Eindejaarsthema: voedsel en kunst

Voedsel is om tot je te nemen en er van te groeien, gezond te blijven. Om je van brandstof te voorzien. Maar je kunt er zoveel meer mee: fotograferen bijvoorbeeld en je fantasie erop loslaten. Zoals bijgaande voorbeelden tonen.

bron beelden: thisiscolossal.com

anna straze; voedselanna straze; voedsel2

werk van: Ana Straze

brittanny wright; voedsel3brittanny wright; voedsel4

Brittanny Wright

CJ Hendry ; voedsel14CJ Hendry ; voedsel13

C.J. Hendry

gaku; voedsel5gaku; voedsel6

Gaku

Lernert & Sander; voedsel11Lernert & Sander; voedsel12

Studio Lernert & Sander

Maciek Jasik; voedselMaciek Jasik; voedsel8

Maciek Jasik

Yeon-Ju Sung; voedsel10Yeon-Ju Sung; voedsel9

Yeon Ju Sung

Anne-Louis Girodet-Trioson schilderde met levendigheid

girodet; alles8girodet; alles6girodet; alles4girodet; alles2

Anne-Louis Girodet de Roussy Trioson (1767-1824, Montargis, Fr) is niet de naam van een adelijke vrouw, zoals ik in eerste instantie dacht. Het is de lange naam van een kunstschilder, die al jong furore maakte. Girodet kreeg een klassieke vooropleiding in Parijs waarbij al snel bleek dat de jongeling artistiek goed uit de voeten kon. Op zijn zeventiende begon hij zijn studie aan de École Nationale Supérieure des Beaux Arts, waar toendertijd ook de Franse grootmeester Jacques-Louis David onderwijs gaf.

Girodet was een begaafd leerling. In 1789 won hij zijn eerste schilderprijs: de Prix de Rome. Met de bijbehorende studiebeurs toog Girodet naar Rome waar hij tal van werken schilderde. Na terugkeer in Parijs legde hij zich toe op het schilderen van portretten en historische taferelen.

Zijn werk is (neo)classicistisch en romantisch. Opvallende kenmerken zijn verrassende licht- en kleureffecten en levendigheid in de geschilderde scenes. Girodet was naast kunstschilder ook een begenadigd prentkunstenaar en illustrator. Hij illustreerde bijvoorbeeld werk van de Franse schrijvers Chateaubriand en Racine.

De man overleed op 57-jarige leeftijd aan syfillus en ligt begraven op Père Lachaise. Veel van zijn werk is te bezichtigen in het Louvre.

girodet; allesgirodet; alles3girodet; alles5girodet; alles7

Arjan Duinker belicht de angst voor het onbekende

duinker, arjan; avondlog.nlbron beeld: avondlog.nl

Schrijver en dichter Arjan Duinker (1956, Delft) werkte mee aan de publicatiereeks Aapnootmies en publiceerde twee dichtbundels voordat hij het korte verhaal De man die lichtjes zag schreef. Een verhaal dat zich in Portugal afspeelt en de gewone man en zijn angsten als onderwerp heeft. In dit geval de angst voor het onbekende. Hoofdpersoon is Zé António, zijn vader, een rijke weduwnaar, heet Góis.

Op een dag in de winter bleef hij in bed liggen. Hij had vreselijk gedroomd, een grote duizeling vol afgronden en kolkend water waarin hij niets kon onderscheiden. Met schrik bedacht hij: Dit is het onbekende, het onbekende is bij me gekomen en omdat ik het niet kon verklaren, wil het me bang maken.

Niet lang daarna verscheen hij in zijn geboortedorp. Verwilderd, met een zware baard en een angstige blik in de ogen. Ze lijken wel groen van ellende, zei iemand. Sommigen herkenden hem niet, anderen dachten dat er een dode was opgestaan. Hij zag er mager uit. Nu en dan leek hij iets te willen zeggen, maar voor zover er geluid uit zijn keel kwam, was het onverstaanbaar. Hij werd meegenomen door zijn jongste zus. Onderweg probeerde hij zich los te rukken en hij schudde met zijn hoofd heen en weer. Hij plukte voortdurend aan zijn baard.

