bron beeld: ozap.com
Geen vrolijk boek: Breekbaar lichaam van de Franse schrijver Eric Fottorino (1960, Nice). De hoofdpersoon is een française, die geen liefde kende van haar moeder; trouwt met een Marokkaan die haar mishandelt uit jalouzie en vlucht naar het Noorse Bergen waar ze in de handen valt van een haptonomisch therapeut en een kunstschilder. Dat het niet goed afloopt, helpt ook niet.
De mannen in het leven van Clara, want zo heet ze, zijn geen bakens, eerder hindernissen. Haar vader is vaak afwezig in haar jeugd, maar wel present op een belangrijk moment in haar leven: als ze moet vluchten na huiselijk geweld. Hij helpt haar ontsnappen uit Dublin, waar het stel zich heeft gevestigd om niet in Frankrijk en niet in Marokko te hoeven wonen.
Haar man toont zijn ware aard in Dublin: zij moet thuisblijven, mag geen eigen leven leiden. Jaloezie doet geweld ontstaan en dat levert een traumatische ervaring op.
In Bergen ontmoet ze de haptonoom (het fysieke) die denkt haar te kunnen genezen als ze zijn handen maar toelaat. Hij zegt angsten te kunnen voelen met zijn handen en kan haar daarvan bevrijden. Maar die angsten zitten diep en voor zij hem toelaat zjn we al een heel stuk verder in het boek.
In het café, waar ze komt om alcohol te drinken en nog wat vreugde te ‘pakken’, ontmoet ze ook de uitgebluste kunstschilder Magnus Vog (het mentale). Hij vraagt haar naakt te poseren, want hij is onder de indruk van haar schoonheid en haar lichaam dat schreeuwt. Het lukt de schilder niet om die schreeuw te verbeelden en te bezweren, wat hij zich ten doel stelde.
In het navolgende fragment komen schilder (het mentale) en de haptonoom (het fysieke), dichter bij elkaar als doeners en ‘machers’. De haptonoom bedenkt zich het volgende:
Ieder lichaam is een resumé van de wereld. De tijd gaat eroverheen, laat sporen achter. Het leert om te leven, dat is de beweging, vervolgens maakt het zich van het leven los, schikt zich erin te kijken hoe anderen bestaan. Ik ken dit vreemde doorgeven van de fakkel sinds mijn bezoeken als gefascineerde puber in het huis van de geknakte lichamen. Maar ik hoef alleen maar de mannen op heterdaad te betrappen, hoe ze hoopvol, op de kades van Bergen op een vouwstoeltje gezeten, urenlang verlangend naar de zee voor zich staren, een hond aan hun voeten, zonder lijn of halsband, die zijn tanden zet in de gaten van hun geheugen en boven hen de geur van hun monologen opsnuift, ik hoef alleen maar dat tafereel van die roerloze mannen gade te slaan – bezig om lijdzaam uit te zien naar het einde – en ik besef dat het leven al ophoudt vóór de laatste hartkloppingen. Clara heeft nog niet de leeftijd waarop je je volpropt met herinneringen. Ik heb juist het gevoel dat herinneren de meest pijnlijke beproeving is die zij haar lichaam oplegt. Om dat beter te voelen heb ik, met mijn handen boven haar lichaam, en minder dan een centimeter tussen ons, mijn ogen dichtgedaan. Ik stel het ogenblik nog uit dat ik haar huid echt zal raken. Het luistert heel nauw, de gewaarwording die ze zal voelen wanneer ze weer bijkomt. Ik herinner me mijn vader aan het bed van vreselijk verbrande mensen in Narvik, de open wonden bedekt met zalfgaas. ‘Als het om aanraken gaat, is niets onschuldig,’ mompelde hij. ‘Pak de hand van een onbekende op een bepaalde manier en je maakt gevoelens uit zijn jeugd in hem wakker die hij als verdwenen beschouwde. De aanraking kan aangenaam zijn, momenten terugbrengen waarop de in een handschoen gestoken hand van zijn moeder naar hem toe bewoog, haar licht geparfumeerde vingers. Maar soms is het opgeroepen beeld ook traumatiserend, een te harde druk doet hem denken aan een onredelijke draai om de oren, het eerste onrecht dat zich diep in het geheugen grift.’ Ik weet het, je strijkt niet ongestraft over de huid van een ander. En nu mijn handen over dit in elkaar gezakte lichaam met de zware ademhaling heen bewegen, zenden ze mij een duidelijk alarmsignaal. Op een dag heeft Clara Werner willen sterven. Het is heel goed mogelijk dat die kracht nog werkzaam is. Ik zal het spoor daarvan uiteindelijk wel als een soort spijt in haar weten te lokaliseren. Spijt, dat is wat het lichaam tekent, meer nog dan geluk. Magnus Vog is mijn bondgenoot. Hij geeft Clara haar beeld terug, en ik span me in om dat beeld te leren kennen. Ik heb het voorrecht om haar te mogen beeldhouwen.
uit: breekbaar lichaam, Wereldbibliotheek Amsterdam, 2001; vertaling Alfred Engelander en Anna Sikora