Faits divers: de Stille Omgang Amsterdam

mirakel van amsterdamBedevaartprentje van het mirakel, gemaakt door Jacob Cornelisz. van Oostsaenen uit 1518

Op dinsdag 15 maart 1345 ontvangt een doodzieke man in zijn woning aan de Kalverstraat in Amsterdam de heilige communie. Even later braakt hij de hostie weer uit in de brandende haard. De hostie zweeft ongeschonden in de vlammen en verbrandt niet. Zijn vrouw brengt de hostie terug naar de kerk. Maar de volgende dag is de hostie weer in de woning teruggekeerd. Het nieuws van dit wonder verspreidt zich snel. Al een jaar later bezoeken pelgrims deze ‘heilige stede’ (plaats). De bisschop van Utrecht verleent de pelgrims bij hun bezoek aan aflaat van 40 dagen. Er wordt ter plekke een kapel gebouwd, die in oktober 1347 door een vertegenwoordiger van de bisschop van Utrecht wordt ingewijd. In 1578 komt de Heilige Stede in handen van de protestanten; in 1908 wordt de kapel afgebroken. Nog altijd vindt in Amsterdam jaarlijks de Stille Omgang plaats langs de oorspronkelijke pelgrimsroute.

uit: het vaderlandse geschiedenisboek, nationaal archief; Waanders Zwolle, 2003

Oek de Jong gaat in Vlissingen de weg van de schrijver

oek de jong; standaard.be.jpegbron beeld: standaard.be

Schrijver Oek de Jong (1952) heeft binding met Zeeland, zo blijkt uit de bundel autobiografische verhalen en essays: Het visioen aan de binnenbaai. Hoewel geboren in Breda kwam De Jong in zijn kindertijd vaak in Vlissingen. De plek waar hij er tevens achterkwam dat zijn toekomst lag in de schrijverij getuige het volgende:

In maart vertrok ik naar een appartement aan de boulevard van Vlissingen, dat me door een mecenas ter beschikking was gesteld. De boulevard met zijn uitzicht op de Westerschelde en de zee, met zijn komen en gaan van schepen, was vertrouwd terrein voor me. In mijn kinderjaren reden we op stormachtige zondagmiddagen met het hele gezin naar de boulevard om de golven tegen de borstwering te zien opspatten. Als er een schip op een van de paalhoofden was gestrand, liepen we er bij laagwater omheen, vol ontzag omhoogkijkend langs de romp. In Vlissingen keerde ik terug naar een vertrouwde wereld, naar het landschap van mijn jeugd: de blauwe basalten dijken met hun vachten van wier, de paalhoofden op de stranden, de duinen en het helle zeelicht.

Weken achtereen zat ik daar te werken – tot ik de eenzaamheid niet langer verdroeg en terugging naar Amsterdam om me onder te dompelen in het leven. Ik schreef een jaar aan een roman die ik ten slotte opzij zette, omdat hij te veel in het verlengde lag van Opwaaiende zomerjurken en te groot van opzet was. De roman had een omineuze titel: De noordelijke doortocht, de aanduidng van een scheepvaartroute benoorden Rusland naar Azië waarnaar vanaf de zeventiende eeuw tevergeefs werd gezocht (en die nu door de klimaatverandering vanzelf ontstaat!). Ik heb het manuscript van deze roman verbrand. In 1981 begon ik de roman op te zetten die Cirkel in het gras zou worden.

In Vlissingen stortte ik me ook op het lezen van filosofische teksten: van Plato tot Wittgenstein. Ik begon een hele studie, omdat ik meende dat het tijd werd voor een eigen wereldbeeld – ook dat had Opwaaiende zomerjurken in me losgemaakt. Ik trof in het appartement een bibliotheek vol Zeelandica aan en las veel over de geschiedenis van de Zeeuwse eilanden: overstromingen, inpolderingen, gestage landaanwist, eilanden die na een stormvloed weer in drie, vier stukken uiteenvielen, verzande havens, de stranding van walvissen, verzonken steden en dorpen, de grote hoeves, meiden die zich, zwanger geworden, verdronken in de put, de paarden van Napoleon in de kerk van Veere, Mondriaan in Domburg en natuurlijk veel verhalen over de grote watersnood van 1953. ’s Avonds voerde ik lange telefoongesprekken met mijn geliefde – voor het eerst dat we dat deden – en het gaf onze verhouding nieuwe impulsen.

