Vargas Llosa verwerkte de Amazonas

Voordat schrijver Mario Vargas Llosa (1936) in 1958 naar Europa gaat, vertoeft hij nog een tijd in het Peruaanse deel van de Amazonas. Samen met de Mexicaanse antropoloog Juan Comas maakt hij een tocht door de Alto Marañón. Daar bezocht hij Urakusa, een typisch Amazonasdorp.

urakusa, Peru; deperu.com

Inwoners van het dorp Urakusa in het Peruaanse deel van de Amazonas; bron beeld: deperu.com

Die weken in de Alto Marañón, de bezoeken aan stammen, gehuchten en dorpjes, waren een onvergetelijke ervaring die me een andere kant van mijn land liet zien (Peru is absoluut een land met duizend gezichten). De reis van Lima naar Chicais of Urakusa was een sprong van de twintigste eeuw naar het stenen tijdperk, een kennismaking met landgenoten die halfnaakt rondliepen, in uiterst primitieve omstandigheden leefden, en bovendien meedogenloos werden uitgebuit. De uitbuiters zelf waren arme kooplui, ongeschoeide, praktisch analfabete handelaren in rubber en huiden die ze voor spotprijzen van de stammen kochten, figuren die alle pogingen van de indianen om zich van hun bevoogding te bevrijden wreed afstraften. Toen we bij het plaatsje Urakusa aankwamen, werden we verwelkomd door het stamhofd, een Aguaruna genaamd Jum, wiens aanblik en verhaal schokkend waren, want de man was kort daarvoor gemarteld omdat hij had geprobeerd een coöperatie op te zetten. In die afgelegen dorpen van de Alto Marañón zag en voelde ik het geweld waarin de strijd om te overleven in mijn land kon ontaarden.

Het Amazonasgebied was echter niet alleen maar ellende en misbruik, een grimmig samenleven van Peruanen met verschillende mentaliteiten en uit verschillende historische tijdperken. Het was ook een wereld van wonderbaarlijke overvloed en kracht, waar een stedeling de wilde, ongerepte natuur ontdekte, het indrukwekkende schouwspel van brede waterrijke rivieren en maagdelijke bossen, mytische dieren, en mannen en vrouwen die een gevaarlijk en vrijgevochten bestaan leidden, zoals de hoofdpersonen in de avonturenromans waar ik als kind zoveel plezier aan had beleefd. Ik geloof dat ik van mijn leven geen vruchtbaarder tocht heb gemaakt dan deze, die ik midden 1958 maakte. Veel van wat ik toen deed, zag en hoorde, heb ik later verwerkt in mijn verhalen.

uit: mijn Latijns-Amerika, Atlas Amsterdam, 2009; vertaling Marga Greuter en Margriet Muris

Mario Vargas Llosa (1936, Peru)

NL-4K-K

k-herman kruyder

Herman Kruyder (1881-1935, Lage Vuursche) rekenen we tot de expressionisten. Zijn werk zet de toeschouwer vaak op het verkeerde been. Bij nadere beschouwing vinden we wreedheden en wanklanken, die met kinderlijke verwondering zijn neergezet. Kruyder worstelde met zichzelf en zijn omgeving. In zijn schilderijen komt de dreiging vaak van buitenaf en is er verwarring over het paradijs dat verloren dreigt te gaan.

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Hugo Kaagman (1955, Haarlem) maakt punk art. Groeide op in de graffiti-scene en werd beroemd en bekend met zijn Delfts blauwe tegels, die geen tegels waren maar doeken van schilderslinnen. In de jaren 80 van de vorige eeuw was graffiti-kunst hot. De gevestigde orde van de kunstwereld nodigde straatkunstenaars uit in galerie en museum te komen tonen wat hun werk inhield. Kaagman maakte sjablonen van verschillende motieven uit diverse culturen die hij combineerde tot grotere voorstellingen. Hij ontdekte daarbij ook zijn eigen Holland en dat leidde tot de befaamde Delfts-blauwe doeken.