De oude Góis was woest. Hij kon zijn ogen niet geloven. Dat het te gek voor woorden was, dat het afgelopen moest zijn! Of dit nu zijn zoon was! ‘Ik heb toch geen zwerfkatten gemaakt!’ Buiten luisterde iedereen aandachtig. ‘Ik heb mijn hele leven gewerkt,’ schreeuwde hij verder, ‘maar dit heb ik nog nooit meegemaakt, een zoon, die geen zoon is!’

Zé António hing tegen de muur. Het was onduidelijk of hij iets hoorde, volgens zijn oudere broer was hij moe en kon hij beter gaan slapen.

Maar de oude Góis tierde: ‘Niks daarvan. Hij zal luisteren, hij zal luisteren! Een echte Góis zal deugen!’ En hij stak een lang verhaal af over hoe je moest leven en waarom en voor wie je op de wereld was.

Zé António vertelde later dat hij niets meer wist van die dag en dat zijn vader het waarschijnlijk goed had bedoeld, omdat hij zich zorgen maakte.

Met zijn vreselijke angst voor het onbekende kwam het goed. Weliswaar droomde hij soms weg en zag dan een glimp van de grote duizeling, maar hij werd binnen de kortste keren weer zichzelf, zoals ze op straat zeiden. En het is zeker, hij was opgewekt en vriendelijk, hij zeurde niet en deed zijn best om zijn vader niet teleur te stellen.

uit: De man die lichtjes zag; uit: Noorderzon, schrijvers in den vreemde, Meulenhoff Amsterdam, 1990

Arjan Duinker (1956, Delft)

Indianen geportretteerd door Edward S. Curtis

edward-s-curtis; indianen8edward-s-curtis; indianen6edward-s-curtis; indianen4edward-s-curtis; indianen2

Meer dan honderd jaar geleden begon de Amerikaanse fotograaf Edward Sherriff Curtis (Wisconsin, USA, 1868-1952) aan zijn grote zoektocht naar het oorspronkelijke gezicht van Amerika: in ruim dertig jaar maakte hij 40.000 fotoportretten van indianen behorend tot circa tachtig verschillende stammen die sinds tijden de westelijke streken van de rivier de Mississippi bevolken. Hij was ervan overtuigd dat hij de ‘sacred legacy’, de heilige nalatenschap van zijn land, voor de toekomst veilig moest stellen door in woord en beeld de steeds zeldzamer wordende tradities en gebruiken van de ‘Native Americans’ te documenteren.

bron: fotomuseum Den Haag

edward-s-curtis; indianenedward-s-curtis; indianen3edward-s-curtis; indianen5edward-s-curtis; indianen7

Frans Hals wilde hemelen

hals, frans; holland.combron beeld: holland.com

Onze beroemde kunstenaars uit de Gouden Eeuw (Jan Steen, Rembrandt, Gerard Dou en Frans Hals, om er maar eens een paar te noemen) waren mensen van vlees en bloed. Met hun (on)hebbelijkheden, hun goede en foute kanten.

In De hemelvaart van Frans Hals belicht samensteller Antoon Erftemeijer (1954) die eigenaardigheden. De titel van het boekje verwijst naar een anekdote die over kunstenaar Frans Hals de ronde deed.

Volgens Hals’ biograaf Houbraken was de schilder een notoire drinker:’Frans was gemeenlyk allen avond tot de keel toe vol met drank.’ Zijn leerlingen haalden hem dan ’s avonds laat op, brachten hem thuis opdat hij niet in het water zou lopen, trokken zijn schoenen en kousen uit en hielpen hem in bed. Hals zou de gewoonte hebben gehad, vlak voor het slapen gaan een avondgebed uit te spreken dat hij steevast besloot met de woorden: ‘Lieve Heer, haal my vroeg in uwen hoogen hemel.’ De leerlingen vroegen zich af of hij dit ernstig meende. Ze besloten de proef op de som te nemen.

