Ter verduidelijking: in mijn bewondering voor de Russische schrijver Anton Tsjechov sta ik niet alleen. In de Volkskrant van 23 december 2021 staat een artikel over de Nederlandse acteur en regisseur Michel Sluysmans. Deze betoont zijn liefde voor Tsjechov: ‘Ik ben wel een groot bewonderaar van Tsjechov, bij hem krijg je geen stukken over koningen, goden of complotten. Hij liet juist gewone mensen zien, mensen die spijt hebben, desillusies, dromen die nooit uitkomen, die lijden aan het leven.‘
Tweede voorbeeld: De Amerikaanse literatuur-professor George Saunders (1958, USA) schenkt in zijn schrijverslessen uitgebreid aandacht aan het Russische korte verhaal uit de negentiende eeuw. Tsjechov heeft een prominente plaats in die lessen en in de vertegenwoordigers van dat korte verhaal. Saunders noemt die verhalen: verzetsliteratuur.
Geschreven door progressieve hervormers in een repressieve cultuur, onder de constante dreiging van censuur, in een tijd waarin de politieke stellingname van een schrijver kon leiden tot verbanning, gevangenschap en executie. Het verzet in deze verhalen is kalm, heeft een bepaalde tendens, en stamt van wellicht het radicaalste idee van allemaal: dat ieder mens aandacht verdient en dat de bronnen van het vermogen tot goed en kwaad gevonden kunnen worden door te kijken naar één enkele, zelfs heel onbeduidende persoon en de kronkels van zijn of haar geest.
uit: een duik in een vijver in de regen, De Geus Amsterdam, 2021; vertaling Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes
bron beeld: badische-zeitung.de
Tot zover de loftrompet over Tsjechov. Nu dan een fragment uit In eigen honk waarin het gaat over een jonge vrouw genaamd Wera. Zij trekt van de grote stad naar het platteland. Zij is huwbaar en mogelijkerwijs vindt zij de prins op het witte paard. Uit de reis naar het platteland en de beschrijving van het ongenaakbare steppelandschap begrijpen we dat het wel eens kon tegenvallen met die verwachtingen.
Op alle avondjes, picknicks en diners kon je er zeker van zijn dat tante Dasja de meest interessante vrouw was en dokter Nesjtsjapow de meest interessante man. Op de fabrieken en hofsteden werd heel weinig gelezen, in de muziek bracht men het niet verder dan marsen en polka’s, de jonge mensen debatteerden aldoor heftig over dingen waar zij geen verstand van hadden en dit alles liet een indruk achter van onbeschaafdheid. Altijd ging het bij die debatten even luidruchtig en heftig toe, maar zonderling, tegelijk had Wera nergens zulke onverschillige en zich om niets bekommerende mensen aangetroffen als hier. Het wekte de indruk, of zij er geen vaderland op nahielden, geen religie en voor het maatschappelijk leven totaal geen belangstelling hadden. Ging het gesprek over de literatuur, of werd een of ander abstract probleem aangesneden, dan stond op het gezicht van Nesjtsjapow te lezen, dat het hem langs zijn kouwe kleren ging, dat hij al in geen jaren meer een boek had ingezien en ook niet van plan was om iets te gaan lezen. Dan zat hij er met een uitgestreken en nietszeggend gezicht bij, als een slecht geschilderd portret; net als altijd droeg hij zijn witte vest, deed geen duit in het zakje, of als hij wat zei, was er geen touw aan vast te knopen; maar de dames en jonge meisjes vonden hem reuze interessant, ze waren verrukt van zijn manieren en ze benijdden Wera die, dat kon je duidelijk genoeg zien, erg bij hem in de gunst stond. En Wera reed telkens weer met een gevoel van ergenis van die bezoeken naar huis terug in het vaste voornemen dat zij voortaan thuis zou blijven; maar er ging weer een dag voorbij, het werd avond en opnieuw spoedde zij zich naar de fabriek en zo ging het bijna de hele winter door.
uit: In eigen honk; uit: Huwelijksverhalen, Rainbow pocket Amsterdam, 1996; vertaling Charles B. Timmer
Anton Tsjechov (1860-1904, Taganrog, Rus)