Bijna iedere dag muziek: Burt Bacharach

Burt Bacharach (1928-2023) nam de indeling van zijn muziek in de easy listening-categorie niet helemaal serieus. De aanhoudende stroom klassiekers die hij componeerde, meestal in eendrachtige samenwerking met tekstschrijver Hal David, waren rijke muziekstukken met ongebruikelijke ritmes en harmonieën, met verschuivende maatsoorten en ongebruikelijke fraseringen. Ook Frank Sinatra was ervan onder de indruk.

In zijn te boek gestelde memoires Anyone who had a heart (2013) verklaarde Bacharach: Als een melodie te gemakkelijk bij me binnenkomt, denk ik: dat is niet goed, ik keer de melodie binnenstebuiten en kijk er kritisch naar, bij voorkeur ’s nachts. Een poplied is een korte vorm om iets uit te drukken, alles telt.

Zijn genie lag in het verteerbaar maken van het complexe, het omzetten van zijn ideeën – ontleend aan pop-, jazz- en orkestmuziek, naar commercieel goud.

Geboren in Missouri, maar opgegroeid in New York, studeerde hij muziek om pianist en dirigent te kunnen worden bij Vic Damone, de jaren 50. Later in de jaren 50, begin 60 leerde hij Hal David kennen. Het duo brak door met The story of my life, een nummer voor Marthy Robbins, en Magic Moments dat geschreven werd voor Perry Como. Vanaf dat moment begon een oneindige reeks hits: van Dusty Springfield’s I just don’t know what to do with my life, Aretha Franklin’s I say a little prayer, Make it easy on yourself van The Walker Brothers tot Alfie van Cilla Black.

Voor Bachrach en David was Dionne Warwick echter het allereerste kanaal waarmee ze nieuwe liedjes de wereld in stuurden. In de jaren 60 met veel en groot succes: Don’t make me over en I’ll never fall in love again. Toen het duo stopte met de samenwerking, keerde Bacharach terug naar Warwick en beleefde ze in de jaren 80 nog een wederopstanding: That’s what friends are for. Die opleving duurde tot in de jaren 90. Oasis plaatste Bacharach op de cover van hun album Definility maybe. Elvis Costello begon met Bacharach waar David gestopt was: een samenwerking die leidde tot nieuwe songs.

bron: Uncut, mei 2023

Bijna iedere dag muziek: Santana

Nee, niet Let’s get it on van Marvin Gaye of Do me, baby van Prince maar Samba Pa Ti van Santana is de plaat die de Britse schrijver Nick Hornby (1980) koppelt aan sex. In theorie althans. Wat het in werkelijkheid werd? Dat leest u hier:

Samba Pa Ti is meer een instrumentaal nummer dan een song, maar tijdens een belangrijke periode halverwege mijn tienerjaren, toen ik het voor het eerst hoorde, sprak het me net zo welsprekend aan als iets wat tekst bevatte: ik was ervan overtuigd dat het nummer sex beschreef. Om preciezer te zijn: Samba Pa Ti was wat ik zou gaan horen als ik mijn maagdelijkheid verloor – zo niet op de stereo, dan wel in mijn hoofd.

Het begint langzaam, raadselachtig en mooi en dan wordt het dringerder, en dan – tja, dan sterft het langzaam weg. (Het nummer duurt trouwens vier minuten en zevenenveertig seconden, maar voordat ik van opschepperij wordt beschuldigd, ik had verwacht dat we tijdens het langzame gedeelte andere dingen zouden doen – zoenen, uit de kleren gaan, mogelijk wachten op een bus naar huis na de bioscoop – zodat ik erop vertrouwde dat ik het wel zou redden tot het wegsterven.)

(..)