Op een avond – de zon was aan het ondergaan en de zee leek van grijze zijde – pakte ik mijn kijker en richtte hem op een Russische tanker die vlak onder de kust door de Sardijnsgeul gleed. Uit het dekhuis op het achterschip zag ik twee mannen komen, ze ritsten hun jack dicht en liepen over de loopbrug boven het dek, waarbij de een de ander een klap op de schouder gaf. Midscheeps beklommen ze de trappen naar de stuurhut en verdwenen erin. Ik bleef naar de lege loopbrug kijken. Ik was de enige mens ter wereld die had gezien hoe die ene man de andere een klap op zijn schouder had gegeven, terwijl ze in het avondlicht over de tanker liepen. Het maakte een onverklaarbare diepe indruk op me.

Diezelfde avond drong het als een lotsbestemming tot me door: ik zou de weg van de schrijver gaan.

uit: het visioen aan de binnenbaai – Oek de Jong, Augustus, Atlas Contact Amsterdam, 2016

Oek de Jong (1952, Breda)

Boontjes Zwarte Hand is geschiedenis schrijven zoals alleen Boon dat kan

SAMSUNG CSCEen indruk van het negentiende eeuwse Aalst; bron beeld: letterenhuis.be

Vlaming Louis Paul Boon (1912-1979) had de Nobelprijs moeten krijgen. Met boeken als Pieter Deans, Zomer te Ter-Muren en De Kapellekensbaan schreef hij geschiedenis zoals alleen Boontje, zoals hij liefkozend werd genoemd, dat kon. Boon had een voorliefde voor het schrijven van verhalen waarin duidelijk werd dat de scheidslijn tussen schuldig en onschuldig niet zo definitief is als we denken. Vooral niet in het negentiende eeuwse Vlaanderen met opkomende industrie en arbeidersklasse. Boon gold als een sociaal bewogen schrijver die zich het lot van de onderklasse aantrok.

In De Zwarte Hand beschreef hij de opkomst en ondergang van het anarchisme in de Vlaamse industriestad Aalst. Boon dook ervoor in de archieven zodat het verhaal een heldere en duidelijke basis had. Vervolgens schetste hij opkomst en ondergang van Johan Dabbers en Aart Niels. Twee exponenten van de sociaal-economische tegenstellingen. Dabbers vertegenwoordigt de macht; Niels de onderklasse.

Johan Dabbers werd geboren  te Aalst, een der eerste industriestadjes in Vlaanderen, waar net alles misliep, waar elkeen te vechten kreeg voor zijn leven en bestaan, en waar diefstal als een doodgewone noodzaak werd beschouwd. Wie geld en goederen bezat moest maar opletten dat die niet gegapt raakten. En wie geen geld bezat en omkwam van honger moest maar uitkijken hoe hij het leven redden zou. Dat was de wet van het oerwoud, die nog steeds bestond aan het einde der negentiende en het begin der twintigste eeuw.

Hij werd geboren in het tweede huisje aan de hoek der Moorselbaan en der Binnenstraat, die zich aan de overzijde van de rivier bevonden, in de toen van leven en lawaai meest krioelende wijk der stad. Het waren naar armoe en ellende stinkende krotten, verafschuwd door de binnenstad waar men nog op beide oren der negentiende eeuw sliep, en het leven langs de rivier, met haar dag en nacht doorwerkende fabrieken, als een vuil stinkende zweer beschouwde. Daar groeide hij op, en niemand zal nog achterhalen onder welke deprimerende omstandigheden.

Deze wijk was een soort Niemandsland, haar eigen haast nog dierlijk bestaan levend. De rijen krotten zaten volgepropt met fabrieksslaven, werklozen, dronkaards, vrouwen en kinderen die zich elke ochtend of elke avond naar de rivier hadden te reppen, naar de fabrieken van naaigarens, dekens, of dweilen, waar ze aan hun spinmolens of weefgetouwen werden behandeld als honden. En waar ze elke dag kans liepen in de machines verpletterd of verminkt te worden.

Hij zou later trouwen meet een dezer meisjes, Irma Boel, zes jaar jonger dan hij. Een teder ding, een vlug verwelkende bloem, een broze vlinder in zijn veel te ruwe handen.

uit: de Zwarte Hand, of het anarchisme van de negentiende eeuw in het industriestadje Aalst, Arbeiderspers Amsterdam, 1976

Dorthe Nors voert ons langs de Deense kustlijn

Nors, Kirsten-Klein; news,blog,gustavus.edufoto: Kirsten Klein; bron beeld: news.blog.gustavus.edu

De Deense Dorthe Nors (1970) schreef verhalen die internationaal de aandacht trokken. Ze studeerde kunstgeschiedenis en Scandinavische literatuur in Aarhuus. Haar werk werd pas echt bekend nadat ze genomineerd werd voor de Man Booker Prize in 2017 met haar vertaalde roman: Mirror, Shoulder, Signal.

