Spotvogels: mannen

saskia van loenen; bnnvara.nlbron beeld: bnnvara.nl

Vooraf: Een vrouw? Met een vogelkijker?! En dan ook nog onder de zeventig?!

Aan aandacht geen gebrek dus. Er is alleen één probleem. Ze zien er allemaal precies hetzelfde uit. Legergroene wijde jassen met veel handige opbergvakjes voor vogelboek, broodtrommel, drinkbeker en appel. Uniseks kakikleurige afritsbroeken van de ANWB. En daaronder een stel gezellige sekseneutrale bergschoenen. Verder hebben ze vrijwel allemaal een baard. Want het zijn allemaal mannen. Altijd.

Zouden ze het erom doen? Gewoon expres zo onaantrekkelijk erbij gaan staan dat elke vrouw direct rechtsomkeert maakt? Geen vrouwen in ons territorium? Het lijkt verdommem de SGP wel.

Nou, vogelmannen van Nederland, wen er maar vast aan. Dat mannendomein is weldra verleden tijd. En in plaats van autistisch in een stuip en direct weer achter de telescoop te schieten als zich een vogelvrouw aandient, zou je ook kunnen denken: leve de vooruitgang! Gemengd is veel leuker dan enkel omringd door oude baarden! Wie weet wat die vogelkijkhut nog voor onvermoede kansen biedt!

Heb ik wel een dringend advies, heren. Jullie observeren die vogels toch de hele dag? Dan moet je ook weten hoe het werkt. Het mannetje versiert het vrouwtje vooral met zijn uiterlijk. Het pimpelmeesje met het blauwe petje krijgt het meest kritische vrouwtje. Dus kijk nog eens goed. En dan thuis nog even in de spiegel. Is dát wat de zon doet schijnen in het donkere bos, denk je? Heeft zo’n boswachter-achtige man écht een aanzuigende werking?

Doe als de vogels. Heb je ooit een vogel gezien die het geen moer kon schelen of een vrouwtje hem opmerkte? Nou dan.

uit: spotvogels, Bas Lubberhuizen Amsterdam, 2013

Saskia van Loenen

Portnoy hoort erotiek in Debussy

In bed met de grote componisten is een essay van de hand van schrijfster Ethel Portnoy (1927-2004). Kern is wat muziek met je doet. Zij vermoedt dat muziek wel eens de meest menselijke activiteit zou kunnen zijn. Muziek is er altijd en overal. Zelfs in bed denkt de schrijfster aan muziek: aan het werk van grote componisten zoals Wagner en Debussy.

Bestaat er muziek die erotisch is op zichzelf, die je helemaal vanzelf opwindt, los van herinneringen aan het verleden of je eigen levensgeschiedenis? De muziek die Wagner voor Tristan und Isolde heeft geschreven, doet aan de liefdesdaad denken, maar is dat het enige voorbeeld?

Terwijl ik peinzend in de keuken bezig ben en over deze dingen nadenk, krijg ik plotseling mijn antwoord, in de vorm van wat nu uit de radio komt. Natuurlijk, de Prélude à l’après-midi d’un faun van Debussy…! En onmiddellijk, midden op een koude Nederlandse winteravond, kom ik terecht in het zuiden van Frankrijk. Zoveel Franse muziek uit de jaren voor de Tweede Wereldoorlog weerspiegelt dat zuiden: in open auto’s langs de Corniche zoeven, in tenniskostuum rondrennen, erheen reizen met de Train Blue, een wereld van zorgeloosheid en luchthartigheid. Overdag de glinsterende zee, het geluid van cicaden, de onmogelijklheid iets anders te doen dan de warmte van de zon in je opnemen. En ’s nachts de lome, geurige duisternis, het silhouet van die enorme, zwaardvormige bladeren…

Dat alles wordt nu voor mij opgeroepen door Debussy, de meest zinnelijke, de meest sensuele van alle componisten – voor mij tenminste. Zou iemand met een anders getinte seksualiteit anders op hem reageren? Komt het doordat de muziek van Debussy fysiologisch correspondeert met iets in mij?

