De zigeunerjazz van Django Reinhardt

djano reinhardt

Wie wel eens naar Parijs gaat, komt vroeg of laat in aanraking met de muziek van Django Reinhardt. De beroemdste vertolker en uitvinder van de zogenaamde zigeunerjazz. Tijdens mijn Parijse strooptochten langs de diverse marché aux puces hoorde ik uit een boombox, of nog romantischer, uit een nabijgelegen café, klanken die opvielen door hun ongewoonheid. Het was gitaarspel, vlug, ritmisch, maar de combinatie met de andere instrumenten was apart: viool, geen drums, andere gitaren en bas. De klankkast van de gitaar diende als percussie. Een soort jazzy vorm van de flamenco.

Navraag leerde dat het zigeunerjazz (gypsy jazz, jazz manouche) was. Grote man van die muziekvorm: Django Reinhardt. Reinhardt werd geboren onder de rook van Belgische Charleroi (Liberichies), groeide op in zigeuner(Roma)kampen rond Parijs. Raakte op 18-jarige leeftijd zwaargewond bij een brand in zijn woonwagen. Zijn rechterbeen was verlamd geraakt en pink en ringvinger hadden derdegraads brandwonden. Dat leidde tot die typische Reinhardt-manier van gitaar spelen: soleren met twee vingers en de twee andere vingers gebruiken voor het te spelen akkoord. Dat unieke getokkel zijn we la pompe gaan noemen.

Belangrijk in de ontwikkeling van de zigeunerjazz was de ontmoeting van Reinhardt met Stéphane Grappelli, Italiaans-Frans violist met wie Django Hot Club de France begon. Het kwintet speelde jazz-standards maar ook eigen werk, waaronder Nuages en Swing 42. En vierde internationaal triomfen.

In 1942 ging dit kwintet ter ziele. Vanwege de oorlog en vanwege het feit dat Grappelli besloot in Engeland te blijven waar het gezelschap op tournee was. Reinhardt keerde terug naar Parijs. Daar overleefde de muzikant de Tweede Wereldoorlog door de bescherming van een hoge nazi, die lak had aan het oppakken van zigeuners en het verbod op entartete kunst, waaronder jazz viel.

De gypsy jazz is een onuitputtelijke bron geworden voor muzikanten, voor filmmakers, liedjesschrijvers en zelfs computer-nerds. Woody Allen bracht een ode aan de jazz-vorm in zijn Sweet and Lowdown. In de prachtige tekenfilm Les Triplettes de Belleville zien we in de openingsscene een figuur met een dun snorretje die met twee vingers de sterren van de hemel speelt. Ik herkende Django. In Nederland was het Rosenberg Trio de hoeder van de traditie die zoveel liefhebbers veel luister-plezier brengt.

Bron: Made in Europe, de kunst die ons continent verbindt – Pieter Steinz, Nieuw Amsterdam Amsterdam, 2014

Django Reinhardt (1910-1953, Liberichies, België)

Tadeusz Rózewicz: bezoek

rozewicz, tadeusz; teatrpolskibron foto: teatrpolski.pl

Bezoek

Ik herkende haar niet / toen ik hier binnenkwam / goed dat je die bloemen / zo lang kunt schikken / in een onhandige vaas

‘Kijk niet zo naar me’, / zei ze / met mijn ruwe hand strijk ik / over haar gekortwiekte haren / ‘ze hebben mijn haren afgeknipt’, zegt ze, / ‘kijk wat ze met me hebben gedaan’

dan begint opnieuw / dat blauwe welletje te kloppen onder / de doorzichtige huid van haar hals / steeds wanneer ze haar tranen wegslikt

waarom kijkt ze zo denk ik / nou, ik moet gaan / zeg ik een beetje te hard

en met dichtgeknepen keel ga ik.

Uit: De meisjes van Zanzibar, Plantage Leiden, 1999

Tadeusz Rózewicz (1921-2014, Radomsko, Polen)

Bijna iedere dag muziek: the Ramones

De naam Ramones werd in 1974 door Dee Dee bedacht. Hij wist te vertellen dat Paul McCartney het alias Paul Ramon hanteerde, als hij in het geniep een hotel boekte. Bij elk nummer werd er afgeteld – net als The Beatles in I Saw Her Standing There – en zetten ze hun uitgegroeide Beatlekapsels in beweging.

Als gezichtsbepalende frontman werd Jeffrey Ross Hyman gekozen, Joey, een zanger met een jeugdig, snerend stemgeluid. Als punkversie van de Vijfde Beatle zag hij eruit als een antiheld van formaat, een schele slungel die net als zijn ‘broers’ getooid was met een oud motorjack en een gescheurde spijkerbroek. Hij bleef met Johnny tot 1996 deel uitmaken van de band, al zei Joey jarenlang geen woord meer tegen hem. Johnny had zijn verkering ingepikt.

