Gajto Gazdanov over het mysterie vrouw

fantoom alexander wolf, deslegte.beOp grond van de ervaring van vele jaren wist ik wel dat voor mij de charme en de aantrekkingskracht van een vrouw bleven bestaan zolang er in hen iets onbekends was, een onbekende ruimte die mij de mogelijkheid – of de illusie – bood steeds maar opnieuw haar beeld te scheppen en mij haar voor te stellen  zoals ik haar graag wilde zien en zoals zij waarschijnlijk in werkelijkheid niet was. Het ging niet zo ver dat ik aan een leugen of een verzinsel de voorkeur zou geven boven een al te simpele waarheid, maar een al te grondige kennis droeg een onmiskenbaar gevaar in zich: dat ik geen zin had ernaar terug te keren, zoals naar een boek dat je gelezen en begrepen hebt. Tegelijkertijd was de wens om te weten nooit te scheiden van het gevoel, daar kon geen argument verandering in brengen. Zonder dit innerlijke en aperte gevaar zou ik het leven waarschijnlijk te flets hebben gevonden.

Uit: Het fantoom van Alexander Wolf, Lebowsk Amsterdam, 2013; vertaling Yolanda Bloemen.

Dit boek van de Russische emigrant en in Parijs woonachtige Gazdanov (1903-1971) deed heel wat stof opwaaien. Bij verschijnen in 2013 ontspon zich een discussie in de literaire kritiek of dit een meesterwerk was. Afgezet tegen het werk van Nabokov of John Williams. Nabokov omdat Gazdanov in zijn tijd vaak werd vergeleken met die andere Russische emigrant, die zich in Frankrijk vestigde. Met John Williams omdat deze Amerikaan werd herontdekt.

Op de Volkskrant-website (oktober 2013) weidden Toine Donk en Daniël van der Meer in 4 artikelen uit over de kenmerken van deze roman. Is het een detective? Een liefdesroman? Een ideeënroman? Een meesterwerk?

“Om ons heen voltrekken zich kosmische catastrofen, maar onderwijl zijn we vooral bezig met kopzorgen over artikeltitels. Want er bestaat geen universele hiërarchie van problemen: ieder mensenleven behelst ‘in zijn tijdelijke en toevallige omhulsel een immens universum’.

Dat brengt deze roman prachtig over, het meest nog in het duel aan het begin, waarin beide mannen met het pistool in de hand een welhaast onmenselijke macht dragen om dat universum te vernietigen.”, aldus Toine Donk in zijn verdediging om het een meesterwerk te noemen.

Daniël van der Meer zegt daarover: “Ik ben bereid toe te geven dat de ambitie van het boek die van een meesterwerk is. De grote vraagstukken van het leven worden niet geschuwd. Alleen maakt dat het boek nog niet geslaagd. Zijn meisje, Jelena, zegt tijdens de eerste ontmoeting met het hoofdpersonage: ‘Voor een journalist bent u niet erg spraakzaam.’ Vermoedelijk omdat het boek me in de veertien persberichten die ik erover mocht ontvangen zo werd aangeprezen als een klassieker, bekroop mij het gevoel: voor een vergeten meesterwerk bent u niet erg beklijvend.”

Ik vond het een mooi boek vanwege de filosofische mijmeringen en zijn beeldende schrijfstijl. En Gazdanov kende niet alleen een avontuurlijk leven, maar er over schrijven kon hij als de beste. Dat zou later bijvoorbeeld blijken uit zijn echte meesterwerk: Nachtwegen.

D.J. Enright: verklaring

Verklaring

Kijk, het ontwikkelt zich als volgt. De zogeheten handen / Die eindigen in vingers, die eindigen in nagels, / Die hangen als geheel aan armen. Zo ook de benen, / Die overgaan in voeten, waaruit zogeheten / Tenen spruiten. Daar ziet u een hoofd. Die onderdelen groeien / Langzaam aan elkaar, of uit elkaar. Alsof er, / Zo lijkt het wel, liefde en zorg in het spel zijn.

Een zogeheten bom wordt langzaam, met liefderijke zorg, / Uit delen gemonteerd. Vervolgens legt men hem voorzichtig / Op plaatsen waar doorgaans veel armen, benen en hoofden / Samenzijn. Er volgt een luide knal en de delen , / Hiervoor beschreven, komen weer vrij, vergezeld van een rode, / Tevoren inwendige vloeistof die bloed wordt genoemd. / Wat langzaam verenigd is wordt snel gescheiden.

enright, vimeobron foto: vimeo.com

D.J. Enright (1920-2002, Brits)

Uit:Collected poems, Oxford University Press Oxford, 1981; vertaling Ko Kooman

Willem van Toorn: de Waal en schepen

schepen de waal, nrc.nl

Schepen op de Waal bij Nijmegen. bron foto: nrc.nl

De Waal

Altijd weer de rivier. Elke seconde / anders dan die ervoor. En altijd van / zijn oevers hier gezien, zodat het land / één groot bewegen in zijn oog is onder

het stromend licht. Altijd van links / naar rechts over het tergend wit / dat wacht op het bewegen van zijn hand.

