Szymborska: uit de lucht vallend

Uit de lucht vallend

De magie vergaat, hoewel de grote machten / zijn zoals ze waren. In augustusnachten / weet je niet of daar een ster valt of iets anders. / Noch of het wel iets is dat hoort te vallen, / noch of je voor de grap een wens mag doen, / of iets voorspellen. Uit een hoopje sterrenstof? / Alsof de eeuw nog lang de twintigste niet is? / Ik ben een echte vonk, nee, dat zweert geen flits, / kom uit de staart van een komeet in brand, / ik ben een heuse vonk, smeul zachtjes weg – / niet ik val uit de lucht recht in de ochtendkrant, / dat is die andere, die daar met motorpech.

Uit: Elk geval, Meulenhoff Amsterdam, 1972; vertaling Gerard Rasch

Wisława-Szymborska, artes&contextosbron: artesecontextos.com

Wislawa Szymborska (1923-2012, Kornik, Polen)

Pieter de Hoogh biedt een kijkje in het burgerleven van de Gouden Eeuw

Pieter_de_Hooch2Pieter_de_Hooch4Pieter_de_Hooch6

Kunstschilder Pieter de Hoogh (Rotterdam, 1629-1684) genoot in zijn eigen tijd en leven nauwelijks enig aanzien. Als leerling van Nicolaes Berchem werd hij beïnvloed door het werk van Fabritius en Vermeer.

In 1655 werd hij ingeschreven bij het Sint Lucas Gilde in Delft. De schilderijen die hij in Delft maakte, worden gezien als zijn beste werk. Toch kende De Hoogh armoe. In het werk van tijdgenoot Dirck van Bleijswijck uit 1667 wordt men geen woord gerept over De Hoogh.

De Hoogh is vooral bekend geworden door de vele doorkijkjes die hij maakte van interieurs en exterieurs van de gewone burger uit de Gouden Eeuw. Daarmee bood de kunstschilder ons een mooie blik op dat burgerleven uit die beroemde vaderlandse periode.

Pieter_de_Hooch1Pieter_de_Hooch3Pieter_de_Hooch5

Vasalis: avond aan zee

Avond aan zee

Voor mijn vader

Het strand was vast-gevoegd en glad / en smalle golven sloegen om, / uit duizend smalle, witte monden / zacht prevelend en dan weer stom. / De zee keek op, alsof zij bad. / Toen heb ik u teruggevonden.

O grote, oude, grijze zee / in rusteloosheid zoveel rust, / één stem uit duizend kleine kelen / sprekende tot de smalle kust; / eenheid uit zoveel tegendelen. / Mijn oude liefde, mijn oud vertrouwen / zo groot, haast niet om uit te houen, / ouder dan voor mijn grote lief… / Ik zag voor ’t eerst weer naar de hemel: / hoe die zich rustende verhief.

Uit: Gedichten, Van Oorschot Amsterdam, 1985

vasalis, parmando24culture.nl

bron: parmando24culture.nl

M. Vasalis (1909-1998, Den Haag)

De (onregelmatige) dosis Nabokov

Vladimir Nabokov (1899-1977, Sint Petersburg, Rusland) is Russisch-Amerikaans dwz geboren in het Russische Sint Petersburg en daar vandaan naar het buitenland gevlucht om aan de chaos en dreigingen te ontkomen van de Revolutie (1917).

Nabokov kwam uit een welgestelde familie. Vader was naast jurist en journalist, ook nog eens minister in het kabinet dat regeerde voordat de revolutionairen onder leiding van Lenin aan de macht kwamen. In 1922 werd Nabokov’s vader vermoord in Berlijn.

Nabokov emigreerde eerst naar Groot-Brittannië, maar verkaste aan het begin van de Tweede Wereldoorlog naar de VS, waar hij in 1945 Amerikaans staatsburger en docent literatuur aan verschillende universiteiten werd. Na 1961 woonde, leefde en werkte hij in Europa (Zwitserland). Daar stierf hij ook.

Nabokov heeft Rusland nooit uit het oog verloren. In Een brief, nooit in Rusland aangekomen, vertelt hij over de tijd dat hij in Rusland vertoefde, zijn ervaringen en zijn gevoelens bij het (vader)land. Uiteraard in geheel eigen stijl.

Ja, ik weet dat ik in mijn vorige brief had gezworen het verleden niet te noemen, en zeker niet de futiele details van ons gedeeld verleden; want wij, schrijvers in ballingschap, worden geacht een taal van verheven kiesheid te spreken, en zie hoe ik mijn allereerste regels dat recht al vergooi omwille van verwaten onvolmaaktheid en met mijn oorverdovende omschrijvingen de herinnering overschreeuw die jij zo vluchtig en gracieus aanroerde. Maar niet over het verleden wil spreken, lieveling.