k-pieter kleyn

Pieter Rudolph Kleyn (1785-1816, Hoge Zwaluwe) heeft een klein oeuvre omdat hij op jonge leeftijd sneuvelde in de Slag bij Quatre Bras. De jonge schilder sloot zich aan bij het leger van Willem I, dat tegen de Franse overheerser (Napoleon) vocht. Er worden met zekerheid 3 werken aan hem toegeschreven, waarvan het bijgaande er één van is. Aan dit werk is een uitgebreide studie van de natuur vooraf gegaan. Het werk is opvallend ruimtelijk en licht. Onervarenheid leidde ertoe dat er een foutje insloop: uitbundige schaduwpartijen bij een bewolkte hemel.

k-toon kelder

Toon Kelder (1894-1973, Rotterdam) kende verschillende overgangen in zijn werk. Tot de jaren 30 schilderde hij doeken die braaf en donker waren, passend bij de Bergense School. Na de Tweede Wereldoorlog schilderde hij nog maaar zelden en waren zijn werken of streng abstract of gebruikte hij gouache. Het beste werk ontstond in de tussenliggende periode: helderde tinten, diffuse kleurovergangen waardoor een dromerige en mysterieuze sfeer ontstond.

NL-4K-G

g-gabriël, paul

Paul Gabriël (1828-1903, Amsterdam) was lid van de Haagse School. Schilderde bij voorkeur buiten op het land. Polderlandschappen waren zijn meest voorkomende schilderijen. Het landschap moest zo worden weergegeven zoals het zich aan Gabriël voordeed. Hij toonde hoe licht en kleur vorm gaven aan de objecten die hij waarnam. Gabriël schilderde een stoomtrein die arriveert langs een spoorlijn met telegraafpalen: tekenen van een snel veranderende wereld.

g-gudmundsson, sigurdur

Sigurdur Gudmundsson (1942, Reykjavik, IJsland) maakt kunst die een sterke verbondenheid toont met de natuur. Zijn kunst legt niets uit want: Kunst begint waar het denken ophoudt. De toeschouwer moet zijn verbeelding laten spreken, dat is onze opdracht als kijker.

g-van genk, willem

Willem van Genk (1927-2005, Voorburg) werd bewonderd door schrijver Willem Fredrik Hermans die zijn werk huiveringwekkend mooi vond. De kunstwerken van autist en schizofreen Van Genk zijn overvol. Het zijn dwangvoorstellingen. Angst is de bron. Visioenen worden verwerkt tot kunst. Van Genk had vrees voor systemen en ideologieën.

g-van gestel, leo

Leo van Gestel (1881-1941, Woerden) experimenteerde nogal met zijn kunst. Het ging van realisme naar kubisme. Op het Spaanse eiland Mallorca vond Van Gestel zijn eigen kleurrijke vorm van kubisme. Door de Eerste Wereldoorlog werd Van Gestel gedwongen terug te keren naar NL. Van Gestel maakte altijd kunst van hoog niveau.

NL-4K-D

D-lucie van dam-van isselt

Lucie van Dam-van Isselt (1873-1949, Bergen op Zoom) wilde met haar schilderen zich focussen op kwaliteit in plaats van kwantiteit. Ze schilderde bloemen en stillevens, voorwerpen uit haar eigen dagelijkse omgeving. Het kleurgebruik was bescheiden.

D-diederen, jef

Jef Diederen (1920-2009, Heerlen), zijn kleurgebruik is intens en de vormen doen denken aan herkenbare figuren. De schilderijen doen soms aan landschappen denken. Diederen schilderde wat hij mooi vond omdat daarin juist de essentie van het leven zit. Heb oog voor de schoonheid lijken zijn werken te zeggen.

D-dijsselhof, gerrit

Gerrit Dijsselhof (1866-1924, Zwollerkerspel) had veel belangstelling voor de natuur. Vissen, kreeften, koralen en schildpadden werden op het doek gezet. Niet als einddoel, maar als schets voor het decoreren van meubelen. Voor die meubelen was niet zoveel belangstelling, voor de schilderijen des te meer.

