KHOP: the other story

Het blijft een aparte gewaardwording: 50 easy pieces, het mooi vormgegeven boekje van KHOP. Onder KHOP gaat Karl Heinz Otto Peter Möricke (1941) schuil, een in Nederland wonende Duitser die zijn geld verdiende in de reklamewereld.

In 50 verhalen van 50 woorden trekt KHOP een wereld overeind die mij deed denken aan de schilderijen van Edward Hopper. De Ultra Korte Verhalen (UKV’s) beschrijven situaties in geuren en kleuren en met veel aandacht voor het gevoel, de sfeer. Dat onderscheidt ze duidelijk van die genoemde schilderijen, die zelden een geur oproepen.

Dat de verhalen in het Engels geschreven zijn, is wellicht een aansporing voor jongeren. Dat de verhalen erg kort zijn, maakt het boekje ook ideaal voor de leeslijst. Nu alleen nog zorgen dat je het boekje vindt:

The other story

Sometimes when reading a book you find a dried flower between the pages, or a shopping list, marginal scribbels, an expired train ticket, crumbs. Look, a hair, another one. Coffe stains. A faint smell, tobacco mixed with perfume. All spelling a story between the lines. The reader is the writer.

The poet

He wrote like he spoke, he spoke like he wrote. Broken poetry, page after page, day after day. See him standing now at the window, reading the clouds for signs of the homeless gods who taught him how to speak, how to write, how to house them between the lines.

uit: 50 easy pieces -KHOP, afdh Doetinchem, 2012

edward-hopper; muddycolors.comSchilderij van Edward Hopper; bron beeld: muddycolors.com

 

Schrijven als een rivier, bijvoorbeeld Willem van Toorn

willen van toorn; kassaprodukties.nlbron beeld:  kassaprodukties.nl

Kun je schrijven als een rivier? Van hoog naar laag; van smal naar breed; met water gevuld, planten en dieren een plek biedend, andere spullen meezuigend. Boten dragend, de aarde en de lucht rakend, ondertussen vuren blussend. Voor ons mensen ligt het voor de hand de rivier als decor te gebruiken voor het verhaal over onszelf. Schrijver Willem van Toorn (1935) doet dat laatste in De rivier. Hij beschrijft het verhaal van zijn ouders en dat van hemzelf, maar ook dat van het rivierenlandschap, dat hem na aan het hart ligt. De roman is een combinatie van die kwesties en raakt aan veel menselijke zaken, zoals de puberteit.

Ik kijk naar de rivier, het grijze water dat tegen de stalen huid van de schokker slaat, een paar koeien in de uiterwaard aan de overkant, de hoge, dunne schoorsteen van een steenfabriek in de verte, het groene lint van de dijk met de ijle pluimen van populieren. Maar elke keer gaan mijn ogen weer naar de drie mannen. Ze zitten met hun glazen bier om een rechtop gezet kistje heen. Mijn vader heeft zijn jasje uitgetrokken en net als Willie zijn overhemdsmouwen opgerold. Zijn vest heeft hij aangehouden. Zijn armen zijn bleek, met donkere haren erop, net als op de rug van zijn handen, die wel bruin zijn, van het fietsen. Zijn handen zijn smal en altijd schoon, met kortgeknipte nagels. Oom Dirk en Willie hebben bruine, gespierde armen en brede handen met zwarte nagels en dikke blonde haren, zelfs op hun vingerkootjes. De handen van de mannen pakken bedaard de bierglazen op, houden zorgvuldig sigaren rechtop zodat de as er niet af valt, tikken as van de Philip Morris overboord. Ze zijn verschillend maar ook hetzelfde, ze horen bij een wereld waar ik nog niet in mag, waar je overal haren krijgt. Oom Dirk heeft een molton hemd aan met drie knoopjes aan de hals, en zijn grijze borstharen krullen erbovenuit. Mijn broers horen al bijna bij die wereld, maar nog niet helemaal. Ze hebben fietsen en mogen roken, maar ze krijgen geen bier en als de mannen praten (over de oorlog, hoe de schokker verborgen heeft gelegen in een kleine haven in het achterland, over hoe Willie heeft moeten onderduiken om niet opgepakt te worden voor de Arbeitseinsatz, hoe mijn vader werd opgepakt om te graven en ontsnapte, hoe hij de polder in moest om aan eten voor ons te komen) dan moeten ze luisteren, net als ik. Ze hebben haar op hun armen, maar nog niet zoveel, en ze hebben al haar bij hun pik.

