Grazia Verasani: afscheid van weer een lover

Grazia-Verasani; musicultura.itbron beeld: musicultura.it

De Italiaanse Grazia Verasani (1964) schrijft romans, korte verhalen, toneelstukken en scripts. Daarnaast is ze ook nog actrice en singer-songwriter. Een aantal van haar scripts zijn inmiddels verfilmd of voor tv bewerkt. Het is niet gewaagd te veronderstellen dat ze een multi-talent is en beeldend kan schrijven. Van haar hand is Onvoltooid afscheid dat ik tegen kwam in een bundel verhalen van hedendaagse Italiaanse schrijvers.

Wat vooraf ging: Het hofdpersonage heeft een verhouding met een getrouwde man, die in de beginfase veel plezier en lichamenlijk genoegen oplevert. Maar, zoals dat gaat, na verloop van tijd begint het te wringen. Het huwelijk vergt meer aandacht en de man heeft meer dan één buitenechtelijke relatie. Daar moet een eind aan komen.

De liefde?Welke liefde, Max? Liefde is dat je veel met elkaar kunt lachen – ik leun naar voren en laat mijn stem dalen – en jij weet beter dan ik dat we weinig gelachen hebben.

(..) De anderen, mijn vrouw, mompelt hij, steun zoekend bij de deur van de kroeg, stellen niks voor.

Niet meer bellen, Max.

Eenstemmig snuiven we de geur van het asfalt op, nog nat van de pas gevallen regen. Hij suf van de alcohol en ik van de hoofdpijn. We groeten elkaar en lopen weg, ieder verloren in zijn eigen hersenkronkels, vol tweesprongen die altijd maar één richting bieden, die je kunt inslaan en een andere die je spijtig de rug toekeert, maar zo is het leven.

Ik stap in mijn auto. In de achteruitkijkspiegel zie ik hem bij een verkeerslicht staan. De hartstocht is voorbij, een puntje in de verte, in de nacht, gebogen, wankelend naar onzekere bestemmingen: andere bars in de buurt. Ik had hem niet terug moeten zien. Afscheidswoorden die we wisselen zolang er nog iets smeult, blijven onvoltooid. Ik voel zijn sporen nog onaangetast in me. Er zal nog oneindig veel tijd voorbij moeten gaan.

uit: onvoltooid afscheid; uit: kort Italiaans, Wereldbibliotheek Amsterdam, 2005; vertaling Mieke Geuzenbroek en Pietha de Voogd

Grazia Verasani (1964, Bologna, It)

Bijna iedere dag muziek: Scarlatti

De componisten wiens muziek je zelden hoort en die weinig gespeeld wordt. Daarover gaat het in dit stuk. Giuseppe Domenico Scarlatti (1685-1757, It) daar het gaat over in het bijzonder. Volgens essayist Dick Hillenius (1927-1987) behoort Scarlatti tot het schaduwrijk der duizenden kleine kereltjes, die wel de materialen leverden waarop de grote bloeien, maar die zelf nooit het licht zullen zien. Of toch niet?

Na beluistering van zijn sonates, gespeeld door pianojuffrouwen, de betere leerlingen van pianojuffrouwen, hun spiegelbeelden op het clavecimbel en goede solisten, liet me dat horen dat Scarlatti tot de zeldzame klasse behoort dankzij welke de muziek de hoogste kunst is.

(..) In het Scarlatti-nummer van Tirade schrijft Maarten ’t Hart, die ze allemaal schijnt te kunnen spelen, die dus als bij een laboratoriumproef met één factor gelijkgeschakeld beter de kwaliteiten zou kunnen beoordelen, dat hij hooguit tien procent van het werk hoog acht. Ik ben dat niet met hem eens. Zeker de helft van wat ik hoorde behoorde tot de grote muziek en over de andere helft twijfel ik omdat ze zo miezerig gespeeld werd.

