Uit: De Gelukkige Klas
Maar ik heb toch een gerust geweten als schoolmeester. Want dit is toch wel duidelijk: het is zo’n larie om medelijden te hebben met die arme kindertjes, die onbegrepen dingen te slikken krijgen, onverstane woorden moeten napraten. Die arme kindertjes beschikken over de heerlijke, gezonde gave om van alles iets te maken dat ze wél baas kunnen. Heel het leven is een wonder – elke dag brengt hun nieuwe verrassingen – zij accepteren onbezorgd elke nieuwe ervaring: hoe zou het hen dan verlegen kunnen maken dat wij schoolmeesters af en toe ook nog wat voor wonderlijkheden zorgen? Op de grote hoop nieuwigheden die zij onverdroten op hun kindermanier neerslaan tot hanteerbare gewoonheden maakt dát niet uit. Ze maken wél andere mysteries onschadelijk dan die stuk of wat schooldingetjes van ons!
Het beeld van Theo Thijssen in Amsterdam; foto: Hans Bayens
Theo Thijssen (1879 – 1943)
Maand: november 2017
Günter Eich: Inventur
Inventur
Dies ist meine Mütze, / dies ist mein Mantel, / hier mein Razierzeug im Beutel aus Leinen.
Konservenbüchse: / Meine Teller, mein Becker, / ich hab in das Weisblech / den Namen geritzt.
Geritzt hier mit diesem / kostbaren Nagel, / den vor begehrlichen / Augen ich berge.
Im Brotbeutel sind / ein Paar wollen Socken / und einiges was ich / niemand verrate,
so dient es als Kissen / nachts meinem Kopf. / Die Pappe hier liegt / zwischen mir und die Erde.
Die Bleistiftmine / lieb ich am meisten: / Tags schreibt sie mir Verse, / die nachts ich erdacht.
Dies ist mein Notizbuch, / dies meine Zeltbahn, / dies ist mein Handtuch, dies ist mein Zwirn.
Inventarisatie
Dit is mijn muts, / dit is mijn jas, / hier is mijn scheergerei / in de linnen zak.
Conservenblik: / mijn bord, mijn mok, / ik heb in het metaal / mijn naam gekrast.
Gekrast hier met deze / kostbare spijker, / die ik voor begerige / blikken verberg.
In mijn broodzak zitten / een paar wollen sokken / en een paar dingen die ik / aan niemand verraad,
zo dient het ’s nachts / als kussen voor mijn hoofd. / Dit karton hier ligt / tussen mij en de aarde.
De potloodstift / heb ik het liefst: / overdag schrijft hij verzen / die ik ’s nachts heb bedacht.
Dit is mijn notitieboekje, / dit is mijn tentbaan, / dit is mijn handdoek, / dit is mijn garen.
Günter Eich (1907 – 1972)
Uit: Abgelegene Gehöfte, Schauer Frankfurt am Main, 1948
Generaties: grootmoeder
Antwerpen
Ik was dertien / toen ik dit droomde, / in het begin van de herfst, / bij mijn grootmoeder in Aleksandrovo.
Ik bevond mij in een onbekende straat. / De huizen stonden zij aan zij, / als om zich aan elkaar te warmen. / De daken staken in de hoogte / als hoeden van middeleeuwse dames. / De mat-gekleurde vensterruiten, / gevat in loden raampjes, trilden. / In de lage grijze nevels smolt / de suikeren toren van een kathedraal. / Het gelui der klokken vulde, mèt de regen, / de smalle straten en pleintjes. / Mannen met gezichten als van Albrecht Dürer / liepen voorbij; hun baarden hielden / de druppels vast als struikgewas. / Boven bloemen en groenten en vogels / schreeuwden handelaars met rode wangen / rauwe tweeklanken en schurende g’s. / Toen kwam ik bij een kerkhof. / Tussen de stenen engelen las ik / op één van de verweerde zerken / mijn eigen naam.
Zo ver van ons huis in Aleksandrovo.
Toen was ik voor het eerst in Antwerpen.