uit: de rivier – Willem van Toorn, Querido Amsterdam, 1999

Bijna iedere dag muziek: Simple Minds

Jip Golsteijn (1945-2002) van De Telegraaf interviewde voor 1986 Jim Kerr, zanger van de Simple Minds. Enkele fragmenten hieruit:

Ik word behandeld als een veteraan, maar ik ben pas midden twintig. Ondanks vijf elpees in vier jaar is het succes zeer geleidelijk gekomen. Nóg heb ik het gevoel dat het te snel gaat. Dat ik geduldiger zou moeten zijn. Ik wéét immers dat de Simple Minds nog zullen spelen als Spandau Ballet, Soft Cell en Human League namen zijn in een bestoft herdenkingsboek. Ik zie ons over twintig jaar nog op het podium staan en niet als Pink Floyd, met The Wall tussen hen en de werkelijkheid. Maar zou dat de prijs zijn voor één moment van echte grootheid, dan betaal ik die. Net als Roger Daltrey en Mick Jagger.

.. De muziek van de Simple Minds is wanhopig, negatief en troosteloos genoemd. Ons palet heeft inderdaad niet veel kleur. Het loopt van zwart naar wit en ik neig naar donkergrijs.

.. Toen de Simple Minds begonnen, hadden we geen ambities die uitstegen boven de wens ervan te kunnen leven. Nu pas heb ik het gevoel ooit iets groots te kunnen verrichten. Iets schrijven dat tekenend is voor mijn generatie. Zoals Steinbeck met The grapes of wrath of Kerouac met On the road voor de hunne. Of Pete Townsend met My generation. Je moet voor het maken van dat soort meesterwerken niet alleen goed kunnen observeren en met woorden kunnen omgaan, maar ook een enorm doorzettingsvermogen hebben. Anders slijt je boodschap met je roem. Dat wordt vaak vergeten in de rock ’n roll, waar voornamenlijk wegwerpcultuur wordt gemaakt. Dat is de aard van het beestje. Vandaag groot, morgen vergeten. Nieuw is beter dan oud. Ach, rock ’n roll is van oorsprong Amerikaans, nietwaar?

.. Ik ben verreweg de meest serieuze van het stel. Ook de meest gefrustreerde. En ik heb dat… dat schuldgevoel. De muziek van de Simple Minds is niet zo leeg, maar toch heb ik altijd het knagende gevoel dat ik niet genoeg zeg. Niet in bijbelse zin met mijn talenten woeker. Ik kan heus wel vrolijk zijn, maar vroeg of laat slaat die angst, dat neurotisch sombere gevoel, weer toe.

.. Ergens tussen de derde en vierde elpee zijn de scherpste kantjes van ons negativisme afgeslepen. Moet je je daartegen verzetten? Toen ik Promised you a miracle voor het eerst hoorde, dacht ik: Dat zijn wij niet. Zo lichtvoetig! Mijn eerste impuls was dat nummer zo snel mogelijk op één lijn te brengen met de rest van het werk. Maar ik heb dat uiteindelijk niet gedaan en Miracle is ons grootste succes gebleken.

.. Op het toneel ben ik een ander mens heeft hij ’s middags verlegen uitgelegd. ‘Ik voel me soms zelfs fysiek groter! Soms krijgt de muziek iets spookachtigs, dat er niet inzat toen we begonnen te spelen. Ik kijk dan om naar de anderen en die lijken in mijn hand te passen. En dat enorme geluid, dat kan nooit door ons alleen worden gemaakt! Een onzichtbare kracht heeft ons als medium gekozen. Ik heb geen idee waar het allemaal vandaan komt. Ik weet alleen dat ik het maar eventjes mag gebruiken. Ik spreek als een lentebriesje, maar ik zing als een orkaan.’

uit: warm bier & koude vrouwen – Jip Golsteijn, Teleboek Amsterdam, 1986

Lezen tegen schaamte

Premiere Of DreamWorks Pictures' "The Help" - ArrivalsKathryn Stockett; bron beeld: cbsnews.com

Schaamte is een heftige, primitieve emotie – een van de vroegste die in een zorgeloos en onschuldig hart tot uitbarsting komt. Mensen die zich schamen voelen van nature een instinctieve aandrang om weg te rennen en zich te verstoppen – onder in de wasmand, of in een ander land – op een plek waar niemand hen kan vinden. Neem onze remedie mee de wasmand in en tegen de tijd dat je weer tevoorschijn komt, zul je inzien waarom het verstandiger is, en ook noodzakelijk, om niet voor de feiten weg te rennen.