D-van doorn, tinus 2

Tinus van Doorn (1905-1940, Padang) schilderde wat naïeve voorstellingen met figuren die aan volkskunst doen denken. De figuren zweven door de ruimte op het doek, evenals de voorwerpen. Van Doorns werk doet wat somber aan en dat kwam voort uit zijn houding tegenover de maatschappelijke situatie (jaren 30, dreiging van een wereldoorlog). Toen het Duitse leger ons land binnentrok in 1940, pleegde Van Doorn en zijn vrouw zelfmoord.

NL-4K-B

B-bakker korff, hugo

Hugo Bakker Korff (1824-1882, Den Haag) schilderde vaak huiskamertaferelen met wat oudere vrouwen in de hoofdrol. Ze zijn perfect geschilderd met oog voor detail; Leidse fijnschilderij zoals we dat kennen uit de zeventiende eeuw. Bakker Korff pleegde graag milde spot met de kleinburgerij waaruit hij zelf voortkwam. Een interieur waarin het aan niets ontbreekt met wat oude vrijsters; het is de ironie van Bakker Korff.

B-bauer, marius

Marius Bauer (1867-1932, Den Haag) was geobserdeerd door de Oriënt. Hij reisde veel naar dit gebied en legde zijn indrukken vast in schetsen, die later in etsen werden uitgewerkt. Minder vaak werd het een schilderij. Enthousiast werd de Hagenees van het straatleven en de architectuur, die hij, als het zo uitkwam, mengde met fantasie. Zijn grafische techniek deed tijdgenoot Jozef Israëls verzuchten: Die jongen heeft geen talent, hij is talent.

B-beekman, chris

Kunstenaar Chris Beekman (1887-1964, Den Haag) was communist en dat is in zijn werk goed merkbaar. In zijn schilderijen gaat het vaak om groepen mensen, die hun woede delen en zich verzetten tegen onrecht. Beekman schilderde om te laten zien dat hij solidair was, zich verbonden voelde met het onderdrukte individu, de arbeidersklasse. Beekman wilde graag maatschappelijk relevante kunst en wilde nadrukkelijk onderdeel zijn van die maatschappij. Naarmate de jaren vorderden werd zijn werk wat kubistischer.

A dune landscape

Kunstenares Else Berg (1877-1942, Ratibor, Tsjech) woonde en werkte in het Noordhollandse Bergen. Daar stond ze onder invloed van de grondlegger van de Bergense School: Le Fauconnier. Maar waar de meeste school- en tijdgenoten nadruk legde op impulsiviteit, was Berg meer aan het Duits Expressionisme toegedaan. Haar werk kenmerkt zich door spiritualiteit, een sterke binding met de omringende natuur.

In het dier herkent men de mens

De laatste keer aandacht voor de geweldige bundel essays die Helen Macdonald (1970) schreef over natuur en onze omgang daarmee: Schemervluchten. Het boek is tot mijn favorieten gaan behoren omdat het zoveel inzicht geeft in hoe wij mensen met de ons omringende natuur omgaan. En vooral over wat dat over ons zegt.

Er is een apart hoofdstuk: Wat ik van dieren heb geleerd. Daaruit wat fragmenten.

Lang geleden, ik was negen of tien, schreef ik een opstel voor school over wat ik later wlde worden. Ik zou kunstenaar worden en een otter als huisdier hebben, schreef ik, waarna ik eraan toevoegde: Zolang de otter maar gelukkig is. Toen ik het schrift terugkreeg had mijn juf erbij geschreven: Maar hoe weet je of een otter gelukkig is? Ik kookte van verontwaardiging. Otters zouden, zo dacht ik, toch zeker gelukkig zijn als ze konden spelen, een zachte slaapplaats hadden, op onderzoek konden uitgaan, een vriend hadden (dat was ik dus) en in een rivier zwommen om vis te vangen? De vissen waren mijn enige concessie aan het idee dat de behoeften van een otter misschien niet overeenkwamen met de mijne. Het kwam niet bij me op dat ik misschien niet begreep wat een otter wilde en niet veel begreep van wat een otter was. Ik dacht dat dieren waren zoals ik.

(..) De belangrijkste les die dieren me hebben geleerd is dat we andere levens heel snel, onbewust, gaan beschouwen als een weerspiegeling van dat van onszelf.