Het was onvermijdelijk dat ik mijn maagdelijkheid niet verloor op Samba Pa Ti. Mijn onforuinlijke vriendin en ik luisterden daarentegen naar de tweede kant van Rod Stewarts Smiler, indertijd mijn lievelingsplaat; op de B-kant, zie ik nu, staan Hard Road, I’ve Grown Accustomed To Her Face en Dixie Toot. Het is duidelijk dat zoiets in een volmaakte wereld niet zou zijn gebeurd.

uit: 31 songs, Atlas Amsterdam, 2003; vertaling Anneke Goddijn

 

Bijna iedere dag muziek: Jimi Hendrix

https://youtu.be/Ll7w7Q1uIAk

Ik ging rechtop in bed zitten en temperde het volume van mijn wekkerradio. Het was een angstige gitaar. Bang om een vergissing te maken of uit de maat te spelen. Bang om niet snel genoeg te zijn. Bang om voor ongevaarlijk en braaf te worden aangezien. Bang om te worden voorbijgespeeld door snellere jongens in heldhaftiger poses in duurdere clips, omringd door mooiere modellen in gewaagdere jurkjes.

Zoveel luidruchtige benepenheid. Er ging een lichtkrant van branden in mijn hoofd.

Dit zijn de woorden die voorbij schoten:

wat / is / Jimi / Hendrix / ontzettend / dood.

Jimi, de Heilige Geest van de Elektrische Gitaar.

(..)

Tijdens zijn leven was hij een muzikale nomade. Eerst een side-man zonder vaste woon- of verblijfplaats in het rhythm ’n blues circuit. Toen hij voor zichzelf begon, vond hij zijn succes ver van huis, in Engeland. Een nieuw thuis kon het niet worden, al was het maar vanwege de honderden optredens per jaar door heel Europa en Amerika.

Als enige zwarte ster in de blanke popcultuur was hij een displaced person. Maar de zwarte gemeenschap was ook geen thuis. Hij mocht dan zwarte muziektradities op virtuoze wijze tot iets nieuws verbasteren, het grote zwarte publiek vond zijn muziek afschuwelijk. Hij werd bedreigd en afgeperst door Black Panthers, die hem ervan beschuldigden een white nigger te zijn.

Hij zwierf van vrouw naar vrouw en van gitaar naar gitaar. Tijdens optredens moest zijn band er voortdurend op voorbereid zijn dat hij de song die hij onder handen nam al improviserend achter zich liet. Soms glipte hij in een andere song op het repertoire, soms ook niet en begon er zomaar muziek, of nog erger, hij musiceerde alleen met feedback, storing, gekraak, vernieling.

(..)

Hij was er alleen als hij speelde en zodra hij speelde was hij onderweg, nergens heen.

(..)

De zwerver is steeds gericht op dat wat buiten ligt, waar hij bewegen kan. Plunderen, jagen en verzamelen. Zijn manier van denken is een oorlogsmachine, die als belangrijkste doel heeft te blijven bewegen. De ambtenaren, de filosofen, de priesters, de politie, de critici, de therapeuten willen dat hij zich vestigt, zich hecht en bekent tot een uitgangspunt en een doel. ‘Uw adres, uw beroep, uw ras, uw geboorteplaats, uw geloof, uw mening, alstublieft.’

Maar een zwerver is een zwerver in zijn eigen bed.

fragmenten uit: mobilehome – Dirk van Weelden, Bezige Bij Amsterdam, 1991 

Bijna iedere dag muziek: ‘working hard’

De muziekkeuze is pop. De decennia zijn: ’60, ’70, ’80 en 2010. Thema is hard werken want daar is veel en vaak over gezongen, blijkt.

Maggie’s Farm van Bob Dylan stamt uit 1965. Nooit zal Bob meer werken voor Maggie, noch voor haar broer, haar pa, of haar ma. Die lui knijpen je af, daar op de boerderij. Metafoor van Dylan voor de folkscene die zich zo stoorde aan zijn overstap naar de elektrische gitaar. Een protestlied om aan alle andere protestliederen een einde te maken.