Een keukenmeidenroman van Kathryn Stockett (1969, USA) speelt zich af in het Jackson, Mississippi van de jaren zestig tijdens de opkomst van de Burgerrechtenbeweging, en beschrijft de publieke veroordeling van welgestelde blanke gezinnen die goedkope zwarte werkkrachten gebruikten en misbruikten – dienstmeiden die bekend stonden als ‘de hulp’. Het is een jonge blanke vrouw, dochter van een van die rijke gezinnen en zodoende per definitie erfelijk belast, die als katalysator dient en de hekeling mogelijk maakt.

Eugenia – of Skeeter, zoals ze genoemd wordt – wil heel graag schrijfster worden, maar is onzker over haar materiaal. ‘Schrijf over dingen die je dwarszitten, met name als niemand anders zich er druk over maakt,’ adviseert de New Yorkse redacteur die haar begeleidt in haar eerste pogingen tot journalistiek. Een briljant advies. Want sinds kort knaagt er een onbestemd gevoel van ongemakkelijkheid aan de drieentwingjarige Skeeter over Constantine, de zwarte hulp die haar heeft opgevoed – en die daarna plotseling uit hun huis verdween. Ze begint te beseffen dat het verhaal van Constantine en van honderden anderen – voor het eerst verteld en in hun eigen woorden – fascinerend leesmateriaal zou zijn. Natuurlijk wordt ze op angst en achterdocht onthaald. Wie neemt deze keukenhulpen immers nog in dienst als ze eenmaal uit de school hebben geklapt?

Uiteindelijk krijgt ze meer dan waarom ze had gevraagd. Aibileen (die zeventien blanke kinderen heeft opgevoed, maar haar eigen zoon heeft verloren in een ongeluk op zijn werk) en de openhartige Minny zijn dapper genoeg om het balletje aan het rollen te krijgen. Hiermee trekt Skeeter, terwijl ze het fragiele evenwicht van een maatschappij die is gebouwd op onrecht en racisme in gevaar brengt, wel een beerput open.

Over het algemeen zullen wij wraak niet aanmoedigen, maar als schuldigen weigeren voor hun schande uit te komen, is een schandpaal terecht. De ultiem rechtvaardige straf die Hilly Holbrook – het brein achter het initiatief om afzonderlijke toiletten voor blank en zwart in te voeren – opgelegd krijgt, had niet perfecter kunnen zijn. En als Minny ook meedoet en daarmee haar weerzinwekkende werkgeefster een koekje van eigen deeg geeft, krijgt Hilly iets veel, veel onaangenamers dan nederigheid voor haar kiezen. Laat al deze dapperheid het zetje zijn dat je nodig hebt om uit die mand te klimmen en je schaamte op te biechten. Net als bij schuld zul je pas verder kunnen als je ervan af bent. Vertel het degene(n) die het moet(en) horen en zeg dan dat het je spijt. En wat je ook doet, wacht niet af tot een ander het voor jou naar buiten brengt.

uit: de Boekenapotheek – Ella Berthoud & Susan Elderkin, Podium Amsterdam, 2013; vertaling Hester Tollenaar & Roos van de Wardt

Hedda Martens en de dode vlieg

dode vlieg; mtsprout.nl

bron beeld: mtsprout.nl

Schrijfster Hedda Martens (1947, Kampen) heeft nog geen omvangrijk oeuvre. Wel is haar schrijfkunst secuur, scherpzinnig, helder en monter. ‘Taal om vlinders mee te vangen’, noemde De Limburger het in een recensie. In 1982 debuteerde ze met verhalen. Inmiddels heeft ze meerdere bundels met korte verhalen, een novelle en een roman op haar conto staan. Daarnaast schreef ze losse bijdragen voor verschillende literaire tijdschriften. Na een stilte van elf jaar verscheen er vorig jaar weer een verzameling miniaturen van haar, waarin ze zich een meesteres toont.

