieuws.nlbron beeld: rtlnieuws.nl

Het tegenovergestelde van heimwee is wegwee, zo lezen we in Wie (niet) reist is gek van psycholoog en reiziger Ap Dijksterhuis (1968). Een lofzang op het reizen, het thuis verlaten uit nieuwsgierigheid. Dijksterhuis beweert dat reizen invloed heeft op onze gesteldheid; het houdt het brein soepel; het reikt inspiratie en creativiteit aan; haalt vooroordelen onderuit; maakt gelukkiger en leidt tot een langer leven. Dat is nogal wat.

Om een beeld te krijgen van de redenen om het boek te schrijven, wat fragmenten uit het voorwoord.

Hans Christian Andersen, de Deense schrijver die vooral bekend is van zijn sprookjes, bespeurde in zichzelf een gevoel dat zich laat omschrijven als het tegenovergestelde van heimwee. Als de sneeuw smelt, de ooievaar arriveert en de eerste stoomschepen uitvaren, ervaar ik een pijnlijke onrust. Die onrust, zo vervolgde Andersen, dwong hem steeds weer op reis te gaan. Laten we zijn gevoel wegwee noemen. Weg willen zijn. Weg van hier. Weg van het bekende.

(..) Het liefst beschouw ik mijn dwingende gevoelens van wegwee, en ook mijn vroeg ontloken liefde voor atlassen, als uitingen van een wat extreme, maar verder volstrekt natuurlijke nieuwsgierigheid. Mensen hebben prikkels nodig zoals ze eten nodig hebben.

(..) Onze geest houdt van doelen, en dient met nieuwe impulsen voortdurend in beweging te worden gehouden. Einstein vergeleek de mens met de fiets. Om in evenwicht te blijven moet je de vaart erin houden.

(..) De essentie van reizen is het stellen van steeds nieuwe doelen en het verwerken van steeds weer nieuwe informatie: morgen gaan we naar Djenné, over drie dagen naar Timboektoe. Van alle manieren om onze geest te masseren is reizen de meest weldadige. En ook de meest natuurlijke.

(..) Reizigers zien thuisblijvers als enigszins deerniswekkende figuren die een fundamenteel aspect van het leven aan zich voorbij laten gaan. Niet-reizen is als verstoken blijven van muziek. Of liefde.

uit: wie (niet) reist is gek – Ap Dijksterhuis, Prometheus Amsterdam, 2017

Ap Dijksterhuis (1968, Zutphen)

Cueco: reizen en het landschap

cueco, henri; michellunardelli.combron beeld: michellunardelli.com

Henri Cueco (1929-2017) was de Franse schilder, essayist en schrijver die kunstenaar en tuinman met elkaar in gesprek bracht. In Gesprekken met mijn tuinman gaat het gesprek over bijvoorbeeld: schoonheid, natuur, kunst, maar ook over reizen en het landschap.

Wolken zijn net als golven maar dan afwisselender, en regen is goed voor de planten… Hoewel, het is overal hetzelfde: als je ergens geboren bent, vind je het daar het best. Denk je niet dat de eskimo’s die het hele jaar door op het ijs en in het donker leven, zouden maken dat ze wegkwamen, als ze er niet geboren waren? Als je op reis gaat, zie je iets van de wereld, maar ben je blij als je weer thuis bent. Je kunt het meer waarderen. Eigenlijk kun je beter thuis blijven, en het is ook minder duur.

Tel je zegeningen, tuinman. Even later voegt de tuinman er dit nog aan toe:

We hebben het eigenlijk best goed, daarboven in ons flatje. Je hebt een mooi uitzicht. ’s Avonds is het na het eten naar bed, ’s ochtends ben ik voor dag en dauw op. Ik drink mijn kopje thee en zie de zon opkomen. Ik wacht hem op op het balkon. Hij komt op boven het dal. Het is er vaak nevelig. Jij noemt dat een landschap. Maar een landschap is iets wat niet beweegt, waar je voor stopt om naar te kijken. Voor mij moet het bewegen, er moet iets gebeuren, anders kijk ik niet. Er gebeurt trouwens altijd wel wat als je goed kijkt. Ik vind het heerlijk om de zon te zien opkomen en de nevels te zien wegtrekken. Ik kan er eindeloos naar kijken, het is mooier dan een film. Het is echt. Je moet wel kúnnen kijken. Je moet wachten. De schoonzoon wil weten waar ik toch naar kijk. Ik weet het niet, zeg ik tegen hem. En dat is waar, ik weet niet precies waar ik naar kijk. Maar omdat ik het hem wilde uitleggen, heb ik erover nagedacht waar ik toch naar kijk terwijl ik mijn thee drink. Ik kijk naar het verstrijken van de tijd.

uit: gesprekken met mijn tuinman, Oevers Zaandam, 2021

Quilo: de snelle Braziliaanse hap

quilo, brasil;

Yara Roberts vergaarde faam als televisiekokkin en nu heeft ze een kookschool in Paraty (Brasil), waar ze toeristen en buitenlandse vaklui het Braziliaanse gastronomische landschap uitlegt. We besluiten om iets te gaan eten in een quilo, de Braziliaanse oplossing voor de snelle hap. In een quilo flaneer je eerst langs rijkgevulde schalen en kommen, je laadt onderweg je bord vol, laat de eetbare berg wegen aan de kassa, en betaalt het gewicht. De formule doet denken aan een buffet, maar dat is een veel te bleke vergelijking. Een quilo is niets minder dan een catalogus van het beste dat Brazilië te bieden heeft aan groenten, fruit, vlees- en vissnacks – en dat is meer dan in de grot van Ali Baba past. Er vallen allerlei exotica te rapen, zoals het cactusblad oro pro nobis (bid voor ons) en maxixe, een groente die niet weet of ze nu een augurk, een peer of een avocado is. De olijven en het gedroogde vlees zijn meegekomen met de Portugese kolonisatoren, de Duitse knakworstjes en Italiaanse deegwaren zijn sporen van latere immigratiegolven. Ik herken zelfs enkele gerechten met een Arabisch tintje, zoals quibe, esfiha en couscous.

uit: kookkunst en andere geneugten – Filip Huysegems; uit: Reisgenoten, Contact Amsterdam, 2004; samenstelling Rudi Wester

quilo, brasil; 2