Vier van hen, onder wie Adriaen Brouwer en Dirck van Delen, boorden vier gaten in het plafond boven Hals’ bedstede. Door die gaten lieten zij sterke koorden neer die zij aan de hoeken van het bed vastknoopten. Toen de beschonken Hals de avond daarop weer in bed was gelegd, en het licht de kamer was uitgedragen, gingen de leerlingen op hun kousen de trap op naar boven. Daar luisterden ze scherp naar het prevelen van het avondgebed, dat Hals naar gewoonte weer besloot met de wens: ‘Lieve Heer haal my vroeg in uwen hoogen hemel.’ Meteen daarna trokken zij hem met bed en al naar boven. In de dommel van zijn dronkenschap werd Hals dit echter gewaar. Hij dacht dat de hemel zijn gebed verhoord had, en terwijl hij omhoog ging, riep hij luider dan anders: ‘Zoo haastig niet, lieve Heer, zoo hasstig niet, zoo haastig niet’ – waarop de leerlingen hem weer zachtjes lieten dalen. Toen Hals eenmaal vast in slaap was gevallen, haalden zij de touwen weer weg. Pas jaren later ontdekte Hals wat er toen gebeurd was; ‘maar Frans gebruikte na dien tyd die wyze van bidden niet meer’.

uit: de hemelvaart van Frans Hals, Antoon Erftemeijer, Becht Haarlem, 2002

Frans Hals (1582/1583-1666, Antwerpen)

Norman Akers onderzoekt schilderend zijn culturele identiteit

akers, norman; hert6akers, norman; hert4akers, norman; hert2

Norman Akers groeit op in Fairfax, Oklahoma, USA als kind van Indiaanse ouders. Hij wordt geboren in de Osage-stam. Als kind knutselt hij graag en met talent. Dat talent wordt gekoppeld aan kunstenaar Brummett Echohawk, die hem naar Kansas stuurt om daar een kunstopleiding te gaan volgen.

Een nogal bleue Akers krijgt in Kansas zijn culture-shock. Wat het meeste indruk op hem maakte waren de mensen om hem heen. Verschillende types uit alle windhoeken van de VS.

Tijdens zijn studie besloot hij een vliegticket te kopen voor een tocht door Europa. Daar bezocht hij musea. Onvergetelijk was de indruk die het werk van Rubens op hem achterliet. Hij zag werk van Rubens in Wenen en besloot dat hij ook wilde schilderen. Vervolgens maakte hij zijn opleiding af en werd een succesvol hedendaags Amerikaans schilder.

Het werk van Akers probeert de toeschouwer te betrekken in kwesties als het persoonlijk en cultureel overleven. Hij zoekt de visuele dialoog met lijnen, vormen en het gebruik van kleuren. Akers is diep bewogen bij zijn strijd zijn culturele identiteit te bewaren. Dat wil hij uitdrukken in zijn schilderijen. Die schilderijen tonen vaak terugkerende elementen zoals het hert. Meer dan ooit beseft de kunstenaar van Indiaanse komaf hoe hij verbonden en verknocht is aan zijn geboortegrond, zijn stam en diens cultuur.

bron: osagenews.org

akers, norman; hertakers, norman; hert3akers, norman; hert5

Tsjechov schreef verzetsliteratuur

Ter verduidelijking: in mijn bewondering voor de Russische schrijver Anton Tsjechov sta ik niet alleen. In de Volkskrant van 23 december 2021 staat een artikel over de Nederlandse acteur en regisseur Michel Sluysmans. Deze betoont zijn liefde voor Tsjechov: ‘Ik ben wel een groot bewonderaar van Tsjechov, bij hem krijg je geen stukken over koningen, goden of complotten. Hij liet juist gewone mensen zien, mensen die spijt hebben, desillusies, dromen die nooit uitkomen, die lijden aan het leven.

Tweede voorbeeld: De Amerikaanse literatuur-professor George Saunders (1958, USA) schenkt in zijn schrijverslessen uitgebreid aandacht aan het Russische korte verhaal uit de negentiende eeuw. Tsjechov heeft een prominente plaats in die lessen en in de vertegenwoordigers van dat korte verhaal. Saunders noemt die verhalen: verzetsliteratuur.