Schepen

Voorbijgaand leven krijgt intimiteit / doordat het in het landschap samenvalt / met wie het waarneemt binnen de maten van / lucht, bomen, water. Gezien van de dijk

toont het even als blijk daarvan een naam: / Gelria, Neeltje, Ora et Labora. / Gedachten breken uit de lijnen vrij / en reizen het tot over grenzen na.

Willem van Toorn (1935)

Uit: Gedichten 1960-1997, Querido Amsterdam, 2001

De visarend die niet viste

https://youtu.be/VdDqIWDCTqI

Waar hij verscheen, sloegen kieviten en tureluurs angstig op de vlucht. Met ver vooruitgestoken poten streek hij midden in een ondiepe plas neer. Hij stond tot de borst in het water en begon te baden. Dompelde zich ettelijke malen onder, sloeg met de heel lange wieken soppend in het nat en schudde de flonkerende druppels uit zijn kuif. Hij werd erg nat, vloog ten slotte met zwaar zoevende slagen omhoog. Weer schudde hij zich tijdens de vlucht van kop tot staart uit, spetters vlogen overal. Hij streek neer op een knotwilg en bleef geruime tijd met vleugels en staart gespreid staan. Die staart is wat grijzer van kleur dan de bronzen vleugels. Daarna vouwde hij de wieken dicht, maar liet ze in de vleugelboeg neerhangen, een heel heraldieke stand. De veren werden gepoetst, krop en rug kregen een flinke beurt en de vleugels werden nog eens met kracht uitgeklapt.

(..)

Opeens boog hij het bovenlijf omlaag, het achterlijf werd omhooggedrukt zodat we de blanke onderzijde te zien kregen, en met een krachtige, witte straal werden de feces uitgespoten. Meestal keek hij ons met beide ogen strak aan, een vreemd geziht, vooral wanneer de wind door de kuif streek. Op den duur werd hij toch onrustig en sprong omhoog. Daar zweefde hij op die buitengewoon lange vleugels over de Zwake. Hoewel er af en toe een grote karper met klikklakkend geluid uit het water sprong, zagen we hem helaas niet vissen. Hij streek veel verder neer in een boomtop.

Uit: Hans Warren – Ik ging naar de Noordnol, Bert Bakker Amsterdam, 1996

Dawoud Bey kijkt onder het oppervlak van de gewone zwarte Amerikaan

Dawoud Bey (1953, USA) is een Amerikaans fotograaf en onderwijzer, bekend vanwege zijn portretten van jongeren en marginale inwoners van de VS. Die portretten toont hij meestal op grote schaal in musea en andere tentoonstellingsruimten. Momenteel is hij docent aan het Columbia College in Chicago. 

In The New York Times van december 2018 besteedt de krant uitgebreid aandacht aan het werk van Bey. Aanleiding is een fotoboek getiteld Seeing Deeply, waarin een overzicht geboden wordt van 40 jaar fotografie van de New Yorker. In het interview met Bey brengt de fotograaf onder woorden wat hij met zijn foto’s wilde bewerkstelligen.

Dawoud Bey 2Dawoud Bey 4Dawoud Bey 6

“I make the work that I do in order to visualize the things that are important to me, and to make them matter to someone else, whether that is the black subject, young people, history, the ways in which black physical and social space is being reshaped in places like Harlem, or how to bring African-American history  into the contemporary moment and conversation,” Mr. Bey said.

“I do that in a way that is mindful of the history that I am operating inside of and in a way that resonates with the person standing in front of my work or looking at it on the printed page. If I can make someone stop and alter their thinking or knowledge through my work, then I believe the work is doing what I hope it will.”

Dawoud Bey 1Dawoud Bey 3Dawoud Bey 5

Szymborska: schoonheidsconcours voor mannen

Schoonheidsconcours voor mannen

Van hiel tot kaak gespannen kwam hij op, / olijfbruine hemden van teen tot top. / Slechts hij mag op de erepalm hier hopen, / wiens spieren zich als touwen laten knopen.

Hij doodt een beer met veel geweld / (hoewel ik het gevaar niet zie). / En drie jaguars worden geveld / in evenzovele slagen: drie.

Wijdbeens en in hurkzit superieur. / Een borstpartij waar twintig smoelen trillen . / Men juicht, hij buigt, die amateur / van de betere vitaminepillen.