Het Gabba Gabba Hey eindigde met hun 2.263ste optreden. Na jarenlang gehannes met drugs, drank, onderlinge ruzies en een gebrek aan groot succes was het vooral de lymfeklierkanker van Joey die de band fataal werd: hij kon niet meer optreden. In 2001 overleed hij op 49-jarige leeftijd.

Nadien volgden Dee Dee (2002), Johnny (2004) en Tommy (2014) de zanger. Met de dood van Joey was een definitieve streep gezet door de beste punkband aller tijden, want iedereen was vervangbaar in de Ramones, behalve hij.

Uit: De vijfde beatle was Joey Ramone, Paul Onkenhout en John Schoorl, Volkskrant 16 oktober 2020

Het waren de tijden van punk, No Future, veiligheidspelden, Sex Pistols en Margareth Thatcher. Er openden zich nieuwe muzikale werelden. Die gingen niet om de mooie melodie, maar om ritme, energie, snelheid en De Boodschap. Mijn aandacht richtte zich vooral op GB, dat eiland waar muzikaal altijd alles anders is dan bij ons. Maar nog verder weg over de onmetelijke oceaan ontdekten we The Ramones, de Daltons van de punk. Vier langharige, lederen jackies en kapotte spijkerbroek dragende slungels. Een flinke dosis energie was hun troef, gecombineerd met snelheid; haast zou ik het bijna noemen. Hoogtepunt was hun live-dubbelalbum. Daarna was voor mij de pret op. Maar pret was het (smiley).

 

Berlijn Alexanderplatz: hoeveel lijden kan Franz Biberkopf aan?

döblin, alfred; tagesspiegel.debron foto: tagesspiegel.de

Op zijn zachtst gezegd was het een leeservaring. Weerbarstig, energievretend, kortom een hele klus. Want het leed stapelt zich op voor hoofdpersoon Franz Biberkopf. Het is een boek waar je met je kop bij moet blijven. Waarin veel paden zich kruisen. Waarin verleden en heden zich mengen. Waarin weinig liefde zich voordoet en als, dan loopt het slecht af. Maar het was de moeite waard. Ik kreeg er doorzettingsvermogen van, net als Biberkopf zelf, die zich niet uit het veld liet slaan. Die ondanks alle duisternis toch geloofde in de deugdzame mens. En in zijn directe omgeving waren daarvoor aanwijzingen in de vorm van Mieze en Eva, vrouwen waarop hij terug kon vallen, die hem steunden. Indrukwekkend dat Berlijn Alexanderplatz. Dank Döblin!

En dan duiken er engelen op in de levenswandel van Biberkopf. Plots lopen ze naast hem. Op het moment dat hij diep in de put zit. Dat is dichterlijke vrijheid. De mogelijkheid om de waarheid te verzinnen ten dienste van het verhaal. Saroeg en Terah zijn de namen. De engelen overleggen waarom ze Biberkopf zouden moeten beschermen.

‘Maar als iemand veel heeft beleefd en ingezien, toch nog volhoudt, en niet ineenstort, niet sterft maar zich uitstrekt, zich breed maakt, voelt en niet vlucht maar zijn ziel openstelt en standhoudt – dan heeft dat iets. Je weet niet, Saroeg, hoe je geworden bent wat je bent, wat je was en hoe je ertoe gekomen bent met me mee te gaan en andere wezens te beschermen.’ ‘Dat is waar, Terah, dat weet ik niet, mijn geheugen is helemaal gewist.’ ‘Het zal zich langzaam herstellen. Je bent nooit sterk vanuit jezelf, vanuit jezelf alleen, je hebt al wat achter je rug. Kracht moet verworven worden, je weet niet hoe je die verworven hebt en dat is je huidige situatie: de dingen die anderen om het leven brengen, zijn voor jou geen gevaren meer.’ ‘Maar hij wil ons toch niet, deze Biberkopf, je zegt immers zelf dat hij ons wil afschudden.’ ‘Hij wil sterven, Saroeg, niemand heeft ooit een zeer grote stap gezet, deze vreselijke stap gezet zonder te willen sterven. En je hebt gelijk, de meesten redden het dan niet.’ ‘En bij deze hier heb je hoop?’ ‘Ja, omdat hij sterk en overslijtbaar is en omdat hij al twee keer standgehouden heeft. Dus laten we bij hem blijven, Terah, doe me dat plezier.’ ‘Goed.’