(..)

Luister: ik ben volmaakte gelukkig. Mijn geluk heeft iets uitdagends. Dwalend door straten, over pleinen en de paadjes langs het kanaal, verstrooid voelend hoe de lippen der klamheid door mijn sleetse zolen dringen, draag ik trots mijn onuitsprekelijk geluk mee. De eeuwen zullen voorttollen, schooljongens zullen knikkebollen over de geschiedenis van onze revoluties; alles zal voorbijgaan, maar mijn geluk, lieveling, mijn geluk zal blijven, in de vochtige weerspiegeling van een lantaarn, in de behoedzame bocht van de stenen treden die afdalen naar het zwarte water van het kanaal, in de glimlach van een danspaar, in alles waarmee God de menselijke eenzaamheid zo rijkelijk omringt.

Uit: Verhalen 1, Bezige Bij Amsterdam, 1996; vertaling Yolanda Bloemen, Anneke Brassinga, Peter Verstegen en Marja Wiebes

nabokov,bron foto: wbur.org

Vladimir Nabokov (1899-1977, Sint Petersburg, Rusland)

Nijhoff: lied der dwaze bijen

Het lied der dwaze bijen

Een geur van hoger honing / verbitterde de bloemen, / een geur van hoger honing / verdreef ons uit de woning.

Die geur en een zacht zoemen / in het azuur bevrozen, / die geur en een zacht zoemen, / een steeds herhaald niet-noemen,

ried ons, ach roekelozen, / de tuinen op te geven, / riep ons, ach roekelozen, / naar raadselige rozen.

Ver van ons volk en leven / zijn wij naar avonturen / ver van ons volk en leven/ jubelend voortgedreven.

Niemand kan van nature / zijn hartstocht onderbreken, / niemand kan van nature / in lijve de dood verduren.

Steeds heviger bezweken, / steeds helderder doorschenen, / steeds heviger bezweken, / naar het ontwijkend teken,

stegen wij en verdwenen, / ontvoerd, ontlijfd, ontzworven, / stegen wij en verdwenen / als glinsteringen henen. –

Het sneeuwt, wij zijn gestorven, / huiswaarts, omlaag gedwereld, / het sneeuwt, wij zijn gestorven, / het sneeuwt tussen de korven.

nijhoff, toon kelder, lietratuurmuseum.nlGeschilderd door Toon Kelder; bron: literatuurmuseum.nl

M.Nijhoff (1894-1953, Den Haag)

Uit: Nieuwe gedichten, Querido Amsterdam, 1962

Uwe Ommer fotografeerde 1000 families

uwe ommer families 2uwe ommer families 4uwe ommer families 6

De Duitse fotograaf Uwe Ommer (1943, Bergisch Gladbach, Dld) nam vier jaar de tijd om de wereld rond te reizen met een basis fotografie-uitrusting. Wat het meest opviel bij het eindresultaat: de talloze combinatiemogelijkheden die de basis-uitrusting bood.

Ommer trok de wereld rond om mensen te ontmoeten in hun familieverband. Die ontmoetingen mondden altijd uit in een portret van de bezochte familie. Op het moment dat we van eeuw wisselde (2000) besloot Ommer het resultaat in een fotoboek te publiceren. Daaruit een selectie. En verder:

“Look at these faces, and you will rediscover a grandmother, a friend, or an uncle in people you imagine a thousand leagues from you. You’ll see how close we all are – alike and yet so different. This experience will teach us to look at other people through different eyes, and not get stuck on the accessory that stops us seeing by making things far too simple. Look at all these details which create a diversity other than that of prejudices and barriers.”

uwe ommer families 1uwe ommer families 3uwe ommer families 5

Hoe ieder gedicht tal van andere wakkerleest: water

Een steen

water glijdt langs en groet vluchtig, / hij blijft in beweging van denken, omspoeld / door suggesties, geduldig geslepen. Daar / ligt hij, vast in de bocht, schijnt de zon / een vrolijk tafereel: een steen die zich / niet verveelt, die ziet hoe het toegaat, / verandert, verdwijnt en aldoor bestaat.

Zoals water

Zoals water, waarin alles zachter / zich weervindt, veilig in rimpels, / diep gezonken in oppervlak – dat / afwacht wat het uit moet beelden, / vertakte raadsels van het land, van / waar geen naam voor is de glans.

