Julian Barnes brengt verdriet en rouw precies onder woorden

barnes, julian; startribune.comJulian Barnes met Pat Kavanagh; bron foto: startribune.com

Een merkwaardig boek is het: Hoogteverschillen. De Brit Julian Barnes (1946, Leicester, UK) schreef het in 2013 nadat zijn vrouw Pat was overleden (in 2008) na een hersentumor. Het niet al te dikke boek bestaat uit drie delen die op het eerste gezicht niet zoveel met elkaar van doen hebben. Nietsvermoedend en onvoorbereid lezend (veelal de beste positie om je al lezend te laten verrassen) overviel me het laatste deel. Het is een autobiografisch verhaal waarin Barnes zijn verdriet en rouw precies onder woorden brengt. Daarvoor hebben we gelezen hoe Felix Nadar fotografie en ballonvaart combineerde. En hoe actrice Sarah Bernhardt en avonturier Fred Burnaby aan elkaar gekoppeld worden.

De overeenkomsten: het gaat over dingen die aan elkaar worden gevoegd, dat nooit eerder waren, en iets nieuws opleveren. Je kunt ook zeggen dat het gaat over naar jezelf kijken en de wereld; over afstand en dichtbij zijn; over letterlijk en figuurlijk en over objectief en subjectief.

Barnes doet dat met weinig woorden maar heel precies. Dat leverde in mijn geval op, dat zijn persoonlijk relaas over het verlies van zijn geliefde me diep raakte. Het lukt Barnes om helder en duidelijk onder woorden te brengen wat verlies en rouw betekent. Dat verdriet en rouw persoonlijk zijn en voor niemand hetzelfde. Zijn woorden zijn herkenbaar en bieden troost.

Ik geloof niet dat ik haar ooit weer zal zien. Nooit meer zien, horen, aanraken, omhelzen, naar haar luisteren, met haar lachen; nooit meer wachten op haar voetstap, glimlachen bij het geluid van een deur die opengaat, haar lichaam in dat van mij opnemen, het mijne in dat van haar. En ik geloof ook niet dat we elkaar weer in een of andere onstoffelijke vorm zullen ontmoeten. Ik geloof dat dood dood is. Sommigen vinden dat verdriet een heftige, zij het gerechtvaardigde, vorm van zelfmedelijden is; sommigen dat het enkel de eigen weerspiegeling is in het oog van de dood; anderen zeggen dat het de achtergeblevene is met wie ze te doen hebben, omdat dat degene is die eronder gebukt gaat, terwijl de verloren geliefde niet meer kan lijden. Dergelijke benaderingen proberen het verdriet te beheersen door het te minimaliseren – en met de dood hetzelfde te doen. Het is waar dat een deel van mijn verdriet zelfgericht is – kijk toch wat ik ben kwijtgeraakt, hoe mijn leven beknot is – maar het gaat meer, veel meer, van meet af aan al, om haar: kijk toch wat zij is kwijtgeraakt nu ze het leven verloren heeft. Haar lichaam, haar geest; haar stralende nieuwsgierigheid naar het leven. Op sommige momenten voelt het alsof het leven zelf de grootste verliezer is, de ware nabestaande, omdat het niet meer aan die stralende nieuwsgierigheid van haar onderworpen is.

Uit: Hoogteverschillen, Atlas Contact Amsterdam, 2013

Julian Barnes (1946, Leicester, UK)

 

Brandt: dialoog

Dialoog

Wat zoek je toch de ganse aardbol rond / in ’t oosten en het westen, altijd zwervend? / Ik zou het weten als ik ’t eenmaal vond.

Is het de zon, het licht, is het geluk; / wat stilt de eeuwige onrust in je wezen? / Als ik het vond was ’t onherstelbaar stuk.

Zijn het de tropen, is het zelfverweer, / de eenzaamheid of juist misschien de ander? / Als het bestond bestond het al niet meer.