Ik laat alles staan en droom weg bij de gedachte aan de warme nacht in het zuiden met die zwaardvormige bladeren, ik luister met halfgeopende lippen… na een tijdje begint de muziek te pulseren, en ook mijn lippen beginnen te pulseren, ik raak vervuld van loomheid, ik wil me uitrekken en oprollen, als een slang – of liever nog: ik wil mijn lichaam rond dat van een ander krullen, zijn huid voelen met elke centimeter van mijn lichaam – en zo, geïnspireerd door die muziek, stel ik me voor dat ik de liefde bedrijf met die ander, als twee slangen, verstrengeld en pulserend en rekkend en kronkelend zodat elk stukje huid in contact komt met die van de ander. Op die manier bedrijven slangen de liefde, zo wil ik dat ook…

Wie beweerde dat er geen erotische muziek bestaat, geen muziek die als zodanig erotisch is?

uit: genietingen, Meulenhoff Amsterdam, 1998

Ethel Portnoy (1927-2004, Philadelphia, USA)

Paulien Cornelisse zocht en vond…

Zoeken

Ik was als kind bijzonder slecht in het vinden van paaseieren. Elk jaar lagen ze op dezelfde plek, maar dat hielp niet.

Nog steeds ben ik heel slecht in zoeken. Of vinden. Alles is Altijd Kwijt. Bejaarden troosten zich door naar mij te kijken: het hoeft dus niet aan de leeftijd te liggen! Ik op mijn beurt kijk uit naar het moment dat ik de leeftijd de schuld kan gaan geven.

Wat ik als kwijtmaker in arren moede probeer te doen, is ‘systematisch zoeken’. Dat voelt alsof je wel goed bent in zoeken. Het werkt zo: je bedenkt eerst waar je allemaal gaat kijken. En dan werk je die plekken een voor een af. (Voor mensen die goed kunnen zoeken is dit gesneden koek, maar tot die soort behoor ik dus niet.)

Bij het volgen van deze methode gebeurt er iets raars in mijn hoofd. Stel, ik heb bedacht dat ik ga kijken op plaatsen A, B en C en ik vind het verloren object al op plaats A. Dan heb ik de neiging om toch ‘voor de zekerheid‘ ook nog even op plek B en C te kijken. Alsof het daar ook nog best zou kunnen liggen, zelfs al heb ik dat ding al in mijn handen. Blijkbaar ben ik zo trots dat ik een keer een systeem volg, dat ik er meteen overdreven trouw aan ben.

Het enige voordeel van slecht kunnen zoeken is dat je regelmatig verrast kunt worden. Door een verdwaald paasei dat met kerst ineens opduikt.

uit: taal voor de leuk, New Book Collective Amsterdam, 2018

paulien cornelisse; pinterest.combron beeld: pinterest.com

Paulien Cornelisse: bijnaiku

paulien cornelisse; deburen.eubron beeld: deburen.eu

Paulien Cornelisse (1976, Amsterdam) is columniste, theatermaakster en schrijfster, onder andere. Ze maakt me blij en vrolijk door haar bijzondere kijk op taal en taalgebruik. Ze onderzoekt, observeert met oog voor gebruik en situaties. En altijd met humor, liefdevol. Een voorbeeld:

Bijnaiku

Een haiku is een gedicht van zeventien lettergrepen, waarin meestal een kleine observatie over de natuur wordt gedaan.

Een bijnaiku is een tekst die je toevallig ergens aantreft, die bijna een haiku had kunnen zijn. Dus bijna zeventien lettergrepen. Of net-niet natuur.

Als bedenker en naamgever van de bijnaiku ben ik natuurlijk erg gespitst op bijnaiku’s. In het ledenblad van Natuurmonumenten trof ik deze bijnaiku aan;

De mus floreert

wanneer het een beetje

rommelig is

Dit is puur genieten. Veertien lettergrepen! Observatie over de natuur! En, ook belangrijk bij de bijnaiku: je zou je kunnen voorstellen dat hij geschreven is door een zenmonnik in een bemost klooster op een Japanse berg.

uit: taal voor de leuk – Paulien Cornelisse, New Book Collective Amsterdam, 2018