(..) Aan de ene kant ben ik ervan overtuigd dat hij alleen goed gespeeld kan worden – zelfs de eenvoudigste sonates uit de bloemlezingen – door virtuozen. Aan de andere kant erger ik me als de vele loopjes zo virtuoos gespeeld worden dat je de samenstellende noten niet apart hoort. Een loopje wordt dan een vlak, een bouwelement. Maar als de nootjes wel apart worden gespeeld, de bekende paralsnoertjes die het zo goed doen in toegiften, ben ik geïrriteerd. Dan wordt Scarlatti tot snuisterij gemaakt. Het komt er waarschijnlijk op neer dat ik al die noten en versieringen wel wil horen maar onopvallend, niet met de nadruk die virtuozen zo graag op hun kunnen leggen. Ik denk dat dan pas de grote waarde van Scarlatti beluisterd kan worden, kleine, kortdurende harmonische verschuivingen, rimpelingen van stemming, de Zuidspaanse dansmotieven niet zo brutaal hard alsof je midden tussen trommels staat of tussen gitaren die niet mogen uitklinken, maar zoals ze in herinnering klinken, met flarden feestgedruis, gekleurd door melancholie, geen nabootsing.

uit: Scarlatti; uit: de hand van de slordige tuinman – D.Hillenius, Van Oorschot Amsterdam, 1987

Bernardo Bellotto schilderde op groot formaat

bellotto; Pirna

De Italiaan Bernardo Bellotto (1721-1780) kwam uit Venetié en maakte in het midden van de 18-de eeuw zijn beste werk. De formaten van zijn werk, vooral stadsgezichten, waren immens. Venitiaanse kunstenaars waren gewend te werken op groot formaat. De extra dimensie in het werk van Bellotto zit in de combinatie van klein substantieel tegen groots vertoon; het vermogen om kleine taferelen te verbinden met de grote massa van wolkenluchten en/of architectuur.

Bellotto is wat minder bekend gebleven omdat hij veel van zijn werk signeerde met de naam van zijn beroemde oom Canaletto. Wat zeker niet hielp aan het verkrijgen van bekendheid is dat de meeste schilderijen terecht kwamen op de plekken waar hij ze schilderde: Dresden, Wenen, Warschau en München. Wie zijn werk wil bekijken moet die steden allemaal bezoeken.

bellotto; Dresdenbellotto; Dresden2bellotto; Dresden3

Miskend was Bellotto in zijn tijd allerminst. Vorsten uit allerlei windstreken trokken gretig hun portemonnee om hun riante huisvesting door hem te laten schilderen. Wie zich verdiept in de panorama-schilderkunst, komt zijn naam geheid tegen.

Probleem bij panorama-schilderkunst en het stadsgezicht is dat er weinig verhaal en drama in de voorstelling zit. De schilder van het stadsgezicht moet andere middelen aanwenden om de kijker te boeien. Bij Bellotto is dat die eigenaardige lichtval; de lage zon is er nog maar geeft geen warmte meer en zal spoedig verdwijnen. Je krijgt de indruk dat het leven gepasseerd is; dat je naar fossiele werkelijkheid kijkt. Een seconde kijkt je naar iets dat driehonderd jaar geleden werd gevangen.

Bellotto schilderde ook nog eens mooier, schoner, lieflijker, geheimzinniger en gevarieerder en schiep een koel paradijs waar je je niet hoeft te vervelen. Bellotto schilderde in zijn leven meerdere malen twee steden die later een bewogen en tragische geschiedenis zouden kennen: Dresden en Warschau. Hij werd daardoor de schatbewaarder van een onbeklad verleden.

bron: een schilder van formaat; Mariëtte Haveman in Kunstschrift 4, 2000

bellotto; Warschaubellotto; Warschau2bellotto; Warschau3

Jhumpa Lahiri leert een vreemde taal

De uit Indiase ouders geboren en in de VS wonende schrijfster Jhumpa Lahiri (1967) vertelt in Met andere woorden over haar pogingen het Italiaans onder de knie te krijgen. Een persoonlijk relaas over vreemdeling zijn in eigen land en de behoefte om zich onder te dompelen in weer een nieuwe cultuur. Wat brengt dat? Veel zorgen, onzekerheid en je bewust worden waar taalgrenzen liggen en waar mogelijkheden zijn om gevoelens van eenzaamheid woorden te geven.

lahiri jhumpa; arts.govbron beeld: arts.gov

Ik ben de dochter van een moeder die zichzelf nooit heeft willen veranderen. In Amerika ging ze zo veel mogeljk door met zich te kleden, zich te gedragen, te eten, te denken en te leven alsof ze nooit was weggeaan uit India, uit Calcutta. Haar weigering om ook maar iets te veranderen aan haar uiterlijk, haar gewoonten en haar gedrag was haar strategie om zich te verzetten tegen de Amerikaanse cultuur, vooral om die te bestrijden, om haar eigen identiteit te behouden. Een Amerikaanse worden, of daar zelfs maar op gaan lijken, zou een totale nederlaag hebben betekend. Ook al heeft mijn moeder bijna vijftig jaar ver weg van India doorgebracht, als ze terugkomt in Calcutta is ze er trots op dat ze overkomt als iemand die altijd daar gebleven is.