(foto: Bert Bevers)
Maja Panajotova (1951), Bulgaars
Uit: Verzwegen alibi, 1983
Surrealistisch en invloedrijk: Moebius
Achter de naam Moebius gaat Frankrijks meest invloedrijke striptekenaar Jean Giraud (1938 – 2012) schuil. Giraud werd bekend met een western-strip: Blueberry. Maar onder zijn pseudoniem Moebius tekende hij science-fiction strips. Vaak woordenloos, altijd surrealistisch en soms trad hij er zelf in op. Zijn strips werden een bron van inspiratie voor auteurs en filmers in Frankrijk maar ook ver daarbuiten, tot in Japan aan toe. Filmers als Fellini en Besson, auteurs als William Gibson en Paolo Coelho erkenden zijn talent en bewonderden zijn werk.
Hieronder 6 van zijn meest succesvolle werken:
Arzach
Blueberry
Long tomorrow
Airtight Garage
the Gardens of Aedena
the Incal
Harry Dean Stanton, koning van de bijrol, sprak met zijn gezicht
Onderstaand fragmenten uit: ‘Zijn gezicht was het verhaal’ door Dana Linssen, NRC.nl, 16 september 2017
Hoe hij daar liep. Tevoorschijn kwam uit het het niets. In de woestijn bij het Texaanse stadje Marathon, aan de rand van het Big Bend National Park. Met dat rode petje, en dat verwassen pak. Hij is zijn geheugen kwijt. Of misschien heeft hij het daar ergens in dat onverbiddelijke landschap achter zich gelaten. Travis Henderson in Paris, Texas (1984) van Wim Wenders was de enige rol die zijn leven zin had gegeven, zei hij ooit in een interview. Een man getekend door trauma en herinnering. Het was zijn doorbraakrol. Op 58-jarige leeftijd, nadat hij er al een half leven aan zwijgende bijrollen en weinig spraakzamer zogeheten ‘karakterrollen’ op had zitten. Harry Dean Stanton (1926 – 2017) had geen woorden nodig om te spreken. Hij sprak met zijn gezicht. En met de manier waarop hij liep.
Zijn filmografie telt zo’n 100 filmtitels en minstens de helft daarvan aan tv-rollen. Enkele memorabele optredens zijn bijvoorbeeld met zijn gitaar op de luchtplaats van een gevangenis in Cool Hand Luke (1967), als lifter in de nihilistische racefilm Two-Lane Blacktop (1971), als gruwelijk aan zijn einde komende ruimtetechnicus in Rildey Scotts originele Alien (1979), gekke wetenschapper in rampenfilm Escape from New York (1981), cokesnuivende straatschuimer in cultfilm Repo Man (1984), als de apostel Paulus in Martin Scorseses The Last Temptation of Christ (1988) en al op hoge leeftijd in drugstrip Fear and Loathing in Las Vegas (1998) en doodstrafdrama The Green Mile (1999).
Hij was misschien de ongekroonde koning van de bijrol, maar het waren altijd bijrollen die een doorkijkje gaven naar de pijnlijke nuances en subtiliteiten van mensenlevens die zelden in films worden verbeeld. Hij was iemand die door te zwijgen het hele verhaal vertelde. Iemand met een gegroefd gezicht, droef als een oude boom, maar altijd met een laatste vonkje vuur in zijn naar verlossing hongerende ogen.
Fragmenten uit:
Cool Hand Luke
Paris, Texas
Repo Man
(on)Zin: lied van de verkalkte priester
Lied van de verkalkte priester
Ik leg die dingen daar – Zie ze verbranden, / Smaragd, azuur en goud, / Het sist en kraakt, het blauw & groen der wereld / Alsof ik moe ben. Iemand hindert me / Steeds weer, de wolken, wolken hebben rare randen / En ik begrijp ze niet en houd niet van ze.
…wolken hebben rare randen… (bron foto: bommeltje.nl)
Mijn lange lippen likkend keek ik naar God, / Hij vlamde en was vriendelijker / Dan jullie, hij was klein. Hij liet / Me slangen, dunne bloemen zien: die waren koud. / Gezag wuifde & lichtte als de fakkel / Van ijs onder een zonnetje. Ik sta verbaasd.