Dieren zijn er niet om iets te leren, maar hebben dat altijd gedaan, en wat ze ons vooral leren is wat we over onszelf denken te weten.

(..) We gebruiken dieren als idee om aspecten van onszelf te versterken en uit te vergroten, waardoor ze eenvoudige, veilige havens worden voor wat we voelen en vaak niet kunnen uitdrukken.

Niemand kan dieren helemaal doorgronden. We hebben ze te zeer beladen met onze eigen verhalen. Er een zien is alles zien wat je bij eerdere waarnemingen over ze hebt geleerd, uit boeken, van plaatjes, uit gesprekken. Zelfs in streng wetenschappelijk onderzoek worden dieren benaderd vanuit vragen die onze eigen aangelegenheden weerspiegelen.

(..) Hoe meer tijd we besteden aan onderzoek naar dieren, hoe vaker we naar ze kijken en ermee in contact komen, hoe meer de verhalen waaruit ze bestaan veranderen; het worden rijkere verhalen, die niet alleen beschikken over het vermogen je anders over een dier te laten denken, maar ook over jezelf.

(..) Proberen je voor te stellen hoe het leven van een dier eruitziet is gedoemd te mislukken. Je kunt niet weten hoe het is om een vleermuis te zijn door je ogen stijf dicht te knijpen, je in te beelden dat je vliegmembramen hebt, je weg in het donker te vinden door signalen de duisternis in te sturen die de vorm van de wereld naar je terugkaatsen. Zoals filosoof Thomas Nagel heeft uitgelegd, is vleermuis zijn de enige manier om te weten hoe het is om een vleermuis te zijn.

(..) Wat een dier nodig heeft of aan een gebied waardeert, is niet altijd wat wij nodig hebben, waarderen of wat ons zelfs maar opvalt.

(..) Een bos uitsluitend waarderen omdat een boswandeling zo heerlijk therapeutisch is, doet geen recht aan wat een bos is: het is er niet alleen voor ons

(..) De roek en ik hebben geen doel gemeen. We hebben elkaar opgemerkt, meer niet. Toen ik naar de roek keek en de roek naar mij, werd ik evenzeer kenmerk van zijn wereld als hij van de mijne. Onze afzonderlijke levens vielen samen, en al mijn gepieker verdween op dat ene vluchtige moment toen een vogel in de lucht, op weg naar elders, een blik over de scheidslijn wierp en me weer terugbracht naar een wereld waarin voor ons allebei evenveel plaats is.

uit: Schemervluchten, Bezige Bij Amsterdam, 2021; vertaling Nico Groen en Joris Vermeulen.

Farage Garagesbron beeld: theguardian.com

Helen Macdonald (1970, UK)

De spionerende pijl-ooievaar

De bundel Schemervluchten van de Britse wetenschapster Helen Macdonald (1970) herbergt enkele rake en ontroerende geschiedenissen over onze omgang met de natuur.  Een voorbeeld daarvan is het verhaal over de pijl-ooievaar.

pfeilstorch; ostsee-zeitung.debron beeld: ostsee-zeitung.de

Op een smalle sokkel in het universiteitsmuseum van de Duitse stad Rostock valt iets te zien wat berucht is omdat het zo gruwelijk is: een opgezette ooievaar waarvan de kronkelnek is doorboord door een Centraal-Afrikaanse houten speer met een ijzeren punt. De onfortuinlijke vogel overleefde de aanval en vloog terug naar Duitsland, om daar echter in het voorjaar van 1822 te worden doodgeschoten door een jager. Kranten achterhaalden de verre herkomst van de speer, en de tot Pfeilstorch (pijl-ooievaar) omgedoopte vogel werd vermaard omdat dankzij hem het raadsel werd opgelost waar Duitse ooievaars de winter doorbrengen.