Geschreven door progressieve hervormers in een repressieve cultuur, onder de constante dreiging van censuur, in een tijd waarin de politieke stellingname van een schrijver kon leiden tot verbanning, gevangenschap en executie. Het verzet in deze verhalen is kalm, heeft een bepaalde tendens, en stamt van wellicht het radicaalste idee van allemaal: dat ieder mens aandacht verdient en dat de bronnen van het vermogen tot goed en kwaad gevonden kunnen worden door te kijken naar één enkele, zelfs heel onbeduidende persoon en de kronkels van zijn of haar geest.

uit: een duik in een vijver in de regen, De Geus Amsterdam, 2021; vertaling Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes

tsjechov; badische-zeitung.debron beeld: badische-zeitung.de

Tot zover de loftrompet over Tsjechov. Nu dan een fragment uit In eigen honk waarin het gaat over een jonge vrouw genaamd Wera. Zij trekt van de grote stad naar het platteland. Zij is huwbaar en mogelijkerwijs vindt zij de prins op het witte paard. Uit de reis naar het platteland en de beschrijving van het ongenaakbare steppelandschap begrijpen we dat het wel eens kon tegenvallen met die verwachtingen.

Op alle avondjes, picknicks en diners kon je er zeker van zijn dat tante Dasja de meest interessante vrouw was en dokter Nesjtsjapow de meest interessante man. Op de fabrieken en hofsteden werd heel weinig gelezen, in de muziek bracht men het niet verder dan marsen en polka’s, de jonge mensen debatteerden aldoor heftig over dingen waar zij geen verstand van hadden en dit alles liet een indruk achter van onbeschaafdheid. Altijd ging het bij die debatten even luidruchtig en heftig toe, maar zonderling, tegelijk had Wera nergens zulke onverschillige en zich om niets bekommerende mensen aangetroffen als hier. Het wekte de indruk, of zij er geen vaderland op nahielden, geen religie en voor het maatschappelijk leven totaal geen belangstelling hadden. Ging het gesprek over de literatuur, of werd een of ander abstract probleem aangesneden, dan stond op het gezicht van Nesjtsjapow te lezen, dat het hem langs zijn kouwe kleren ging, dat hij al in geen jaren meer een boek had ingezien en ook niet van plan was om iets te gaan lezen. Dan zat hij er met een uitgestreken en nietszeggend gezicht bij, als een slecht geschilderd portret; net als altijd droeg hij zijn witte vest, deed geen duit in het zakje, of als hij wat zei, was er geen touw aan vast te knopen; maar de dames en jonge meisjes vonden hem reuze interessant, ze waren verrukt van zijn manieren en ze benijdden Wera die, dat kon je duidelijk genoeg zien, erg bij hem in de gunst stond. En Wera reed telkens weer met een gevoel van ergenis van die bezoeken naar huis terug in het vaste voornemen dat zij voortaan thuis zou blijven; maar er ging weer een dag voorbij, het werd avond en opnieuw spoedde zij zich naar de fabriek en zo ging het bijna de hele winter door.

uit: In eigen honk; uit: Huwelijksverhalen, Rainbow pocket Amsterdam, 1996; vertaling Charles B. Timmer

Anton Tsjechov (1860-1904, Taganrog, Rus)

Perseus: het lot van de mensen

de schikgodinnen;De drie schikgodinnen, Moiren genaamd. Beeld gemaakt door Jay-R-Took; bron beeld: deviantart.com

Een laatste fragment uit dat bijzondere boekje van Imme Dros waarin zij de Griekse mythe van Perseus hervertelt. Hoofdpersoon in haar korte hervertelling De huiveringwekkende mythe is Perseus, een halfgod. Die heeft gaven waar wij mensen niet aan kunnen tippen. Bovendien: je vader zal maar Zeus heten!

Dros besteedt gelukkig ook aandacht aan ons, gewone mensen, stervelingen zoals blijkt.

En ik zag de drie Moiren (de schikgodinnen) het lot van de mensen bepalen. Eentje spint de draad van hun leven, de tweede meet de lengte en de derde knipt zonder genade de draad door. Ieder mens krijgt bovendien een persoonlijk doodslot, dat wordt meegetwijnd in de draad.