Uit: Zout, Meulenhoff Amsterdam, 1962; vertaling Gerard Rasch

szymborska, frauleinmagazine.debron foto: fraeulein-magazine.eu

Wislawa Szymborska (1923-2012, Pools)

Eybers: immigrant

Immigrant

Niks as my hande en voete het ek hier, / die res het met die oortoog soek geraak: / die katswink hart, die prikkelbare klier, / wat moet mens bowendien met hulle maak?

Om wat verlore is te vergelyk / met die omringende, om klank en lig / te gryp sonder te luister of te kyk / het ek tog nog sintuie aan my gesig.

Ook aan my bors en buikruimte gewaar / ek dat daar vroeër wel iets anders was. / Wie het geweet dat leegte ooit so swaar / sou word en onbelemmerd so ’n las?

eybers, geheugenvannederlandbron foto: geheugenvannederland.nl

Elisabeth Eybers (1915-2007, Zuid-Afrikaans)

Uit: Versamelde gedichte, Querido & Van Oorschot Amsterdam, 1990

Gajto Gazdanov: je bezighouden met journalistieke activiteiten

Naarmate de tijd verstreek en daarmee mijn leven langzaam voortging, raakte ik gewend aan de ambivalentie van mijn bestaan, laten we zeggen, zoals mensen wennen aan de altijd eendere pijnen die horen bij hun ongeneeslijke ziekte. Maar ik kon me niet volkomen verzoenen met het inzicht dat mijn primitieve en zinnelijke waarneming van de wereld mij van veel geestelijke mogelijkheden beroofde en dat er zaken waren die ik theoretisch begreep maar die voor altijd voor mij ontoegankelijk zouden blijven, zoals de wereld van bijzonder verheven gevoelens, die ik mijn hele leven al kende en liefhad, voor mij ontoegankelijk bleef. Dit inzicht had zijn weerslag op alles wat ik deed en ondernam: iedere keer opnieuw wist ik dat die geestelijke inzet waartoe ik in principe in staat moest zijn en die anderen terecht van me verwachtten mijn krachten te boven zou gaan – en daarom hechtte ik aan veel praktische zaken geen waarde, en daarom droeg mijn leven in het algemeen zo’n toevallig en wanordelijk karakter. Dit bepaalde ook mijn beroepskeuze; in plaats van dat ik mijn tijd besteedde aan het literaire werk waartoe ik me voelde aangetrokken maar dat flink veel tijd en onbaatzuchtige inzet vergde, hield ik me bezig met journalistieke activiteiten, die heel onregelmatig waren en zich kenmerkten door een afmattende diversiteit. Afhankelijk van de vraag moest ik over van alles en nog wat schrijven, van politieke essays tot filmrecensies en verslagen van sportwedstrjden.

Uit: Het fantoom van Alexander Wolf, Cossee, Lebowski Amsterdam, 2013; vertaling Yolanda Bloemen

gajto gazdanov_Fotor

Gajto Gazdanov (1903-1971, Russisch)

Alain Teister: afspraken

Afspraken

Bijvoorbeeld: als je hoestte, / betekende dat ‘ik bemin je’, / en als je je neus snoot / wou dat zeggen ‘ik wil in je’, / en vind je dat goed? / Als zij dan de keel schraapte moest je / je terugtrekken, maar als ze / je aankeek met tranige, valse / ogen dan mocht je dat interpreteren / als in-viteren. / Zodat wie aan verkoudheid lijden / veel kansen kregen om te vrijen.

beorsma interviewt campert, posthuma de boerAlain Teister interviewt Remco Campert. foto: Eddy Posthuma de Boer, bron foto: literatuurmuseum.nl

Alain Teister (1932-1979)

Publicatiedatum en uitgave onbekend

De torenvalkenteller vertelt over uilen

https://youtu.be/0y-ku6nKhzI

Er kwam iemand voor een voorjaarspraatje en ik vertelde hem dat ik de laatste week een paar keer had gedacht een uil te horen. ‘Zijn hier wel eens uilen gezien?’ wilde ik weten. Nou nee, dat niet, maar het was ooit gebeurd dat de bruggewachter steeds merkwaardige geluiden hoorde die duidelijk onder de brug vandaan kwamen. Enge geluiden waren het, zo eng dat de bruggewachter niet zelf durfde gaan kijken en de veldwachter had gewaarschuwd. Die was in een bootje gestapt en had de boosdoeners gevonden: een nest jonge uilen. En ieder keer als de brug openging, gingen die uilen mee omhoog. Dat was lang geleden allemaal, maar wie weet waren de uilen terug?

Uit: De torenvalkenteller – Guus Luijters; uit: Ongepubliceerd, Uitgeverij 521 Amsterdam, 2001