Daar had je de schrille en stijve dansers, / Hun krachteloze koppen schuddebollend. / Ik zou ze leren maar dat kan nu niet / Wegens de regels. Ze verheffen zich en schuiven. / Dans maar, knik ik, ze dansen in de regen / In mijn rode tuniek, ik heers over de dood.
John Berryman (1914 – 1972), Noord-Amerikaans
Uit: Iets dat te groot is om te zien, Meulenhoff Amsterdam, 1991; vertaling Rob Schouten
Middellandse Zee: Sénanque 1
De abdij van Sénanque in de Provence (bron: SeeProvence.com)
Sénanque 1
gom het donker / weg, behoud / de koelte
demp de tijd
gelouterd / van lavendel / en wind
spaart / het licht / een rondboog / uit
Roland Jooris (1936), Belgisch, Vlaams
Uit: Akker, Lannoo Tielt, 1982
Lijung Fang portretteert de identiteitsloze Chinees
De Chinese schilder Lijung Fang (1963) groeide in zijn land op tijdens de Culturele Revolutie. Hij brak als schilder door na de neergeslagen studentenopstand in 1989 (Tiananmenplein). Fang behoort tot de cynische realisten. Hij maakte talloze portretten van identiteitsloze Chinezen, die toonloos lijken te schreeuwen tegen het onrecht dat ze is aangedaan. Grote schilderijen waarop de verf in meerdere transparante lagen is aangebracht in bijna fluorescerende kleuren. Zorgvuldig en met grote ambachtelijkheid geschilderd.
Murakami vertelt humorvol en surrealistisch over honger
Jezus, wat hadden we een honger! Zoiets kon je niet eens meer honger noemen. We hadden het gevoel alsof we al het vacuüm dat er in de kosmos te vinden is in één keer hadden ingeslikt. Eerst was het vacuüm nog klein – ongeveer zo groot als het gat in een donut – , maar naarmate de dagen verstreken zwol het in ons lichaam op tot een bodemloos Niets. Tot een monument voor de honger, met plechtige achtergrondmuziek.
Hoe ontstaat honger? Door een tekort aan voedsel natuurlijk. En hoe ontstaat een tekort aan voedsel? Door een tekort aan ruilobjecten van equivalente waarde. En waarom hadden we niet voldoende van zulke objecten tot onze beschikking? Waarschijnlijk omdat we niet voldoende verbeeldingskracht bezaten. Misschien was ons tekort aan fantasie wel de directe oorzaak van onze honger. Dat sluit ik helemaal niet uit.
Dat doet verder ook niet ter zake.
God, Marx en John Lennon waren allemaal dood. Wij hadden honger – dat was het enige dat ons interesseerde. Wij hadden honger, en dat dreef ons het slechte pad op. Let wel: het was niet de honger die ons ertoe bracht om Kwaad te doen, maar het Kwade dat ons het slechte pad op dreef door ons honger te laten lijden. Ik weet niet waarom, maar het klinkt existentialistisch.
‘Ik val van m’n graat,’ zei mijn kameraad. Die paar woorden vatten de situatie uitstekend samen.
Uit: De broodjesroof, Atlas Contact Amsterdam, Antwerpen, 2012
Haruki Murakami (1949), Japans
Elisabeth Eybers: die hoof spreek
Die hoof spreek
Die hart, onklaar en koppig, bly ’n kind / wat al die eensgevondene wil hervind.
Gaan maar, gaan maar, gebied ek hom, en keer / gelouter tuis sodra jy wysheid leer.
Later, as hy ontredderd voor my staan / ná leegtes van woestyn en oseaan
en ek dan uitvors: bring jy nog iets terug / behalwe ’n handvol woorde en ’n sug,
kan hy my vierkant in die oë kyk / en smalend elk kruisverhoor ontwyk.
Ek word al meer geslepe. As hy weer / kom groet, souffleer ek vriendelik: hierdie keer
voel jy wel sat van sorge en verlies / en wil ’n burgerlike loopbaan kies?
Het ek konsent of seën gevra? tart hy – / Tot siens, ons sal mekaar weer nodig kry.
Elisabeth Eybers (1915 – 2007), Zuid-Afrikaans
Uit: Versamelde gedigte, Querido Amsterdam, 1990