Ik wilde wel weten wat er met mij zou gebeuren, maar we vlogen al verder. Over viooltjeskleurige zeeën, grazige weiden. Over graanvelden, bergkammen, dalen, donkere bossen. Over steden van mensen die andere talen spreken. Over de wilde Okeanos waar haast geen schip overheen komt. Over de kusten met bloesems die afvallen voordat ze bloeien. Over het Schemerland. Over het Ontijland. Over het Nachtland. Tot we aankwamen op het punt waar elke reis eindigt. En ik zag het huis met de brede poorten. De Haides.

Voor ons steverlingen eindigt daar de reis: in Haides, de onderwereld, de wereld der doden. Dat is ons lot en het is bepaald volgens de Griekse mythen. Door de goden.

uit: de huiveringwekkende mythe van Perseus, kinderboekenweek 1996, CPNB

Fotograaf Jean Phillipe Charbonnier had oog voor de mensen om hem heen

jp charbonnier; straat7jp charbonnier; straat5jp charbonnier; straat3Jean Phillipe Charbonnier (1921-2004, Fr) fotografeerde de ontwikkelingen in zijn thuisland Frankrijk, Parijs, maar had ook een tomeloze belangstelling voor de rest van de wereld. Charbonnier’s verdienste was dat hij vooral de wereld na de Tweede Wereldoorlog op de foto zette. En altijd oog had voor de mensen rondom hem heen. De fransman trok veel en vaak de straat op, het park in en vatte de mensen op allerlei momenten in beeld. Dat maakt hem een fotograaf met een humanistische kijk op zijn omgeving. En dat deed hij in een diep gewortelde traditie van Franse fotografen. Denk aan: Lartigue, Cartier-Bresson en Brassaï.

jp charbonnier; straat2jp charbonnier; straat4jp charbonnier; straat6

Helen Macdonald wordt blij van complexe dingen

helen macdonald;Schrijfster en wetenschapshistoricus Helen Macdonald met havik. Haar boek De H van havik werd wereldwijd een bestseller. bron beeld: wbur.org

De Britse schrijfster en wetenschapshistoricus Helen Macdonald (1970) schrijft het liefst over de haar omringende natuur.

Dankzij mijn werk als wetenschapshistoricus heb ik geleerd dat we de natuurlijke omgeving altijd, onbewust, onvermijdelijk, als een spiegel van onszelf beschouwen, een die onze eigen wereldvisie en onze eigen behoeften, gedachten en hoop reflecteert.

In de dit jaar in een vertaling uitgebrachte verzameling essays onder de titel Schemervluchten bevraagt en onderzoekt ze, volgens eigen zeggen, dat soort menselijke projecties en veronderstellingen.

Voor alles hoop ik dat mijn werk gaat over iets wat voor mij  van het allergrootste belang is in ons hier en nu: manieren vinden om verschillen te herkennen en te koesteren. Proberen te kijken door ogen die niet de jouwe zijn. Te begrijpen dat jouw wereldvisie niet de enige is. Je af te vragen wat het zou kunnen betekenen om te houden van mensen die anders zijn dan jij. Blij te worden van de complexiteit van veel dingen.

Zij breekt in haar inleiding van dit boek, een lans voor de wetenschap en wetenschappers, die tijdens de Covid-19 pandemie in het verdomhoekje terecht zijn gekomen.

Wetenschappers doen iets wat ik schrijvers graag vaker zou zien doen: ons tonen dat we in een heerlijk gecompliceerde wereld leven die niet alleen om ons draait. De wereld is niet alleen van ons. Dat is ook nooit zo geweest.

Schrijvers hebben in de ogen van Macdonald een belangrijke taak:

Literatuur kan ons iets leren over alles van waarde op aarde. … We moeten communiceren over de waarde van bepaalde zaken, zodat misschien meer mensen zich in de strijd werpen voor het behoud ervan.

In Schemervluchten doet zij een indrukwekkende poging om aan haar eigen oproep te voldoen. Daarover later op deze plek meer.

uit: schemervluchten, Bezige Bij Amsterdam, 2021

Helen Macdonald (1970, UK)