Uit: Achter de waterval – Tom van Deel, Querido Amsterdam, 1986

van deel, tom, nrc.nlDe onlangs (12 aug. 2019) overleden dichter Tom van Deel. bron foto: nrc.nl

Tom van Deel (Apeldoorn, 1945 – 2019)

Kopland en de onmacht van het woord

kopland, rutger; vincent mentzel, nrc.nlfoto: Vincent Mentzel; bron foto: nrc.nl

De onmacht van het woord! Dichters lijden daar fel onder. Onmacht tegenover al die onuitsprekelijke dingen: de mystieke ervaring, de schoonheid van hun lief, de zelfgenoegzaamheid van de dingen, de seksuele verrukingen, de dood.

Wie wat vindt heeft slecht gezocht

Wie nog op poëzie wacht? Jij niet, / jij wacht op de dag dat het echt / terugkomt, dat wat je zocht naast je / zal liggen en zuchten en kreunen, / leven, dat er godverdomme eindelijk / eens geen woord poëzie uitkomt.

Dacht je nog aan de terugkeer van / white horse, schemer en beddegeur?

‘Je was tenslotte nog jong en vol / melancholie, buiten regende het even / zeer als in je hart.’ (Gedicht)

‘Langs de trap omhoog ruiste het / zijige duister van dijen en kruis.’ (Gedicht)

‘De borsten hingen als grote verdrietige / druppels aan haar lijf.’ (Gedicht)

Ach ach, dat hoef je toch nooit meer / te lezen. Nee, wie nog op poëzie wacht,

hij vindt iets, iets wits naast zijn bed, / een zakdoekje, een vlinderlicht broekje, / lieve vergeetsels. Weg, weg betekent het, / de trap af. De vinder, hij kijkt naar / de vondst aan zijn voet en hij voelt, / ja hij voelt nu het grote gevoel: / het leven! dit is het leven! Dit is

Uit: Wie wat vindt heeft slecht gezocht – Rutger Kopland, Van Oorschot Amsterdam, 1972

De woorden van het gedicht verwijzen eindeloos door naar andere woorden en andere gedichten. Daaraan ontlenen zij hun bijzondere kracht; zij zijn ingeschakeld in een doorlopend proces van zingeving, interpretatie en tegenspraak. Maar doordat ze nergens verankerd zijn in een vast punt, doordat er geen ‘onbewogen beweger’ is, verschijnen ze soms ook als gratuit, als een spel met zeepbellen, als spiegels die spiegelen zoals spiegels.

bron: De dichter is een koe – Hugo Brems, Arbeiderspers Amsterdam, 1991

Johnny van Doorn, the Selfkicker, als vader

The Selfkicker als vader, een idee dat moeilijk te omvatten is.

‘Ja, pijnlijk, ja, het vaderschap geeft allemaal wanhopige gedachtes. Ik heb mij ermee verzoend, het kon niet anders, maar het heeft jaren geduurd. Het gaf plotseling een dubbele verantwoordelijkheid. In het begin moest ik oppassen dat ik niet zorgelijk werd. Voortdurend  moest de knop worden omgedraaid om even te overdenken wie ik zelf was. Een heleboel mensen kunnen zich niet voorstellen dat ik vader ben en eigenlijk kan ik dat ook zelf nauwelijks begrijpen. Het idee blijft vreemd, eigenaardig. Zijn geboorte herinner ik mij heel goed. Je bent doodsbenauwd dat het een mongool zal zijn. Toen hij eruit kwam, schrok ik vreselijk, want ik keek tegen een achterhoofd aan en zag geen neus, geen mond en geen oren. Dat gaf mij een zeer wezenlijke schok, die een seconde duurde. Toen zag ik dat het een totaal gaaf kind was. Vervolgens keek ik naar buiten en zag aan de overkant van de straat een man in een kamer, die zich voor een spiegel traag en nadrukkelijk stond te scheren. Hij had alles kunnen volgen, maar ik had geen tijd om de symboliek te begrijpen, want ik werd tegelijkertijd overspoeld door de enorme euforie. Ik had het gevoel dat niets mij nog kon gebeuren. Later dacht ik: misschien ben ik nu zelf overbodig geworden. Het vaderschap heeft mij minder egocentrisch gemaakt en dat is voor een exhibitionist een diepe verandering.’

Uit: Max Pam Interviews, Bezige Bij Amsterdam, 1984

van doorn, gelderlander.nlbron foto: gelderlander.nl

Johnny van Doorn (1944-1991, Beekbergen)