Bij de kennismaking met haar werk kwamen twee verlangens bij elkaar: het plannen van een mogelijke vakantie en het kennismaken met vrouwelijke literatuur wereldwijd. Met Langs de kustlijn ving ik twee vliegen in één klap. Het is de beschrijving van een tocht langs de Deense west-kustlijn waarbij zij aandacht heeft voor de natuur, de mensen, hun taal, geschiedenis en haar eigen herinneringen. Het boek is een neerslag van landschappelijke indrukken en literaire verkenningen. In het boek trekt ze op meerdere fronten een lijn:

Maar als ik de tijd naar mijn hand kon zetten en het tempo kon opvoeren zoals in botanische timelapse-fotografie waarin rozen zich van knop tot bloem ontvouwen, zou de lijn leven en altijd in beweging zijn. Eerst zou hij vooroverbuigen, achterover, opengaan, draaien, geperforeerd worden, dan dichtgaan, en weer open. Hij zou deels onder zware ijsmassa’s verdwijnen, maar herrijzen als een nieuwe lijn die zou dansen. Zijn staart nu eens kronkelend als een paling, dan weer wapperend als een wimpel. Het is een levende kustlijn van zand. Altijd in wording, altijd aan het sterven. Bepaald door de kracht van de sterrenstelsels die door de kosmos stroomt, getekend door de stormen, de zon en de maan die langs de hemel trekken en door menselijk ingrijpen, hoewel dat laatste slechts een kortdurend probleem is, want de kustlijn  is een lang en levendig verhaal over getijdenwater, altijd onderworpen aan het rime van de dag en nacht, maar in zijn tijdrekening te beschouwen als de eeuwigheid.

Eën lijn in de wereld. Slechts één. Hij had ergens anders kunnen liggen, met andere ervaringen, drama’s en stille bespiegelingen. Wat kan de lijn van Barrow, Alaska naar Cabo San Lucas, Mexico wel niet vertellen: oneinidig veel. Of de lijn van Gibraltar naar Kaap de Goede Hoop? Er zijn geen grenzen aan de verhalen langs een streep. Maar een landschap overstijgt het verhaal, zoals het verhaal zichzelf overstijgt. Ergens moet een mens de lijn binnengaan, zich openen, kijken, een inkeping maken.

uit: langs de kustlijn – Dorthe Nors, Podium Amsterdam, 2021; vertaling Edith Koenders en Adriaan van der Hoeven

Het Afrikaans leven speelt zich af onder de boom

In Ebbenhout geeft reisjournalist Ryszard Kapusciński een veelkleurig beeld van het Afrikaanse continent, haar bewoners en de gebruiken. In zijn hoedanigheid als journalist kwam de Pool veel en vaak in Afrika. Het boek geeft zicht op geschiedenis en ontwikkelingen in landen als: Nigeria, Soedan, Eritrea, Ghana en Rwanda.

In het allerlaatste hoofdstuk overziet Kapusciński zijn algemene indrukken en gaat het over het belang van de boom in het Afrikaanse dorp.

De laatste middaguren zijn het belangrijkst – de oudsten verzamelen zich onder de boom om te beraadslagen. De mangoboom is de enige plek waar ze bij elkaar kunnen komen om te praten, omdat er in het dorp geen grotere ruimten zijn. De mensen komen hier trouw en graag naar zo’ vergadering. De Afrikanen zijn collectivistisch ingesteld, hebben een grote behoefte om aan alles mee te doen wat het gemeenschappelijk leven betreft. Alle beslissingen worden gezamenlijk genomen, hier worden geschillen geslecht, ruzies bijgelegd, besloten wie hoeveel grond krijgt om te bebouwen. De traditie is dat elk besluit eenstemmig moet worden genomen. Als iemand een andere mening is toegedaan, zal de meerderheid hem net zolang proberen te overtuigen tot hij zijn standpunt wijzigt. Dat kan eindeloos lang duren, omdat dergelijke discussies door grenzeloos geklets worden gekenmerkt. Als twee mensen in het dorp ruzie hebben, zullen de rechters onder de boom niet proberen de waarheid te achterhalen of uit te zoeken wie gelijk heeft, maar zich uitsluitend bezighouden met het bezweren van het conflict, met de verzoening van de partijen in een compromis, waarbij men het gelijk van beide partijen erkent.

