4K-NL-L

l-adriaan lubbers

Adriaan Lubbers (1892-1954, Amsterdam) kreeg bekendheid door zijn stadsgezichten, met name die hij maakte in de Verenigde Staten. Lubbers volgde een technische opleiding en raakte door bezoeken aan de USA gefascineerd door de imposante bouwwerken die daar verrezen. Wolkenkrabbers bestonden nog maar net en Amerika bouwde hoger en ‘mooier’. Lubbers maakte tientallen schilderijen van straten en havens, vooral in New York. Altijd in grauwe en grijze tinten. Eigenlijk schilderde Lubbers daarmee een tijdsbeeld.

l-reinier lucassen

Reinier Lucassen (1939, Amsterdam) is een criticus van kunstenaars die dwangmatig aan een stijl vasthouden. De Amsterdammer vond stijlvastheid niet relevant omdat het daarmee vasthouden aan een tijdsbeeld was. Volgens Lucassen overvleugelt goede kunst periode en omgeving. Werkelijke kwaliteit is niet gebonden aan die begrippen. In veel van zijn werken verwijst de kunstenaar naar beelden en uitspraken die door hun kwaliteit tijdloos zijn.

l-seymour likely

Seymour Likely (1988-1994, Amsterdam) was de naam van een Amsterdams kunstenaarscollectief. Achter die verzamelnaam gingen Aldert Mantje, Ivo Vunderink en Ronald Hooft schuil. Zij maakten installaties die op komische wijze de maatschappelijke betekenis van kunst relativeren. In bijgaand voorbeeld zien we biggetjes wachten voor een lessenaar op de komst van Blinky Palermo. Blinky was zowel de naam van een bokspromotor als die van een Duits kunstenaar. De gekleurde biggetjes wachten op de komst van de bokspromotor, de witte op die van de Duitse kunstenaar.

l-jacobus van looy

Jacobus van Looy (1885-1930, Haarlem) is bekender geworden als schrijver dan als schilder/kunstenaar. En toch, dit doek Zomerweelde, is een voorbeeld van wat Van Looy kon. Beïnvloedt door de Franse Impressionisten als Monet, schilderde de Haarlemmer grote doeken met tuintaferelen. In ons land was dat op dat moment ongebruikelijk. Dat leverde enthousiaste reacties op van collega’s en negatieve van kunstcritici. Zij hadden het spottend over reuzenperken. Na deze kritiek richtte Van Looy zich vooral op zijn literaire loopbaan.

‘Als je liegt, moet je het wel goed doen’

felice casorati; schldr

Kijken wij naar het schilderij dat de Italiaan Felice Casorati in 1912 maakte van een Jong meisje op rood tapijt en dat zich in het museum in Gent bevindt. Het meisje ligt op een vloerkleed als een terrein. Achter haar liggen twee vierkanten zonlicht dat door de ramen is gevallen; zijzelf ligt in de schaduw. Ze heeft een bleek gezicht met volle wimpers, losjes gepenseelde wenkbrauwen en een opvallend rode mond. Dat rood correspondeert mooi met het rood van het kussentje waarop haar arm rust en het rood in het tapijt, zoals haar blauwe jurk en de blauwe glans  in haar haar steeds maar in gesprek blijven met de verschillende blauwen van de spullen om haar heen en het patroon in het kleed. Maar behalve abstract is ook dit schilderij weer figuratief. We kunnen het meisje niet in de ogen kijken, maar wel de kalmte in haar gezicht lezen. Haar linkerhand aait het hondje dat naast haar ligt en haar blik aait mee. Behalve het hondje heeft ze boekjes om zich heen verzameld, doosjes en bloemen, reproducties, fruit, een waaier en een pop. Dat alles samen vormt een wanordelijk stilleven, met -aardig schilderkunstig grapje – ‘echte’ bloemen op het bloemenpatroon in het tapijt. Een introverte hoofdpersoon, dit meisje. De attributen en het hondje zijn haar wereld zolang ze daar languit, met haar benen een beetje gedraaid, op de vloer ligt. Als je kind bent en geluk hebt. Een heel kleed voor jou alleen, en dan ook nog zo’n stilleven om mee te spelen.