Uit: Berlijn Alexanderplatz – Alfred Döblin, Wereldbibliotheek Amsterdam, 2015; vertaling Hans Driessen

Alfred Döblin (1878-1957, Szczecin, Polen)

Van Deel: de bomen

van deel, tom; trouw.nlbron foto: trouw.nl

De bomen

Een belevenis, daar niet van, / weer eens te lopen in echt bos, / het knappen van verdroogde takken, / de vinkeslag, het korstig mos. Dat / geurt en leeft daar maar, je was / vergeten dat het ook zó kon. Kijk / naar de bloemen, stel hun namen / vast, heerlijke kennis der natuur, / niet te vervreemden, steeds paraat / bij het dennegroen. Denk éven dat / het vroeger is, de bomen ietsje hoger, / prijs dán het weer, wijs op wat / vliegt en mijd secuur de modder.

Uit: Strafwerk, Querido Amsterdam, 1969

Tom van Deel (1945-2019, Apeldoorn)

Gafieira: vrouwen jagen ook

gafieira, vrouwen, wikipediaBraziliaanse vrouwen hebben hun eigen strategie als het gaat om mannen te bewegen met hen de (samba de) gafieira te dansen. bron foto: pt.wikipedia.org

Ter herinnering. De gafieira is de Braziliaanse versie van wat de tangohal in Buenos Aires is. Een gelegenheid om te dansen, het andere geslacht te ontmoeten, te verleiden, tot afspraakjes te komen, de liefde haar werk te laten doen.

Bij een vorige uitweiding hadden we het over een bekend verschijnsel bij de gafieira: de malandro, een soort gigilo, die probeert vrouwen te versieren die hem in zijn onderhoud kunnen voorzien. Daarvoor moet de malandro jagen tijdens de gafieira.

En de vrouw? Die jaagt ook, zo leren we van Ineke Holtwijk.

Vrouwen jagen ook, maar ze hebben hun eigen strategie. Het is een kwestie van subtiel jezelf marketen. Een vrouw die een man vraagt, riskeert algehele devaluatie. Voor ze het weet noemt men haar een galinha, een kippetje, een vrouw die zich aan iedere man geeft. Lúcia Leme zendt vanaf haar stoel blikken naar de man met wie ze graag een pasje wil maken. ‘Hij moet de garantie hebben dat jij wilt, voordat hij je ten dans vraagt. Macho-mannen zijn panisch voor een afwijzing.’

(..) Wil je de pretendent niet, dan kijk je weg als hij je nadert.

(..) Wat doe je als je zin hebt en je wordt avond na avond niet gevraagd? Venina is zevenenzestig, caramelkleurig, dynamisch en gaat door die hel. Stralend zit ze iedere donderdag aan haar vaste tafel. Eenmaal thuis huilt ze. ‘Het doet pijn tot in mijn baarmoeder als het orkest een ritmische samba inzet en ik moet blijven zitten.’

Ze begrijpt het. Sinds de middenklasse de gafieira is binnengedrongen zijn er zo veel jonge, mooie meisjes die goed dansen. ‘Wij zijn in een keer oud en lelijk geworden.’ Dat leeftijdgenote Maria Antonieta wel veel wordt gevraagd, begrijpt ze ook. ‘Die is lerares en beroemd.’ Eenmaal verscheen ze vermomd als sloerie. Een zwarte pruik, een kanten bloesje, een minirok en een zonnebril om niet herkend te worden. ‘Nog nooit zoveel gedanst op een avond.’

Ze betitelt zichzelf zonder blikken of blozen als mulher carente, een behoeftige vrouw. Ze wil mannen, liefde, seks. De wereld doet alsof vrouwen van vijftig en ouder niets meer nodig hebben. Soms staat ze naakt voor de spiegel. Dan ziet ze de rimpels en blubberende buik en denkt ze: mijn god, hiermee moet ik het doen tot het einde van het leven? Dan schiet het gemoed vol.

Maar moet ze haar witte krullen verven en zich op haar zevenenzestigste in een minirok hijsen? Er zijn vrouwen die het doen. Venina heeft besloten van niet. Ze blijft vaker thuis. Mannen begrijpen haar niet. En de gafieira van vroeger, waar oud en jong samen lol hadden, bestaat niet meer. ‘Dit land onderhoudt zijn culturele monumenten niet.’

Uit: Kannibalen in Rio, impressies uit Brazilië – Ineke Holtwijk, Ooievaar Amsterdam, 2001

Boudewijn Büch: moderne bibliofilie

büch, boudewijn, wikipediabron foto: nl.wikipedia.org

Moderne bibliofilie

Het leed op lompen uitgezet, / met draden in de rug gebonden, / het lood iets zwaarder aangezet: / de dood in vijftigvoud gevonden.