Vlieg

Hier heb je hem dan, de vlieg, erbarmelijk dood. Pootjes in scheve hoeken verstard en één vleugel loodrecht omhoog, mooie klap die je hem daar verkocht hebt. Ze leven soms wel zes weken en daar gaan we heus niet op wachten, pats.

Hij was ook wel erg aan het klieren, die vlieg, nu eens hier, dan weer daar, maar steeds vlak in de buurt, soms alleen een vederlicht, gonzend briesje langs haar wang, oor, voorhoofd. En dan niks, ze vergeet hem, maar daar is hij opnieuw. Niet te harden, weg met dat beest. Maar weggaan doen ze niet, ze blijven om je heen hangen, en alweer dat gekriebel, alle zes poten tegelijk op haar arm en dan dat schokkerige voortbewegen, stop, en opnieuw. En nu afgelopen – flinke klap met haar hand: mis. Het is de luchtdruk die maakt dat ze al weg zijn voor je ze raakt.

Vandaar al die gaatjes in een vliegenmepper. Moeilijk te richten tussen de dingen door; een glas gaat als eerste over de tafel, dan een vlaag uit de asbak, een scheur in de krant. Nu is het waarachtig mooi geweest. Ze staat op: het is mooi geweest. Pats, alweer mis; en pats, alweer. Maar pats en daar ligt hij, ruggelings. Een pootje rekt zich nog, een kanteling, nu is alles hoekig gevouwen. Behalve het vlies van die ene vleugel, dramatisch omhoog; enorm zijn de vingertoppen die het aanvatten en loslaten boven de prullemand, het gewicht net genoeg voor een geruisloze, lijnrechte val.

uit: bij wijze van leven – Hedda Martens, Querido Amsterdam, 2022

hedda martens; derevisor.nlbron beeld: derevisor.nl

Hedda Martens (1947, Kampen) 

Otto Marseus van Schrieck schilderde met geuren

otto marseus von schrieck; stllvn2otto marseus von schrieck; stllvn4otto marseus von schrieck; stllvn6Ik ontmoette Atte Jongstra, schrijver, geboren in Terwispel. Hij gaf me zijn boek De ontgroende mens. Essays.

Thuis begon ik natuurlijk niet met pagina 1, ik bladerde, keek plaatjes en las te hooi en te gras. Het is een prachtig boek, dat me weinig nachtrust zal gunnen. Ik las bijvoorbeeld het hoofdstuk over de (Nijmeegse) schilder Otto Marseus van Schrieck (1617-1678). Hij is specialist op het beboste grondstuk, waar het zwermt, zoemt en krioelt van onderkruipselen. Hij veegde zijn achterleder af met alles wat verheven of ‘bezield’ is. En gaat door de knieën, tast in wat rot is en vergaat, giftig of niet-giftig, slijmerig of poederdroog. Schrieck werd bij leven niet voor niets ‘de snuffelaar’ genoemd. Wat hij opsnoof moet hem niet zelden hebben doen kokhalzen. Maar we mogen hem dankbaar zijn dat hij zich die antiperistaltische inspanningen heeft getroost. Geen schilder wist zulke verheven doeken uit onreinheid op te penselen. Otto Marseus van Schrieck mag je wel een tegenhanger noemen maar waar hing hij eigenlijk tegenaan? Een buitenbeentje ook, maar waar stond hij dan buiten? Om te beginnen: aan de voorschriften uit het Bijbelboek Leviticus had hij duidelijk geen boodschap. Hierin wordt een groot aantal levensvormen opgesomd waar de christenmens zich verre van moet houden: mollen, muizen, slangen, padden, hagedissen, kikkers. Vreemd eigenlijk dat deze nog bestonden. Noach mocht immers slechts reine dieren in de Ark aan boord nemen. Waar komen dan al die onreine Leviticus-exemplaren vandaan? Maar boeken spreken zich wel vaker tegen, zeker als het verhalenbundels zijn, geschreven door uiteenlopende gelovigen. En Leviticus heeft op één punt gelijk: voor kadavers moet je uitkijken, je kunt er ziek van worden.

uit: Tat Tvam Asi – A.L. Snijders, afdh Doetinchem, 2021

otto marseus von schrieck; stllvnotto marseus von schrieck; stllvn3otto marseus von schrieck; stllvn5

Haushofer: ‘Succesvol, maar een niets’