Wat zoek je dat je altijd weer ontgaat, / is ’t van de aarde, is het van de hemel? / Misschien van beide en wat niet bestaat.

Uit: Verzamelde gedichten, Querido Amsterdam, 1965

Willem Brandt (1970)bron foto: nl.wikipedia.org

Willem Brandt (1905-1981, Groningen)

Tim Thach stapelt de lagen digitaal

thach, tim; gelaagd23thach, tim; gelaagd8thach, tim; gelaagd7thach, tim; gelaagd6

Tim Thach komt uit Auckland, Nieuw Zeeland. Tim maakt collages. Stapelt beelden op en over elkaar om een nieuwe werkelijkheid te scheppen. Herkenbare beelden krijgen een behandeling waardoor ze van alles suggereren. Dat mensen kunnen vliegen, dat je ze kunt opsplitsen en in delen kunt gebruiken. Dat je er van alles aan kunt toevoegen. Wat volgt is een nieuwe wereld. Surrealistisch en mysterieus. Maar ook een wereld die zich maar moeilijk laat kennen. Een droomwereld. Thach gebruikt digitale technieken om zijn beelden te scheppen. Hij stapelt lagen.

thach, tim; gelaagd5thach, tim; gelaagd4thach, tim; gelaagd2thach, tim; gelaagd

Sá-Carneiro over zijn briefwisseling met Pessoa: ‘Jouw brieven zijn iets wezenlijks goeds’

pessoa en sa-carneiro; oturismo.ptPortugese schrijvers Pessoa (links) en Sá-Carneiro. bron foto: oturismo.pt

Vertaler Harrie Lemmens weet als geen ander dat de Portugese literatuur wel een zetje kan gebruiken in ons land. Hij geeft in de roman De bekentenis van Lúcio van Mário de Sá-Carneiro in zijn nawoord informatie over de Portugese schrijver. Bijvoorbeeld over diens verhouding met de allergrootste moderne Portugese schrijver Fernando Pessoa. Ze hebben vier jaar lang intensief briefcontact gehad.

1912 is het jaar waarin Sá-Carneiro kennis maakt met Fernando Pessoa, en tot aan zijn dood, vier jaar later, zullen ze bevriend blijven en een intensieve correspondentie met elkaar voeren. Helaas beschikken we alleen over Mário’s brieven, die van Pessoa zijn op één na (plus twee nooit verstuurde), spoorloos verdwenen. Het zijn met name deze brieven die veel verduidelijken van Sá-Carneiro’s ontwikkeling, maar ook van die van Pessoa, hetgeen des te jammerder maakt dat ze zijn verdwenen (waarschijnlijk heeft de hoteleigenaar ze na de zelfmoord van Sá-Carneiro weggegooid als overtollige rest van een vervelend incident). We zien Sá-Carneiro als een, ondanks alle contacten die hij heeft, eenzaam en steeds eenzamer wordend dichter, die vanuit ‘zijn’ Parijs voortdurend smekende oproepen doet aan Pessoa om toch vooral te schrijven, zodat hij daar kan voortleven waar hij meer dan waar ook, misschien als enige, leeft: in de taal, de Portugese taal, de steeds verder te vernieuwen dichterlijke taal. Daar waar kan worden bereikt wat in de realiteit niet te verwezenlijken is. ‘Jouw brieven, beste Fernando, zijn iets wezenlijks goeds dat mij troost, bezielt, verrukt – die maken me heel even gelukkig,’ zo schrijft hij in een brief en het wordt op veel verschillende manieren herhaald. Hij wil het bijzondere, alles wat ver van het banale verwijderd is. In zijn brief van 21 januari 1913 weidt hij uitvoerig uit: ‘Ik verafschuw alcohol. Ik rook niet. Gok niet. Gebruik geen morfine of cocaïne. Absint smaakt me niet. Ik eet iedere avond op een andere tijd in steeds weer een ander restaurant. Bestel de meest uiteenlopende gerechten. Ik ga om drie uur ’s nachts naar bed of om negen uur ’s avonds. Ik ben niet in staat vaste tijden voor wat dan ook aan te houden, gewoonten te hebben. En daarom drink ik niet en rook ik niet, enzovoort. Elke verslaving is een gewoonte, alleen een slechte gewoonte. Ik heb zo’n afkeer van gewoonten dat ik een harnas van fantastisch staal draag tegen verslaving. Ik zal nooit verslaafd kunnen zijn, net zoals ik nooit een ordentelijk levend mens kan zijn.’