Factory van Bruce Springsteen (1978). Springsteen bezingt met country flavour hoe hij als jongen zijn vader als een licht gebogen gestalte door de fabriekspoort ziet gaan, het regent, broodtrommel onder de arm, berusting. Zo ziet een werkmansleven nu eenmaal in elkaar.

She works hard for the money van Donna Summer (1983). Over de verhulde betekenis van deze tekst blijft de vakjury al jaren verdeeld. Gaat het over een serveerster? Een stripper wellicht? Of is het een in geheimtaal gesteld relaas van een prostituee? Hoe dan ook: She works hard for the money / So you better treat her right. Niets op af te dingen.

Working this job van Drive-By Truckers uit 2010. Indie Southern rockband uit Athens, Georgia schets de dagelijkse worsteling van een jongeman die maar niet hoger op de maatschappelijke ladder weet te komen en allerhande rotbaantjes heeft: Workin’ this job is a kick in the pants / Workin’ this job is a knife in the back / It ain’t getting me further than the dump i live in / It ain’t getting me further than the next paycheck. Herkenbaar niet?

uit: drie akkoorden en de waarheid – Rob van Scheers, De kring Utrecht, 2014

Bijna iedere dag muziek: Phil Spector

Phil Spector (1939-2021, New York, USA) kennen we als de bedenker van de Wall of Sound. Een grote groep musici spelen hun partij unisono in met veel echo, altijd in mono, en dat schept een breed orkestraal geluid dat het in de jaren 60 (en daarna) goed deed op de radio en in de jukebox. Met de Wall of Sound werd Spector een van de meeste invloedrijke producers in de popmuziek.

Spector produceerde platen met Gene Pitney, een handvol meidengroepen: The Ronettes, The Crystals en Darlene Love and the Blossoms en Ike and Tina Turner. Voor Ike and Tina maakte hij River Deep, Mountain High in 1966. Dat werd toen een flop: nummer 88 op de Amerikaanse hitlijsten. Een breekpunt zou later blijken. Spector stond aan het begin van een groeiende staat van gekte die in 2003 zou leiden tot een schietpartij met dodelijke afloop waardoor Spector (tot aan zijn dood) in het gevang belandde.

Spector trouwde op 14 april 1968 met Veronica Bennett, zangeres bij The Ronettes. Zij werd bekend als Ronnie Spector en vertelt over de Ike and Tine-periode:

Ik heb zijn onttakeling van dichtbij meegemaakt. Het mislukken van River Deep, Mountain High heeft hem tot waanzin gedreven. Er gebeurde zoveel tegelijk in dat nummer, voor het Amerikaanse publiek was het over the top, veel te ingewikkeld. Ik heb eerlijk gezegd altijd het idee gehad dat hij Tina Turner wilde lanceren als de nieuwe Ronnie Spector. Als hij met Tina een hit scoorde, kon hij (tegen mij) zeggen: zie je wel, ik heb jouw stem helemaal niet nodig.

bron: Drie akkoorden en de waarheid, muzikale levenslessen, Rob van Scheers; De Kring Utrecht, 2014

Bijna iedere dag muziek: Brian Wilson

Brian Wilson was Beach Boy en maakte zich onsterfelijk met het maken van het album Pet Sounds. Nummers als Wouldn’t it be nice en God only knows haalden de hitlijsten en worden nog altijd gezien als uitmuntende popcomposities. Zonder Pet Sounds bestond er geen Sgt. Pepper, aldus Beatles-producer George Martin over het belang van dit werk.

In het hoofd van Wilson ontwikkelde zich het volgende album: Smile. Gepland om in 1967 te verschijnen, ging Brian Wilson met Van Dyke Parks aan de slag. Maar het verschijnen zou lang gaan duren. Uiteindelijk werd het in 2004 uitgebracht. Daar waren verschillende redenen voor: interne strijd bij de Beach Boys; geruzie met Capitol Records, die het album zou uitgeven; technische problemen bij het maken van het album; Carl Wilson’s gedoe met zijn dienstplicht; maar vooral de slechte geestelijke conditie van Brian zelf, waarbij drugsgebruik een rol speelde. Brian voelde zich op de huid gezeten door Phil Spector na het zien van een bioscoopfilm (Seconds van John Frankenheimer). Wilson noemde Spector een Mind-gangster. De nekslag kwam na het verschijnen van Sgt. Pepper door The Beatles. Wilson voelde zich verslagen en blies zijn geest op.