De Oostenrijkse schrijfster Marlen Haushofer (1920-1970) vertelt in het korte verhaal Vervreemding over een buitenechtelijke relatie tussen een getrouwde vrouw en een succesvol man. De man heeft al twee weken niets van zijn minnares gehoord en maakt zich zorgen. Na drie weken hebben ze weer contact en vertelt zij over een droom die ze heeft gehad en die tot inzicht leidde. Een breuk nadert:

Georg bleef achter en overwoog, zittend achter zijn rode wijn, of het misschien toch geen geluk voor hem was dat ze hem had verlaten. In haar nieuwe gemoedsgesteldheid was ze zeker niet dat wat een man zich na de inspanningen van de dag zou wensen.

Maar hij wist ook dat het nooit meer zo kon worden als vroeger. Hedwig was weggegaan en had een stuk van zijn zekerheid en rust meegenomen.

Het was net alsof iemand een gat in het dak had geboord waardoor hij, Georg, nu het eindeloze firmanent met zijn fonkelende sterren kon zien. En een zweem van die dodelijk vreemde, koude werelden sijpelde zijn comfortabele kamer binnen en veranderde die in een kleine kooi, vol oude rommel.

Voor de duur van één minuut was hij niet meer de succesvolle advocaat Georg Sailer, maar een niets.

uit: vervreemding; uit: ontmoeting met de onbekende, BZZTôH Den Haag, 1991; vertaling Ria van Hengel

haushofer, marlen; groene.nlbron beeld: groene.nl

Marlen Haushofer (1920-1970, Oostenrijk)

Hildegard von Bingen vertolkte de Duitse erotische levenslust

hildegard von bingen; saarbruecker-zeitung.debron beeld: saarbruecker-zeitung.de

Niet iedereen zal erotische levenslust ogenblikkelijk vereenzelvigen met Duitsland en de Duitse geest, zeker niet in een religieuze context. Maar denk dan eens aan de seksueel vrijmoedige Duitse mystica Hildegard von Bingen (1098-1179), abdis van een benedictijns klooster in Eibingen. Sibille aan de Rijn kreeg ze als bijnaam, en ook Professor Teutonica. (In de klassieke oudheid was een sibille een vrouw die door een godheid, Apollo meestal, in extase raakte en spontaan in voorspellingen uitbarstte. De Teutonen waren een krijgshaftige Germaanse stam die slaags raakte met de Romeinen, het onderspit dolf en uit de geschiedenis verdween, maar mythisch voortleeft als een soort oer-Germanen – zie het eerste halfuur van de film Gladator.)

De mystiek streeft naar eenwording van de ziel met God. Hildegard von Bingen betrok ook het lichaam daarbij. In elk geval in het Europa van de middeleeuwen was ze de eerste vrouw die een orgasme beschreef. Seksualiteit en erotiek waren ervaringen waarin ze de aanwezigheid van het goddelijke veronderstelde: ‘Waar man en vrouw samenzijn, is God in hun midden.’ Ze beleefde visioenen van haar eenwording met God en beschreef die in termen die seksueel al even weinig te raden overlieten als het Hooglied van Johann Christoph Bach (oom van). ‘Een druppelende honingraat was de maagd Ursula, / verlangde het Lam Gods te omarmen, / honing en melk onder zijn tong.’

Hildegard von Bingen was een geleerde en kunstzinnige Duitse vrouw, de eerste bij naam bekende vrouwelijke componist, en genoot tot in de hoogste kringen groot aanzien.

uit; alles klar – Sietse van der Hoek, Balans Amsterdam, 2016

https://youtu.be/C9K9PfjRjxM

Slavenka Drakulic: ‘De oorlog grijnst je tegemoet uit je eigen gezicht’

Zagreb, 07.06.2018 - Razgovor Mirjane Dugandzije i Slavenke Drakulicbron beeld: slobadna-bosna.ba

De Kroatische journaliste, schrijfster en essayiste Slavenka Drakulic (1949) vertelt in het korte verhaal Een doodstille stad over haar ervaringen met de oorlog in voormalig Joegoslavië. Die ervaringen zijn diep ingrijpend, traumatisch, wezenlijk en onvergetelijk. In onderstaand fragment verhaalt ze over het ingrijpen van de oorlog in haar persoonlijk leven.