Van schoonheid bijna opgebaard. / Breekbaar mooi zijn op het scherp. / De kunst met zeldzaamheid bezwaard; / het boek van adel, met een sjerp.

Begeerd, gezocht en duur betaald; / hier is het drukwerk in zichzelf verdwaald. / Verkocht, geruild of duur geveild, / raakt ’t in een ander duister weer verzeild.

De letters opgesloten in een kast. / Een taal waar op geen sleutel past.

Uit: Verzamelde gedichten, Atlas Amsterdam, 1995

Boudewijn Büch (1948-2002, Den Haag)

Roemer: wend niet het gezicht af

roemer, astrid; nationaleboekenblog.nl

bron foto: nationaleboekenblog.nl

Wend niet het gezicht af

Wend niet het gezicht af – mijn moeder / ook ik ben stukgewaaid maar / afstand krimpt en er is geen ruimte zonder jou

wereldzeeën zijn bevaren / kronkelpaden bezocht – helaas / mijn vergezichten zijn als galjoenen / geloogd door handen die eeuwen pagaaiden / stroomopwaarts – mijn geliefden hebben roerloos gekoerst / naar hun kusten mijn moeder

het duel met de wind is als spiegels / die breken het zoeklicht / naar god / om de nacht te ontmaskeren zijn schepen verbrand / en de regen rent naakt achter mij

waar jij doolt waait op het stof / het verstopt onze nadagen / het heult met de zon

wij liggen verankerd – mijn moeder / mijn voet is zeewaardig en / de bruggen staan open en / de zeilen staan bol / wij zijn niet afgedreven – geen ogenblik / gehavend zijn wij

wend niet het gezicht af – mijn moeder / ook ik ben stukgewaaid maar / afstand krimpt en er is geen ruimte zonder jou

Uit: Noordzeeblues, Singel Amsterdam, 1985

Astrid Roemer (1947, Paramaribo, Suriname)

Tsjitsjikov, favoriete personage van H.H. ter Balkt

ter balkt, demorgen.bebron foto: demorgen.be

Van schrijvers is bekend dat het veel-lezers zijn. Hebben die schrijvers dan ook een favoriet personage? Zo ja, vanwege… Carel Peeters en Doeschka Meijsing vroegen schrijvende, dichtende en uitgevende medeburgers naar die favorieten en schreven over hun bevindingen in: Het favoriete personage.

Dichter H.H. ter Balkt vond desgevraagd Robinson Crusoë het meest geheimzinnige boek dat hij ooit las. Favorieten als Jozio uit Ferdydurke van Gombrowicz; Schwejk en alle helden uit Zwaarbewaakte treinen van Bohumil Hrabal moeten het afleggen tegen:

Maar jij bent het dus, Tsjitsjikov, mijn favoriete personage, jij die allerminst sympathiek bent en volgens wijlen Nabokov zelfs niemand minder dan de duivel voorstelt, Tsjitsjikov uit De dode zielen; als een rolling stone door een koets gedragen rondrollend door Rusland, een rolsteen door twee korstmossen vergezeld: Selifaan, zijn koetsier, en zijn vuile, ongewassen knecht Petroesjka. De andere in het boek voorkomende personages zijn al evenzeer zowel buitengewoon onsympathiek als onvergetelijk. En favoriet worden ze, in mijn ogen, door de prachtige penseelstreken (ach wat, prachtige, ach wat, penseelstreken!) waarmee Nikolai Gogol ze schildert: zoals Milosj, de held uit Zwaarbewaakte treinen, een goederentrein ‘begiet met groen licht’.

Uit: Het favoriete personage van A.Alberts tot Ad Zuiderent, Raamgracht Amsterdam, 1983

H.H. ter Balkt (1938-2015, Usselo)

Omdat Ter Balkt fan van The Rolling Stones was, dus dit:

https://youtu.be/GgnClrx8N2k

Bijna iedere dag muziek: the Rolling Stones

De Rolling Stones, wat voor zinnigs kun je daar nog over verhalen? Ze gaan al (te) lang mee en hebben op zijn minst drie generaties aangesproken. Tijdloze muziek? Invloedrijk zeker. Niet dat ze super inspirerend waren op alle momenten. Mijn voorkeur gaat uit naar de periode Exile On Main Street en Sticky Fingers. Platen die ik eindeloos heb gedraaid en die enorme indruk achterlieten. Dus bij deze wat van mijn favorieten destijds.