Uit: nawoord van Harrie Lemmens bij De bekentenis van Lúcio, Mário de Sá-Carneiro, Arbeiderspers Amsterdam, 1993

Mário de Sá-Carneiro (1890-1916, Lissabon, Portugal)

Voets: moeder 5

schiele, egon; moeder en kind, kunstkopie.nlMoeder en kind door Egon Schiele; bron beeld: kunstkopie.nl

Moeder 5

in mijn droom ging de telefoon / vannacht om een uur of vijf / ik lag met radeloos lijf / te wachten op de laatste toon

bewegen kon ik me niet / en ook mijn oren bevatten / in lijm gedrenkte watten / zoals in elke droom geschiedt

die moeders dood bericht / al zo ontelbare keer heeft / zij mijn grootste angst overleefd

dat ik haar in dit gedicht / gedenk en onsterfelijk maak / voordat ik helemaal weerloos raak

Uit: Dat maakt ons ademloos bij haar geluid, Sijthoff Amsterdam, 1986; samengesteld door Maaike Meijer en Annettje Dia Huizenga

Chris Voets (onbekend, 20-ste eeuw)

Abbas Attar fotografeerde het leven in al zijn aspecten

abbas attar; levenabbas attar; leven5

Fotograaf Abbas Attar (1944-2018, Khash, Iran) maakte furore als persfotograaf (voor Magnum). Zijn werkterrein was vooral het crisisgebied (de oorlog met name). Hij maakte beroemd geworden foto’s in Biafra en Vietnam. De laatste jaren van zijn leven trachtte hij vooral religie in beeld te brengen (joden, christenen, mohammedanen, hindoe’s en boedhisten). Zijn meest geslaagde werk, vond hij zelf, waren de foto’s van mensenmassa’s waarin veel gebeurde en te zien was. Abbas had een fijn gevoel voor standpuntsfeer, compositie en schoonheid. Sommige foto’s laten droefheid, angst, vreugde en absurdisme zien. Aspecten van het leven, gevangen door de lens van de sympatieke Iraniër, die veel van zijn volk hield, maar ook wereldburger was.

abbas attar; leven2abbas attar; leven6

Nelleke Noordervliet: ‘autobiografie = de literaire gelijke van het roddelblad’

noordervliet, nelleke; janenjanmedia.nlbron foto: janenjanmedia.nl

Het essay is mijn favoriete afwijking. Als er een schrijver is die me een beetje inpakt met zijn/haar verhaalkunst, is mijn volgende gedachte: ‘zou ie ook essays schrijven?’ Een mooie reden om naar de boekhandel te gaan en te kijken, te speuren en anders te vragen naar die onverwachte zijde van de auteur.

Dat levert verrassende resultaten op. Zo kwam ik de gebundelde essays van Nelleke Noordervliet (1945) tegen. In Schatplicht houdt ze vooral veel literairs tegen het licht. Weegt, oordeelt en geeft een mening. Het gaat over vrouwelijke auteurs, over Coetzee, Camus en nog veel meer. En, dat is het mooie van essays, het gaat alle kanten op. Het levert nieuwe inzichten op, brengt nieuwe ideeën naar boven. En het stimuleert naar verder zoeken.