Lange tijd had ik geweigerd mijn thuis te verlaten, of zelfs maar over die mogelijkheid te denken. Maandenlang, sinds januari, was de oorlog langzamerhand naderbij gekropen. Je kon horen hoe het lawaai dichterbij kwam, maar je kon nog steeds besluiten het te negeren. Ik ken die symptomen van ontkenning nu van buiten – eerst geloof je het niet, dan begrijp je niet waarom, dan denk je dat het nog ver weg is, dan zie je overal om je heen oorlog, maar je weigert het te erkennen en verband te leggen met je eigen leven. Uiteindelijk grijpt het je bij de keel, het verandert je in een dier dat schrikt van elk doordringend geluid, in een apathisch wezen dat van de ene hoek van de kamer naar de andere sjokt, de straat op en naar kantoor, waar je niets anders kunt doen dan wachten tot er iets gebeurt, tot je uiteindelijk geraakt wordt. Je leert de dood in te ademen, ‘dood’ wordt een woord dat je in de mond bestorven ligt, je dromen zijn doortrokken van uiteengereten lijken, je begint je zelfs voor te stellen hoe je zelf zult sterven. ’s Ochtends herken je je gezicht niet meer in de spiegel, die ziekelijke grauwe huidskleur, donkere kringen onder de ogen, en pupillen die zich niet langer dan een seconde op iets kunnen concentreren – alsof je zelf ook niet meer van deze wereld bent. De oorlog grijnst je tegemoet uit je eigen gezicht, en je leert dat je niet kunt ontsnappen. Je kunt ontsnappen aan de angst, maar niet aan de oorlog, zoals die je leven verandert, in stukken breekt, stukken die niemand meer aan elkaar kan plakken.

uit: een doodstille stad – Slavenka Drakulic, uit: Atlas 3, Contact Amsterdam, 1992

Slavenka Drakulic (1949, Rijeka, Kroatië)

Frits van den Berghe ging van daad naar droom

frits van den berghe; xprssnsmfrits van den berghe; xprssnsm3Frits van den Berghe (1883-1939) werd geboren te Gent. Hoewel vandaag algemeen erkend als meester van het Vlaamse expressionisme en het surrealisme, bracht hij aanvankelijk fijngevoelige impressionistische werken, met opvallend symbolistische inslag.

Op aandringen van Alfons Dessenis verhuisde hij in 1902 naar Sint-Martens-Latem. In 1906 sloot hij er vriendschap met Albert Servaes, Gustaaf De Smet en Constant Permeke. Hier zou het Latemse expressionisme geboren worden.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog zou zijn expressionisme volledig tot ontwikkeling komen, toen hij met De Smet, in Amsterdam, Blaricum en Laren verbleef. Daar ontstond een stijlverwantschap met de donkere visie van de Franse Henri Le Fauconnier, de Nederlandse Jan Sluyters en de Duitse houtsnijder Heinrich Campendonk. Ook de psychoanalyse van Freud liet haar eerste sporen na.

In 1922 woonden De Smet en hij een tijd samen met Permeke, in de Kaaistraat te Oostende. Daar stelden zij vast dat Permeke tijdens zijn verblijf in Engeland een gelijkaardige stijlevolutie had doorgemaakt. Enkele maanden later vestigden De Smet en Van den Berghe zich aan de Leie, eerst in Bachte-Maria-Leerne, daarna in de Malpertuis-villa te Afsnee, gehuurd door de galerijhouder Paul-Gustave Van Hecke. Daarvoor had hij, uit geldnood, een wasserijtje uitgebaat dat op een catastrofe was uitgedraaid. Van den Berghe bereikte in Afsnee, omringd door het gezin De Smet, zijn expressionistisch hoogtepunt.

Na de ineenstorting van de Brusselse kunstwereld in 1928, werd hij vast illustrator bij het Gentse socialistische dagblad Vooruit. Hij bleef er tot zijn dood. Intussen was zijn harde expressionistische stijl uitgegroeid tot een surrealisme, waarbij hij irreële droombeelden en groteske hallucinaties in vaak opvallende kleurengamma’s suggereerde.

Het centrale thema in zijn omvangrijk oeuvre is steeds de mens geweest in zijn tragische onvolkomenheid en afhankelijkheid

Van den Berghe stierf op 56-jarige leeftijd te Gent.

bron: wikipedia.org

frits van den berghe; xprssnsm2frits van den berghe; xprssnsm4