In Mozart voor schrijvers gaat Oek de Jong (1952) op zoek naar het muzikale aspect van de roman. Wat blijkt? Muziek speelt een rol bij het totstandkomen van de verhalen die De Jong schrijft. De Jong citeert Milan Kundera: Het componeren van een roman bestaat uit het naast elkaar plaatsen van verschillende emotionele ruimtes. De Jong zelf vult aan: Het naast elkaar plaatsen van emotionele ruimtes is precies wat ook in elke muzikale compositie gebeurt.
De Jong groeide thuis vooral op met klassieke muziek: Bach, Mozart, Beethoven en Schubert. Later kwam daar de jazz (Coltrane, Monk en Miles Davis) bij en de (live) popmuziek.
https://youtu.be/D5ETBqA1cEI?feature=shared
Op jonge leeftijd kun je geraakt worden door muziek die je je hele verdere leven bijblijft. Nog altijd bewonder ik de sonates van Scarlatti. Ondanks hun lichtheid en virtuositeit is de ondertoon melancholisch. Gustav Leonhardt heeft me door zijn uitvoeringen bewust gemaakt van de sterke ritmes in de sonates, niet zelden geïnspireerd door de ritmes van de volksmuziek die Scarlatti hoorde op straat. Scarlatti fascineert me door zijn concentratie op die ene vorm: de sonate. De kenmerken van de Scarlatti-sonate – helderheid en precisie, het samengaan van lichtheid en melancholie – zijn voor mij bij het schrijven altijd een voorbeeld. Zo moet het. Zo helder, zo precies, zo licht en toch zo vol melancholie, voorgestuwd door een sterk ritme en dan nog eens eenvoudig en virtuoos tegelijkertijd.
Naast Scarlatti speelt ook Mozart een rol in het schrijven van De Jong.
https://youtu.be/EEEg_u9j5jk?feature=shared
Ritme is een muzikaal aspect van de dialoog. Mijn sterkste ervaring met het ritme van dialogen heb ik niet te danken een roman noch aan een toneelstuk, maar aan de pianoconcerten van Mozart. Ik werkte eens een tijd in een huis waar geen andere muziek voorhanden was dan een platencassette van Mozart, gespeeld door Alfred Brendel. Ik heb ze dag in, dag uit beluisterd en begon ze te horen als gesprekken, levendige conversaties tussen een pianist en een orkest, met grappen en gescherts, driftige woordenwisselingen, verliefde praatjes, vleierij en amoureuze onstuimigheid, in het adagio verlangend gefluister, tedere woorden en innige versmelting, verdrietige zinnen van de piano gevolgd door troostende gebaren van het orkest, soms een klacht, die aan het begin van het snelle en opgewekte derde deel altijd weer dapper wordt weggeslikt. Wekenlang liep ik tijdens mijn wandelingen met die Mozartse zinnen in mijn hoofd. In handboeken wordt gesproken over het dialogiserend karakter van deze pianoconcerten. Dit was het dus wat ik had gehoord.
uit: Mozart voor schrijvers; uit: het visioen aan de binnenbaai – Oek de Jong; Augustus Atlas Contact Amsterdam, 2016