Het meisje van Casorati kan al die spullen aan de kant schuiven en haar verbeelding op het tapijt loslaten. Het rood, blauw en het wit kunnen dan iets te betekenen krijgen en misschien kan in dit geval ook het verschil tussen de licht- en de schaduwbanen meedoen. De schilder op zijn beurt had, in plaats van het meisje natuurgetrouw weer te geven, haar achterna kunnen fietsen de fantasie in. Waarmee we in een tweede soort eigen wereld komen, die de kunstenaar in zijn werk kan oproepen. Geen visie op de hem omringende wereld, geen wereldbeeld, maar een nieuwe wereld naast de bestaande. De maker kan met één been in de echte wereld blijven staan, dus de fantasie in de werkelijkheid laten beginnen. Leonardo da Vinci moedigde zijn leerlingen aan om voorstellingen te zien in wolkenpartijen en gestucte muren. Met het patroon in een vloerkleed moet hetzelfde mogelijk zijn. Maar de kunstenaar kan ook zo ver mogelijk de nieuwe wereld in duiken, weg van de bekende. Hij kan wolken, muren en tapijt links laten liggen en met een leeg vel of doek zijn hoofd in wandelen. Al zal hij, als hij wil dat wij hem kunnen volgen, ons toch altijd een beetje houvast moeten geven. Als hij slangen, kolen en gele stenen bedoelt, zal hij herkenbare slangen, kolen en gele stenen moeten laten zien. Zo wil schilder Arie Schippers dat de lichtval in de figuurstukken die hij uit het hoofd schildert consequent is. De voorstelling is niet realistisch, maar licht en schaduw moeten kloppen. ‘Want als je liegt, moet je dat wel goed doen.’

De nieuwe wereld die de kunstenaar maakt is weliswaar niet echt, maar daarbij dan toch behoorlijk echt.

uit: wijd open ogen, stukken over kunst en kijkplezier, Bezige Bij Amsterdam, 2013

Gijsbert van der Wal (1977, Neerrijnen)

Gespot: (Vlaamse) Gaai

vlaamse gaaibron beeld: pinterest.es

Het prachtig geïllustreerde boekje Vogels kijken, alle driehonderd Nederlandse vogelsoorten van Kester Freriks (1954) gaf de aanzet. Vogels spotten in je eigen omgeving en er aansprekende informatie bij zoeken en vinden. In dit geval de (Vlaamse) Gaai die zich hoppend over het grasveld bewoog, tussen de gevallen bladerren scharrelde en voedsel zocht. Hakkend in de grond en al het onbruikbare van zich af werpend, trok hij/zij de aandacht.

Het is een grote vogel en een ekster-achtige. De wetenschappelijke Latijnse naam luidt: Garrulus glandarius, voortdurend krassende eikelzoeker, is de vertaling daarvan. Over naar Kester Freriks:

Gaaien schetteren luidruchtig in fladderende vlucht langs het rood en goudgeel van de bomen, een eikel in de stevige snavel geklemd. Eén gaai verzamelt algauw zo’n tienduizend eikels, verbergt die en graaft ze in de winter weer op. Soms vergeet hij zijn geheime rantsoen. Met roze bruin verenkleed, witte stuit, zwarte staart en vooral de iriserend blauwe vleugeldekveren onderscheidt de gaai zich van elke andere Nederlandse vogel.

Sinds 1989 staat hij officieel als gaai en niet langer Vlaamse Gaai te boek. Hij heet ook Spaanse Ekster, Eikelaakster, Houtekster en Meerkol. Behoort tot de familie der Corvidae, kraaiachtigen. Oude vogelgidsen noemen hem een ‘lelijke rover’. Als de lente komt en de gaai heeft juvenielen dan vormen eieren en jongen van andere broedsels zijn prooi. Hij heeft lichtblauwe, waakzame ogen. In het najaar is hij de boswachter van het woud en ook van stadstuinen. Betreed ik het veld, de wantrouwende gaai maakt als eerste misbaar, verraadt mijn aanwezigheid met zijn rauwe, doordringende roep.

uit: vogels kijken – Kester Freriks, Atheneum, Polak & Van Gennep Amsterdam, 2009

Koolmees vertoeft bij de mensen

ned vogelen; koolmees

bron beeld: Nederlandse vogelen, wikimedia commens

Mijn vroege jeugd bracht ik door op de vierde en hoogste verdieping van een flat in Groningen. Mijn vader had van een bouwtekening een nestkast gemaakt op het balkon. Meteen de eerste voorjaarsochtend bracht een Koolmees nestmateriaal aan: stukjes mos, spinsel, droge graspluimen. Mezen vormen de familie Paridae. De Koolmees is de grotere Parus, zoals Linnaeus in 1758 vaststelde. Exotische verschijning in het hoge noorden van het land met helgele onderzijde, waarover een zwarte middenstreep loopt. Het blauwzwart van de kop, meer zwart dan blauw, omsluit de witte oorstreek en lichte wang. Mosgroene mantel.

Deze kleurrijke vogel met muzikale, gevarieerde zang komt in verschillende biotopen voor, zoals park en bos, open landbouwgebied en duin, tuin, boerenerf, boomgaard, elzenhagen, houtwallen. Vertoeft in de nabijheid van mensen. De etymologie van de Mees is onzeker; kool heeft betrekking op kleur van de kop die hem dialectnamen geeft als Swartkopke, Kapmies. Kaasgele borst zorgt voor Kaasmees, Kezemees. Broedt ook in brievenbussen en tussen muren, elke plek die hij maar kan vinden; er zijn 500.000 broedparen.

uit: vogels kijken – Kester Freriks, Atgeneum – Polak & Van gennep Amsterdam, 2009