Ik ben het tegenovergestelde. Het verzet van mijn moeder is haar weigering om te veranderen, en mijn verzet is juist het verlangen om te transformeren. Er was eens een vrouw (…) die iemand anders wilde zijn: het is geen toeval dat De verwisseling, mijn eerste verhaal in het Italiaans, met die zin begint. Mijn hele leven heb ik geprobeerd te ontkomen aan de leegte van mijn oorsprong. Dat was de leegte die me angst aanjoeg, waarvoor ik vluchtte. Daarom was ik nooit tevreden over mezelf. Mezelf veranderen leek de enige oplossing. Dankzij het schrijven ontdekte ik een manier om mezelf te verstoppen in mijn personages, om aan mezelf te ontkomen. Om de ene na de andere verandering te ondergaan.

uit: met andere woorden, Atlas Contact Amsterdam, 2015; vertaling Manon Smits

Lahiri: ‘Woorden leren, opent horizon’

jhumpa-lahiri; montclair.edubron beeld: montclair.edu

Jhumpa Lahiri (1967) is kind van Indiase immigranten, woonde in de VS, en kwam via de taal in Italië terecht, waar ze nu woont. In Met andere woorden verhaalt ze over het Italiaans, hoe die taal haar veroverde en wat er gebeurde toen ze probeerde deze taal machtig te worden.

In onderstaand fragment vertelt ze over het bijhouden van Italiaanse woorden die ze niet kent, in een notitieboekje.

Zou ik moeten dromen van een dag in de toekomst waarop ik geen behoefte meer heb aan het woordenboek, het notitieboekje, mijn pen? Een dag waarop ik zonder hulpmiddelen Italiaans kan lezen, net zoals ik nu Engels lees? Zou dat niet het doel van dit alles moeten zijn?

Dat denk ik niet. In het Italiaans ben ik een actievere, meer betrokken lezer, zij het dan ook minder gedreven. De inspanning bevalt me. De beperkingen zijn me dierbaar. Ik weet dat ik mijn onwetendheid op de een of andere manier nodig heb.

Ondanks mijn beperkingen ben ik me ervan bewust hoe eindeloos de horizon is. Lezen in een andere taal behelst een voortdurende toestand van groei, van mogelijkheden. Ik weet dat mijn werk, als leerling, nooit klaar is.

(..) Ik verzamel woorden. Ik wil ze vasthouden, ik wil ze bezitten.

Wanneer ik een nieuwe manier vind om mezelf uit te drukken, ervaar ik een soort extase. De onbekende woorden staan voor een duizleningwekkende, vruchtbare kloof. Een kloof die alles wat mij ontgaat bevat, al het mogelijke.

uit: met andere woorden – Jhumpa Lahiri, Atlas Contact Amsterdam, 2015; vertaling Manon Smits

Jhumpa Lahiri leert Italiaans

jhumpa lahiri; thequint.combron beeld: thequint.com

Schrijfster Jhumpa Lahiri (1967, Londen, UK) is interessant vanwege het feit dat ze van Indiase (West-Bengalen) komaf is, in Groot-Brittanië werd geboren en in de VS opgroeide. Amerikaans is de taal waarin ze het woord voert. Het West-Bengaals de taal waarmee ze opgroeide, maar die ze moeizaam spreekt. In Met andere woorden doet ze verslag van haar pogingen het Italiaans machtig te worden. Het interssante aan haar is dat zij tussen de culturen zwerft en als geen ander kan verwoorden hoe dat voelt. Dat ze dat kan bewijst de waardering die ze kreeg met het winnen van de Pullitzer-prijs 2000 voor Een tijdelijk ongemak, een bundel korte verhalen.

Lahiri is leergierig en een doorzetter. In de moeilijkheden die ze beschrijft bij het aanleren van een andere taal, is veel herkenbaars te noteren.

Ik luister. Wat ik hoor, in de winkels, in de restaurants, roept onmiddellijk een intense, paradoxale reactie bij me op. Het voelt niet als een vreemde taal, ook al weet ik dat het dat wel is. Het voelt vertrouwd, hoe vreemd dat ook moge lijken. Ik herken er iets in, ook al versta ik er vrijwel niets van.