In 2004 verscheen Smile alsnog als solo-album van Brian Wilson. Destijds werd het album door hem aangekondigd als een Teenage symphony for God. Het album begint ook met het liedje Our prayer, close-harmony met devote boventonen. Andere hoogtepunten: Good vibrations, Heroes and Villains, Cabin Essence, Wonderful en Surf’s up.

bron: Drie akkoorden en de waarheid, Rob van Scheers

Bijna iedere dag muziek: Nick Cave bezingt… Elvis

Tupelo van Nick Cave & The Bad Seeds is wel een heel krachtige geboortesong: beluister vooral de podiumversie, die van het album Nick Cave & The Bad Seeds: Live (1993). Dit is een omineus lied: 6.03 minuut aan bliksem & donder & de Mississippi die vervaarlijk buiten haar oevers treedt. En het handelt niet over een, maar twee geboortes, liefst.

Australiër Cave, zelf afkomstig uit het plaatsje met de onuitspreekbare naam Warracknabeal, in de staat Victoria, geeft er met Tupelo blijk van zich buitengewoon goed in de mythologie van het Diepe Zuiden te hebben verdiept. Dit is onversneden american gothic. Hij ging te rade bij bluesman John Lee Hooker, en diens collega Lead Belly, en een stevige dot Johnny Cash zit er ook in. Maar het allerzuidelijkst is nog wel dat Nick Cave in Tupelo de geboorte bezingt van niemand minder dan… Elvis Presley. Yep.

Well Saturday gives what Sunday steals / And a child is born on his brothers heels / Come Sunday morn the first-born is dead / In a shoebox tied with a ribbon of red / The King is born in Tupelo!

En jodelt de band als een duivels operakoor van spookrijders aan de hemel: Tupelo-o-w-o-w-oh! Meer drums. Extra bas. De wereld zal weten dat de Koning is gekomen, en zijn kribbe staat aan 306 Old Saltillo Road, East Tupelo, Mississippi.

In 2013 vonden we het op Lowlands ook heel spannend, daar liet Nick Cave het lied al snel uit de speakers knallen. Maar ook om de tekst op waarde te kunnen schatten, moet je wel iets over de achtergronden weten. Die first-born dead, dat is natuurlijk Jesse Garon, de eeneiige tweelingbroer van Elvis. Bij de buitengewoon zware bevalling in de vroege ochtend van 8 januari 1935 wist hij het helaas niet te redden. Moeder Gladys troostte zichzelf met deze gedachte: Toen de eerste van de tweeling stierf, kreeg de tweede de kracht en de ziel van allebei.

Twee zielen in één inborst, ja, dat klinkt als Elvis. Hij was tegelijkertijd verlegen en excessief. Onderkoeld en emotioneel. Dociel jegens zijn ouders en de Colonel, maar het liefst een rebel in de speelfilm. Straatarm en schatrijk. Een blanke jongen met een zwarte stem. Godvrezend zanger van gospels, en prediker van duivelse rock-‘n-roll. Een bejubelde held, maar wat een tragisch leven. En dichter/zanger Nick Cave, die van zijn obsessie voor Elvis Presley nooit een geheim heeft gemaakt, wist dat dualisme allemaal in dit lied te vangen. Wat Unbeschreiblich Weiblich betekent voor abortus, betekent Tupelo voor geboorte.

Tupelo-o-w-o-w-oh!

Uit: Drie akkoorden en de waarheid, Rob van Scheers, De Kring Utrecht, 2014