En met dit inzicht werd duidelijk dat de vogeltrek bestond. Wat volgde was meer en steeds vernuftiger onderzoek. Vogels werden gezenderd om ze te kunnen volgen. Waar gingen ze naartoe; welke afstand legden ze daarbij af en wat was hun verblijfplaats elders? Vragen waarop antwoord werd gezocht en gevonden. Maar gezenderde vogels leverden niet alleen gegevens op:

spio-ooievaar Egypte; APbron beeld: AP

Als de opgezette pijl-ooievaar in het Duitse museum doorgaat voor de iconische vogel van de vroege trekdieren-wetenschap, dan is zijn hedendaagse equivalent volgens mij een andere ooievaar, een jonge vogel die Ménes heet en in 2013 in Hongarije met een zender werd uitgerust als onderdeel van een vogeltrek-volgproject waarin verschillende Europese landen samenwerkten. Nadat Ménes zijn nest had verlaten, trok hij in zuidelijke richting door Roemenië, Bulgarije, Griekenland, Turkije, Syrië, Jordanië en Israël, streek daarna neer in het Nijldal in Egypte, werd er gevangen door een visser en door de politie in verzekerde bewaring gesteld. De ooievaar, voorzien van ‘een verdacht elektronisch apparaat’, stond onder verdenking van spionage.

Ik heb lang gekeken naar foto’s van Ménes achter tralies, half in de schaduw, zijn snavel omlaag en zijn poten gespreid op het beton: een beklagenswaardig slachtoffer van een land dat in de greep is van grote politieke spanningen. Veiligheidsexperts spraken de ooievaar vrij van spionage, waarna hij werd vrijgelaten, om kort daarna echter dood te worden aangetroffen op een eiland in de buurt van Aswan. Het bemodderde kadaver was de schrijnende belichaming geworden van menselijke angsten en conflicten. In mediaberichten over zijn lot werd er een verhaal van weliswaar lachwekkende paranoia van gemaakt. Maar hoewel de ooievaar onschuldig was – een onwetende pion in een geopolitiek af-luister- en inlichtingenspel – was de kruising tussen ooievaar en apparaat dat veel minder duidelijk.

uit: schemervluchten – Helen Macdonald, Bezige Bij Amsterdam, 2021; vertaling Nico Groen en Joris Vermeulen

 

Ravel, de afsluitdijk en Vasalis

https://youtu.be/xFfoTqQbjA4?feature=shared

In Parken en woestijnen (van dichteres Vasalis) heb ik het gedicht Aflsuitdijk altijd een van de mooiste gevonden.

Het is een gedicht dat me door zijn muzikale beweging doet denken aan het begin van het pianotrio van Ravel. Wanneer je luistert naar het begin van dit beroemde trio uit 1914, hoor je een uiterst eenvoudige melodie, bijna te eenvoudig. Maar in twee, drie minuten heeft Ravel dit eenvoudige materiaal al stormachtig ontwikkeld en is er tussen piano, cello en viool een geweldige dynamiek ontstaan. Zoiets kan in muziek: met bijna niets beginnen en in korte tijd diepgang en complexiteit creëren. Het kan ook in poëzie. Afsluitdijk is er een mooi voorbeeld van. Het begint met een eenvoudig gegeven, een alledaagse situatie, maar binnen twintig regels heeft Vasalis ons aan de grenzen van de ervaring gebracht.

Afsluitdijk

De bus rijdt als een kamer door de nacht / de weg is recht, de dijk is eindeloos / links ligt de zee, getemd maar rusteloos, / wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

Vóór mij de jonge pas-geschoren nekken / van twee matrozen, die bedwongen gapen / en later, na een kort en lenig rekken, / onschuldig op elkanders schouder slapen.

Dan zie ik plots, als waar ’t een droom, in ’t glas / ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken, / soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken / de geest van deze bus; het gras / snijdt dwars door de matrozen heen. / Dan zie ik ook mezelf. Alleen / mijn hoofd deint boven het watervlak, / beweegt de mond als sprak / het, een verbaasde zeemeermin. / Er is geen einde en geen begin / aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, / alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

uit: het visioen aan de binnenbaai – Oek de Jong, Augustus Amsterdam, 2016

M. Vasalis (1909-1998, Den Haag)

Vasalis; dvhn.nlbron beeld: dvhn.nl