Wat herken ik er dan in? Het is een mooie taal, zeker, maar met schoonheid heeft het niets te maken. Het voelt als een taal waarmee ik een relatie moet hebben. Het is als iemand die ik toevallig tegenkom en met wie ik direct een band voel, een spontane genegenheid. Alsof ik die taal al jaren ken, ook al moet ik er nog alles aan ontdekken. Ik weet dat ik me onbevredigd en incompleet zou voelen als ik die taal niet zou leren. Ik realiseer me dat er binnen in mij ruimte bestaat waar die prima zou passen.

Ik voel een connectie en tegelijkertijd een terughoudendheid. Een nabijheid en tergelijkertjd een afstand. Wat ik ervaar is iets fysieks, iets onverklaarbaars. Het wekt een impertinente, absurde onrust bij me op. Een verrukkelijke spanning. Een bliksemslag.

(..) Het is niet echt noodzakelijk voor me om deze taal te leren. Ik woon niet in Italië, ik heb geen Italiaanse vrienden. Ik heb alleen het verlangen. Maar uiteindelijk is een verlangen niets anders dan een krankzinnige behoefte. Zoals het geval is bij zoveel hartstochtelijke relaties, zal mijn bevlieging uitmonden in een overgave, een obsessie. Er zal altijd iets onevenwichtigs aan blijven, iets onbeantwoords. Ik ben verliefd geworden, maar het voorwerp van mijn liefde blijft onverschillig. De taal zal nooit behoefte hebben aan mij.

uit: met andere woorden – Jhumpa Lahiri, Atlas Contact Amsterdam, 2015; vertaling Manon Smits (uit het Italiaans)

Jhumpa Lahiri (1967, Londen, UK)

Paolo Cognetti leert zijn vader beter kennen

PAOLO-COGNETTI; montagna.tvDe auteur in zijn geliefde omgeving; bron beeld: montagna.tv

Ik denk te weten waarom De acht bergen van de Italiaanse schrijver en documentairemaker Paolo Cognetti (1978) een succes werd. Het lukt de Italiaan in begrijpbare taal iets duidelijk te maken wat ons mensen bindt. Om te beginnen is Cognetti een goede verteller. Hij vindt de juiste woorden makkelijk en zijn taal is voor velen te volgen. Voorts is het verhaal dat hij vertelt van alle tijden en van alle plekken. Met dat laatste te beginnen: of het nu om Alpen, Dolimiti of Bergen aan Zee gaat: dat de omgeving waarin je opgroeit en je de eerste levenservaringen opdoet van belang is, wijzen veel verhalen en romans uit. Van alle tijden is ook hoe je als volwassene terugkijkt op hoe je jonge jaren je gevormd hebben en wat daarbij de rol van je ouders is geweest. Wezenlijk in het opgroeien zijn vriendschappen. Ook dat neemt Cognetti mee in zijn verhaal. Kortom, er is nogal wat waarmee je je als lezer kunt identificeren.

Dan over naar één van de belangrijke facetten van deze mooie briljant: de verhouding van de hoofdpersoon tot zijn vader. Een vader die gejaagd leeft, competatief is en erg zijn eigen gang gaat en daarbij nauwelijks omkijkt naar vrouw en zoon.

Hij was deels de man die ik kende en deels een ander, die ik ontdekte in mijn moeders brieven. Naar die ander was ik nieuwsgierig. Ik herinnerde me dat ik soms een zekere breekbaarheid bij hem had bespeurd, bepaalde momenten van ontreddering die hij dan schielijk verborg. Als ik me op een rots vooroverboog en hij me instinctief bij mijn broekriem greep. Als ik me ziek voelde op de gletsjer en hij bezorgder was dan ik. Ik dacht bij mijzelf dat die andere vader er misschien altijd was geweest, maar dat ik die nooit had opgemerkt omdat die ene zo overheersend was, en langzamerhand kreeg ik het idee dat ik in de toekomst wellicht weer eens zou moeten, of kunnen, proberen.

