Philip Roth (1933) rijmt op Goth. Roth komt al jaren in aanmerking voor de Nobelprijs (literatuur), maar kreeg ‘m nog niet. Hoeft ook niet, gewoon lezen is de beste manier om hem eer te bewijzen en op zijn waarde te schatten.
Roth schrijft in de traditie van The Great American Novel: verhalen die gemakkelijk weglezen; met veel spanningsbogen zodat je verder wil lezen, snel tot aan het eind. Herkenbare en waarachtige personages, dramatische eindes. En toch, wat hem echt relevant maakt is dat die verhalen hout snijden. Roth schrijft verhalen die vragen stellen bij al die geweldige Amerikaanse (vrije westen, individualisme, hoop en glorie) verworvenheden. Want wie het nieuws een beetje volgt, ziet dat Amerika worstelt. Want waren ze na WO 2 nog de held van velen, na de verloren Vietnam-oorlog kwam er een beetje de klad in.
In Verontwaardiging volg je een all-american-boy die succesvol zijn middelbare school afrondt, de universiteit bezoekt, de volgende universiteit neemt, tienen haalt en het toch niet redt. Hij sneuvelt in Korea. Maar voordat het zover is, lees je hoe dat allemaal tot stand komt. Dat kan in een boek van meer dan 500 pagina’s. Roth redt het in minder dan 260.
In dit boek stelt Roth een vaste Amerikaanse waarde aan de orde: religie. Maar eerst het Chinese volkslied waaraan het boek zijn titel te danken heeft:
Sta op, gij die zich niet knechten laat! / Wij bouwen aan een nieuwe Muur / Met ons eigen vlees en bloed! / China’s volk is heden in groot gevaar. / Verontwaardiging vervult ons aller hart, / Sta op! Sta op! Sta op! / Sluit aaneen de rijen, / Wij trotseren de vijand, Voorwaarts! / Wij trotseren de vijand, / Voorwaarts! Voorwaarts! / Voorwaarts mars!
Hoofdpersoon Marcus Messner moet zich bij de decaan van de universiteit melden. Niet omdat hij zijn best niet doet, maar omdat hij zich niet wenst aan te passen.
Ik was een modelstudent. Waarom was dat voor niemand goed genoeg? ik werkte in het weekend. Waarom was dat voor niemand goed genoeg? Ik kon niet eens voor het eerst van mijn leven gepijpt worden zonder me af te vragen, terwijl ik gepijpt werd, wat er fout was gegaan dat het me vergund was gepijpt te worden. Waarom was dát voor niemand goed genoeg? Wat moest ik nóg meer doen om iedereen te bewijzen wat ik waard was?
Eén van Marcus belangrijke pijnpunten, volgens de decaan, is dat hij niet gelooft, niet in een god. Dat wordt hem door de decaan kwalijk genomen. In het debat daarover, citeert Marcus filosoof Bertrand Russell:
‘Denkt u dat u, als u de beschikking kreeg over almacht, alwetendheid en miljoenen jaren om uw wereld te vervolmaken, niet met iets beters dan de Ku-Klux-Klan of de fascisten tevoorschijn kon komen?
(..)
Godsdienst, stelt hij (Russell), is eerst en vooral gebaseerd op angst – angst voor het onbekende, angst voor het verval, angst voor de dood. Angst, zegt Bertrand Russell, is de bron van wreedheid, en het is dan ook geen wonder dat wreedheid en godsdienst al eeuwen samengaan. Verover de wereld met intelligentie, zegt Russell, niet door slaafse onderwerping aan de doodsangst die samenhangt met het leven op de wereld. Het hele godsbegrip, besluit hij (Russell), is de vrije mens onwaardig.
Het is duidelijk: Roth schuwt de grote woorden niet. Hij legt ze zijn hoofdpersoon in de mond. Marcus’ geschiedenis is die van veel jonge mannen: voorbeeldig stevenen ze af op hun lot. Een lot dat ze niet goedgunstig gezind is: ze fataal wordt. Marcus weet voortdurend wat hem te wachten staat: als hij niet slaagt, moet hij de oorlog in (in dit geval die van Korea). Dat geldt voor Marcus en met hem voor veel jonge mannen elders op de wereld. Jongemannen die bouwen aan hun eigen Muur, die van vlees en bloed maar geroepen worden door hun volk dat in gevaar verkeert. Met verontwaardiging in hun hart.