Hugo Claus en De Vader

Hugo-Claus

Hugo Claus werd in 1929 geboren in Brugge. Al vroeg op kostschool gedaan, waar hij in de wereld van de nonnen gevangen werd. Lectuur was zijn enige uitweg. De oorlog maakte een eind aan deze hel. Hugo verwisselde daarna net zo gemakkelijk van school als een modebewuste vrouw van schoenen. Hugo kreeg ruzie met zijn vader, wilde van huis weglopen en volgde boksles om zijn pa in elkaar te kunnen slaan. Na de bevrijding verdween Hugo naar Gent waar hij op de Academie  probeerde schilder, acteur en beeldhouwer te worden.

In de poëzie van Claus is hij directer dan in zijn proza. Claus schaamt zich niet om emotie en allusie te mengen. Hij springt rustig heen en weer tussen het werkelijke en het symbolische, het literaire citaat en de volkstaal en van het autobiografische naar het mythische. Kortom, Claus verenigt het waarschijnlijk zoals het ook in zijn aard verenigt werd.

Een vader

Dansend of geslagen, gevangen in de menselijke warmte gaan wij trager reeds in de struiken van onwil, in de besmette weides volgen de verminkten op de voet. Zij fluisteren. Hun lippen drogen in de zon, in de late zon.

De valavond horen wij, de dagelijkse reutel der gehangenen horen wij, de gevilde welp horen wij, de brandende jood in het braambos, en de manke non, de godvruchtige zuster van de rechter en de wulpse, de heidenen in het park, de ravenschieters en de ridders horen wij.

Een snavel eet uit onze mond. Een keerkring sluit ons bloed.

En onder de linde, in de schaduw en bedauwd, ligt de vader, niet te tornen, en bekijkt dagen, dagen lang zijn murwe kinderen.

Uit De Oostakkerse gedichten, 1955.

F van Faithless

Hiphop, funk, jazz en het allegaartje dat een band als Soul to Soul er in de jaren 80-90 van maakte, kreeg in de nineties een duw in de rug met Faithless. Die Britse band bestond vooral uit Sister Bliss en producer Rollo, maar kreeg met zanger/rapper Maxi Jazz (the grand oral dessiminator) een aantrekkelijk boegbeeld.

Maxi Jazz manifesteert zich met zijn seksuele escapades, religieuze ervaringen en zijn 24 uur durende raves en sprak daarmee een groot publiek aan. God was een DJ en Maxi Jazz kon zijn slaap maar niet vatten.

Faithless bracht een nieuw geluid waarin dance/house de basis vormde maar waarin allerlei uitstapjes naar minder dansbare soundtracks ook op hun plek vielen. En met Faithless laaide mijn interesse voor nieuwe muziek weer op eind jaren 90.

De Tachtigjarige: Het Wilhelmus

De precieze ontstaansdatum en de tekstdichter van het Wilhelmus zijn niet bekend. De meeste bewijzen voor de tekstdichter wijzen naar Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, maar sluitend zijn de bewijzen niet.

Het Wilhelmus werd geschreven op de melodie van een Frans lied dat de Hugenoten gebruikten. Die melodie werd aangepast door Adriaen Valerius. Deze nam die nieuwe versie op in zijn Nederlandsche Gedenk-Clanck (1626).

Het Wilhelmus werd razend populair omdat het bekend werd als het Geuzenlied. De vijftien coupletten vormen een naamdicht. De eerste letters van elk couplet vormen de naam Willem van Nassov.

In 1572 werd het Wilhelmus gezongen door een soldaat op de stadsmuur van Haarlem. Prompt werd zijn been er af geschoten met een kanonschot afkomstig van de Spanjaarden.

In diezelfde periode (1565-1574) werd in Amsterdam een schepeling (matroos) veroordeeld wegens het zingen van het Wilhelmus toen hij de kerk verliet.

Het zingen van ons volkslied was in de Tachtigjarige oorlog nog een daad van verzet.

Bron: Roel Tanja – Een korte geschiedenis van De Tachtigjarige Oorlog.

Brownsvilleka

De in New York woonachtige en actieve fotograaf Brownsvilleka maakt uniek werk. Zijn foto’s zijn vaak een beetje onderbelicht waardoor een oranje, gele waas ontstaat. In verschillende delen van Brooklyn gaat hij op pad en in deze serie ging hij ’s nachts de straat op. Dat levert mysterieuze beelden op die iets doen vermoeden over het leven in de grote stad. Hoewel geen mens te zien op de foto’s, is de stadbewoner constant aanwezig.

brownsvilleka brownsvilleka2 brownsvilleka3 brownsvilleka4 brownsvilleka5 brownsvilleka6

Van Ostaijen over Van Gogh

van ostaijenLeopold Andreas (Paul) van Ostaijen (1896 – 1928) was een modernistisch Vlaams dichter en prozaschrijver. Bij het grote publiek is hij vooral bekend om gedichten als ‘Huldegedicht aan Singer’, ‘Rijke Armoede van de Trekharmonica’, ‘Alpejagerslied’, ‘Boem Paukeslag’, ‘Avondgeluiden’, ‘Melopee’ en ‘Marc groet ’s morgens de dingen’.