Maar toen verdween die toekomst opeens, samen met de mogelijkheden die ze in zich sloot. Op een avond in maart 2004 belde mijn moefder me om te vertellen dat mijn vader op de snelweg een hartaanval had gekregen. Ze hadden hem gevonden op een parkeerhaven. Hij had geen ongelukken veroorzaakt, sterker nog, het was hem gelukt alles te doen zoals het hoorde: hij had zijn alarmlichten aangezet en had geremd en geparkeerd alsof hij een lekke band of een lege tank had. Maar het was zijn hart dat het had begeven. Te veel kilometers plankgas, te weinig onderhoud: waarschijnlijk had mijn vader een enorme pijnscheut in zijn borst gevoeld en op tijd begrepen wat er mis was. Op de parkeerhaven had hij de motor uitgezet. Hij had niet eens zijn gordel losgeklikt. Hij was blijven zitten en zo hadden ze hem gevonden, als een coureur die uit de race is gestapt, het meest potsierlijke einde denkbaar voor iemand als hij, met zijn handen op het stuur terwijl iedereen hem voorbijreed.

uit: de acht bergen, Bezige Bij Amsterdam, 2018; vertaling Yond Boeke en Patty Krone

 

Paolo Cognetti: een voorbode van wat komen gaat

omgeving Grana; flickr.comGrana in Piedmont, Italië, waar de roman begint; bron beeld: flickr.com

De persoonlijke toets: mijn bergervaring, een onvergetelijke tocht met oom L door de Zuid-Alpen, Italiaanse kant. Jong was ik en geen weet van alles dat hoger was dan 40 meter. De tocht vanuit Noord-Italië naar de startplaats duurde een eeuwigheid en voerde je langzaam een onbekende en nieuwsgierigmakende wereld in. Iets met vergezichten, pieken en dalen. We wandelden hoger en hogerop, over geitepaadjes met dieptes rondom. Maar het zicht op wat komen ging, maakte alles goed. Op een rots gaan zitten op wat voor mij het ‘dak van de wereld’ was, de lucht ademen, het zicht rondom. Het was een overweldigende ervaring. En nu dan de Italiaanse schrijver Paolo Cognetti die De acht bergen schreef. Ik herkende het gevoel en hij beschrijft het prachtig:

Hij (de vader) liet me maar al te graag de kaart zien en leerde me hoe je die moest lezen. Dit is een bergbeek, wees hij aan, dat een meertje, en dat daar is een almdorp. Hier kun je aan de kleur zien wat bos is, wat alpenweide, puinhelling of gletsjer. Deze kromme lijnen geven de hoogte aan: hoe dichter ze op elkaar staan, hoe steiler de berg, tot die zo steil wordt dat je niet verder omhoog kunt; hier waar ze meer uit elkaar liggen is de hellinghoek flauwer, en daar lopen de paden, zie je? Deze puntjes waar een hoogtegetal bij staat zijn de toppen. Die toppen, daar gaan we heen. We gaan pas weer naar beneden als we ergens komen waar we niet verder omhoog kunnen. Snap je?

Nee, ik snapte het niet. Ik moest het zien, die wereld die hem zo gelukkig maakte. Jaren later, toen we er samen op uit begonnen te trekken, zei mijn vader dat hij zich precies herinnerde hoe mijn roeping zich had gemanifesteerd. Toen hij op een ochtend op het punt stond de deur uit te gaan – mijn moeder sliep nog – en bezig was de veters van zijn bergschoenen te strikken, stond ik opeens aangekleed en wel voor hem, klaar om met hem mee te gaan. Ik had waarschijnlijk in bed al voorbereidingen getroffen. Het was nog donker en hij schrok van me, alsof ik groter was dan mijn zes of zeven jaar: ik was in zijn versie toen al degene die ik later zou worden, de voorbode van een volwassen zoon, een schim uit de toekomst.

Wil je niet nog even slapen? had hij gevraagd, op gedempte toon om mijn moeder niet wakker te maken.

Ik wil met jou mee, had ik geantwoord, althans, dat beweerde hij; maar misschien zei hij het alleen omdat hij zich dat graag herinnerde.

uit: de acht bergen – Paolo Cognetti, Bezige Bij Amsterdam, 2018

Cognetti__Paolo; groene.nlbron beeld: groene.nl

Paolo Cognetti (1978, Milaan, It)

Pirandello en de bezinning die de nacht biedt

Pirandello; verbumpress.itbron beeld: verbumpress.it

Een jongeman uit Turijn treft de vrouw van zijn dromen en woont met haar in het dorp Matera waar zij vandaan komt. Na verloop van tijd voelt hij zich niet langer senang in dat dorp. De grote bruisende stad trekt, maar zij wil niet.