In het stuk over de Zuidafrikaanse schrijver Coetzee (lees zijn werk, u krijgt er geen spijt van) komt de autobiografie even voorbij. Daar heeft Noordervliet wel wat over te zeggen:

Ik wantrouw de autobiografie of autobiografische romans. De schrijver zit verborgen in zijn ‘gewone’ fictie en dat is mij genoeg. Niemand hoeft te weten hoe en waar fictie aansluit op het leven van de auteur. De schrijver zelf is niet interessant omdat hij schrijver is. Zijn persoonlijkheid is evenzeer een biografie of een autobiografie waard als de bakker op de hoek, die eerlijk werk aflevert en met hart en ziel in zijn kadetten zit. Helaas hebben veel hedendaagse lezers de onhebbelijke behoefte de vruchtbare aarde van de verbeelding te zeven op zoek naar het stofgoud van de werkelijkheid. De persoonlijkheidscultus doet het werk verdwijnen achter de man.

De onhebbelijke behoefte van de lezer wordt niet zelden gedeeld door de schrijver zelf. Hij is mens en niets menselijks is hem vreemd. Veel schrijvers hebben de weerzinwekkende neiging voornamelijk over zichzelf te praten en daarbij zichzelf beter, intelligenter, socialer, of juist autistischer en excentrieker voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Schrijvers mythologiseren het eigen ik met grote toewijding en verdienen er hun brood mee. De producten van zelfmythologiserende schrijvers, gevreten door op het echt-gebeurde beluste lezers, vormen – uitzonderingen daargelaten – het literaire equivalent van het roddelblad.

Uit: Schatplicht, Atlas Contact Amsterdam, 2013

Nelleke Noordervliet (1945, Crooswijk)

Hans Vlek: geranium

vlek, hans; wikipediabron foto: nl.wikipedia.org

Geranium

Vanuit de slechtzittende / schoolbank in een geur van stof / oud hout en pis, onder hoge ramen / in bladderend kozijn: het rood / van de geranium.

Mijn grootmoeder zwoegend boven / een tobbe in de tuin, en naast / het keurig tegelpad in rij, in het rood / waarvan mijn opa op vergaderingen / sprak: geraniums.

Thuis hadden we er een / die nooit bloeien wilde omdat / iedereen zijn peuken doofde / in de pot. O god, de triestheid / van zijn harig-groene, knokelige / steel!

Geranium, prachtige bloem / die niet mooi is, wijn / van de kruidenier, kip / tussen de vogels, sieraad / van alles wat arm en goedkoop is.

Uit: Zwart op wit, Querido Amsterdam, 1970

Hans Vlek (1947-2016, Amsterdam)

Joseph Brodsky: op ’t platteland

brodsky, joseph;

Brodsky gefotografeerd in Venetië, waarvan hij veel hield. De kanalen in Venetië deden hem denken aan zijn geboortestad Sint Petersburg. bron foto: our-russia.com

*

Op ’t platteland komt God veelvuldig voor, / niet louter in zijn hoek, wat spotters denken. / Hij zegent huis en haard met zijn geschenken, / en eerlijk deelt hij deuren middendoor. / Op ’t platteland klinkt overal zijn roep, / hij staat halfslapend in het vuur te buigen, / op zaterdagen kookt hij linzensoep, / en knipoogt dan naar mij, zijn ooggetuige. / Hij plant de heggen, huwelijkt meisjes uit / aan jachtopzieners, houdt van grapjes maken, / hij zorgt dat jagers met hun lood en kruit / op eenden schieten zonder ze te raken.

Gelegenheid om deze wonderdaden / gade te slaan bij ’t fluiten van de wind, / is dan ook wel de enige genade, / die d’atheïst ten plattelande vindt.

Uit: De tweede ronde, tijdschrift voor literatuur, Van Oorschot, Amsterdam, 1993

Joseph Brodsky (1940-1996, Sint Petersburg, Ru)