De Vlaamse dichter en schrijver Paul van Ostaijen komt herhaaldelijk voorbij in het Verdriet van België. Van Ostaijen was een modernist en hield van het experiment. Van Ostaijen bewonderde Vincent van Gogh. Dat blijkt uit het gedicht met de titel: Vincent van Gogh. Uit dat gedicht een citaat:

“Kunst is de liefde in elke daad. Kwintessens. En het volledig liefde zijn. En dit is liefde als Vincent deed: de talenten die hij kreeg, tot de waanzin, tot het leed dat vreugde wordt, levend maken.”

Van Gogh’s inspiratiebronnen: Michel en Rousseau

20.12 georges michel2 georges michel3

SONY DSC

Vincent kende zijn klassiekers: de schilders waar hij tegenop zag of die hij bewonderde door hun werk, gekozen thema’s of uitwerkingen daarvan. Als het om landschappen ging, waren dat nogal eens Franse schilders, met name de leden van de School van Barbizon. Tot die groep behoorden ook deze twee schilders: Georges Michel en Théodore Rousseau. Vincent kende hun werk.

De eerste vier werken zijn van Michel, de onderste van Rousseau.

theodore rousseau theodore rousseau2 theodore rousseau3 theodore rousseau4

Van Gogh’s inspiratiebronnen: Van Goyen en De Koninck

Vincent van Gogh verhuisde in oktober 1883 naar Drenthe. Hij schrijft zijn broer Theo:

“Ditmaal schrijf ik u heel uit de achterhoek van Drenthe, waar ik gekomen ben na een eeuwig lange vaart in de trekschuit door de heide.

Het land u te beschrijven zoals ’t zou behoren gedaan te worden, zie ik geen kans toe, daar de woorden mij ontbreken, maar stel u voor de oevers van ’t kanaal als mijlen en mijlen.”

Vincent verwijst naar het werk van onder andere Jan van Goyen en Philips de Koninck. Zij blonken uit in landschappen, vaak met water als decoratief element.

Philip Koninck (1619-1688) was een Nederlands kunstschilder behorend tot de Hollandse School. Naast schilder was Philips Koninck ook nog reder en baatte hij een scheepsdienst uit tussen Amsterdam en Rotterdam.

Philips_de Koninck Philips_de Koninck2 Philips_de Koninck3 Philips_de Koninck4

Jan Josephsz. van Goyen (1596 – 1656) was een Nederlands landschapschilder uit de Gouden Eeuw. Van Goyen heeft veel schilderijen nagelaten van rivieren, meren, kanalen, zandwegen, duinen of strand in de omgeving van Den Haag, Rotterdam, Delft, Dordrecht, Leiden, Gouda, Rhenen, Arnhem, Nijmegen, Emmerik en Kleef. Hij schilderde regelmatig winterlandschappen, zee- en stadsgezichten, maar nooit een portret, historiestuk of stilleven.

jan van goyen

OSI-632

jan van goyen3 jan van goyen4

In taal is alles mogelijk

Sybren_Polet

Sybren Polet

In De Taal Achterna van Wim Daniëls schrijft hij over zijn ontdekking dat in taal alles mogelijk is. Dat beseft hij ten volle als hij werk van Anton Koolhaas leest. Koolhaas is bekend geworden door de dierenverhalen die hij schreef. In die verhalen liet hij de dieren onconventioneel denken en zich uitspreken. Zoals:

“Ahoy (..) dril de vliegwerk – doof het gonzen; merg van kalk, haak de zoemers!”, zoals een spin zegt.

of:

“Koning Thuur, vroeg koning Ruuven, hoe gaat gij sterven? Gelijk ge sterven zult, knorrige koning. De poten aaneengesnoerd en vol grote trekkingen. Waarover ik u mijn droefheid betuig, koning Ruuven”. Een dialoog tussen twee kalkoenen.

Daniëls was pas echt overtuigd van de mogelijkheden van taal toen hij het werk van dichter Hans Andreus onder ogen kreeg. Die dichtte:

Ik ben benieuwd naar,

maar ook bang voor,

het meervoud van bijvoorbeeld

stoelen

En dan de link met de overleden dichter Sybren Polet. Polet is bij uitstek de vertegenwoordiger van experimentele poëzie (en proza) in ons land. Polet heeft altijd gezocht naar de grenzen van wat mogelijk is in taal. Daarmee getracht het woordeloze en onzegbare een stem te geven.

hans andreus

Wim Daniëls: taal = gemaskerd bal

In het boek De Taal Achterna probeert Wim Daniëls uit te leggen waarom taal een gemaskerd bal is. Dat woorden niet altijd zijn wat jij denkt dat ze zijn. Poepdoos, ollieklonje, brandestransie, petazzie zijn voorbeelden van woorden die tonen dat taal een maskerade is, volgens Wim. “Niets in de taal is wat het lijkt. Of beter gezegd: elk woord is juist veel méér dan het lijkt. K.Schippers heeft dat ooit treffend onder woorden gebracht in een gedicht getiteld: ‘Bij Loosdrecht’.”

Als dit Ierland was,

zou ik beter kijken.

“Ollieklonje, brandestransie en ertschalle zijn drie woorden waar ik opeens heel anders tegenaan keek. Ze hadden een masker op. En dat kon je eraf halen. Wat je dan te zien kreeg, was helemaal niet onaardig. Ik vond het zelfs buitengewoon interessant.”

Ollieklonje is Eau de Cologne oftewel 47-11

Brandestransie is brandassurantie maar dan verbasterd

Ertschalle is het dialectwoord voor paardenbloemen of de bladeren ervan