De man doolt door het dorp en treft een weduwevrouw. Ze raken met elkaar in gesprek. Dit is wat vooraf gaat in het korte verhaal Nacht van Luigi Pirandello (1867-1936), de Italiaanse grootmeester van het korte verhaal. Twee dolende zielen in de Italiaanse nacht die elkaar raken in hun eenzaamheid. Zij weet dat hij vroeger mooi kon zingen…

Ja, ja… inderdaad: hij zong toen… Tot daar, tot in Matera, had hij die lieflijke, hartstochteljke liedjes uit zijn jeugd nog in zijn ziel, en wanneer hij op mooie avonden met zijn vrienden onder de sterrenhemel wandelde dan kwamen die liedjes weer bij hem boven.

Dan had hij het dus meegenomen, zijn leven, uit zijn ouderlijk huis in Turijn; en daar in Matera had hij het nog bij zich gehad, natuurlijk, als hij daar zong… in het bijzijn van deze arme, kleine vriendin die hij misschien een beetje het hof had gemaakt in die langvervlogen dagen, ach zomaar, uit sympathie, zonder bijbedoelingen… uit de behoefte aan wat warmte, wat genegenheid, de milde tederheid van een vriendin.

Weet u het weer, Noli?

Met zijn blik in de leegte van de nacht fluisterde hij: Ja mevrouw, ik weet het weer…

Huilt u?

Het is de herinnering…

Ze zwegen opnieuw. Ze keken beide de nacht in, en voelden nu dat hun ellende als het ware vervluchtigde, niet meer alleen van hen was maar van heel de wereld, van alle wezens en van alle dingen, van de duistere, slapeloze zee, van de flonkerende sterren aan de hemel, van heel het leven dat niet kan weten waarom we geboren worden, waarom we liefhebben, waarom we sterven.

uit: nacht; uit: De bokkesprong – Luigi Pirandello, Coppens & Frenks Amsterdam, 1992; vertaling Marijke de Jager en Anthonie Kee

Pirandello beschrijft het leven van een bultenaartje

pirandello; libreriamo.itbron beeld: libreriamo.it

De Italiaanse schrijver Luigi Prandello (1867-1936) nam zich voor elke dag een verhaal te schrijven in navolging van de Decamerone. Doel was tussen 1922 en 1937 vijftien bundels uit te brengen met novellen onder de titel: Novellen voor een jaar. Zijn dood in 1936 voorkwam de uiteindelijke voltooiing van dit plan. Toch is een groot deel van die novellen gebundeld. In De bokkesprong zijn een aantal van die novellen samengebracht. Daaronder: De drie gedachten van een bultenaartje. Een verhaal over een vrouw die niet meer groeit en klein blijft.

Maar groeien sommige boompjes eigenlijk niet net zo, vol knoesten en uitsteeksels en met kromme gewrichten? Precies. Maar met dit verschil: allereerst dat het boompje geen ogen heeft om zichzelf te zien, geen hart om te voelen, geen verstand om te denken, en een arm bultenaartje wel; dat het kromgegroeide boompje voor zover men weet niet wordt uitgelachen door de rechte bomen, gewantrouwd uit angst voor het boze oog, gemeden door de vogeltjes, en een arm bultenaartje wel, niet alleen door de grote mensen maar ook door de kinderen; en tenslotte dat het boompje niet de liefde hoeftE te bedrijven want het bloeit in mei uit zichzelf, van nature, zo krom als het is, en in het najaar geeft het zijn vruchten, terwijl een arm bultenaartje…

Ze was gewoon niet goed gelukt, en daar was niets aan te doen. Als iemand een brief schrijft die hem niet bevalt dan verscheurt hij hem en begint opnieuw. Maar een leven? Het leven kun je niet zomaar verscheuren en overdoen.

En trouwens, het mag niet van God.

Je zou bijna niet meer in God willen geloven als je dit soort dingen ziet. Maar Clementina geloofde wel. En ze geloofde juist in God omdat ze wist hoe ze was. Bestond er een betere verklaring voor het grote ongeluk dat zij, volkomen schuldeloos, haar hele leven lang met zich mee moest dragen, haar enige leven, dat ze geheel zo door moest brengen, alsof het een grap was, een grol, eigenlijk niet langer dan één minuut vol te houden? En dan: recht, omhoog, vlug, soepel, lang, en weg met die drukkende hand. Dat had je gedacht. Ze zou altijd zo blijven.

uit: de drie gedachten van het bultenaartje; uit: De bokkesprong, Coppens & Frenks Amsterdam, 1992; vertalingen door Marije de Jager en Anthonie Kee