Wanneer de dag eindigt en de duisternis valt, staken de verzamelden de vergadering en gaat iedereen naar huis. In het donker kun je niet twisten, een discussie vereist dat je het gezicht van de spreker ziet, kunt vaststellen of zijn woorden en ogen hetzelfde zeggen.

Nu komen de vrouwen onder de boom bij elkaar, de oude mensen en de altijd nieuwsgierige kinderen. Als ze brandhout hebben, maken ze vuur. Als er water en munt is, zetten ze dikke, sterke thee. Dan beginnen de prettigste uren waarvan ik het meest houd – het vertellen van wat er die dag is gebeurd, van verhalen waarin feit en fantasie zich vermengen, plezier en angst elkaar afwisselen. Wat maakte ’s morgens zoveel lawaai in de struiken, zoiets donkers en woedends? Wat was dat voor een vreemde vogel die overvloog en verdween? De kinderen hadden een mol in een kuil gejaagd. Ze groeven de kuil open – was de mol weg. Waar is hij gebleven? In de loop van die verhalen beginnen de mensen zich te herinneren dat ooit, vroeger, de ouderen vertelden dat er als eens zo’n vreemde vogel was overgevlogen en verdwenen, en iemand anders herinnert zich dat zijn overgrootvader ooit vertelde dat er sinds lang iets donkers in de struiken zat dat lawaai maakte. Hoe lang al? Zolang hij zich kon herinneren. De grens van het geheugen is hier de grens van de geschiedenis. Daarvoor was er niets. Vroeger bestaat niet. De geschiedenis is wat je je herinnert.

uit: ebbenhout, Arbeiderspers Amsterdam, 2000; vertaling Gerard Rasch

kapuscinskilectures.eubron beeld: kapuscinskilectures.eu

Ryszard Kapusciński (1932-2007) 

‘De adem Gods die de dijken doorbrak’

kees slager; pubble.nlbron beeld: eendrachtbode.nl

Journalist Kees Slager (1938) heeft zich lang en diep met de geschiedenis van zijn Zeeland en de Watersnood beziggehouden. Uit het korte verhaal Een Hollandse ramp, dat over de Watersnood vertelt, blijkt dat we als soort vaak een ander idee hebben van de werkelijkheid. In Een Hollandse ramp gaat het over de hulp die op gang kwam na de overstromingen.

De boerderij lag op een terpje, waardoor in de schuur niet veel meer dan een halve meter water stond. Maar de boer was bang dat het water nog zou stijgen en wilde de zakken kunstmest redden, die in stapels op de vloer van de schuur lagen. Weliswaar waren de onderste al nat, maar de rest kon nog droog naar de zolder gedragen worden. Zelf bediende hij de hefmachine, die de zakken – honderd kilo per stuk – tot op schouderhoogte omhoogbracht. Vader en een andere arbeider namen om beurten zo’n zak op hun rug, waadden er hun lange laarzen een eind mee door het water en klommen dan tegen een trapje naar de zolder, waar de zakken door een derde arbeider weer op nieuwe stapels werden gelegd. Het zweet gutste van vaders kop en ik zag aan z’n ogen dat er onweer dreigde.

Maar hij hield zich in en bartstte pas los toen we een uur later thuis waren. Zo zou hij zich niet meer laten gebruiken! Iedereen op het dorp liep hem maar te commanderen! Ze hadden hem ook nog bijna een kolenkelder laag laten halen! Hij verrekte het verder!

Een gereformeerde oom en tante, die nog steeds in de voorkamer zten, spraken hem vermanend toe. Hij mocht niet zo opstandig zijn, maar moest de Heere  danken, dat Hij ons huisgezin had gespaard. En dat ondanks het feit, dat vader zo was afgedwaald van de Heere. Dat deze ramp niet zomaar een natuurgebeuren was, maar een regelrechts straf van God was voor ons zondige mensen, stond voor hen als een paal boven water.

Vader riep dat de boeren van het polderbestuur gewoon te gierig waren geweest om de dijken wat hoger te maken en dat dàt de enige en echte oorzaak was. Tante dacht daar heel anders over en haar dunne stem snerpte bestraffend, toen ze zei: De stem van de Heere is in de watervloeden en in het loeien van de wind. Het was de adem Gods, die de dijken heeft doorbroken.

uit: een Hollandse ramp – Kees Slager, uit Atlas 3, Contact Amsterdam, 1992

Hemmerechts ziet verband tussen natuur en Amerikaanse identiteit

Schrijfster Kristien Hemmerechts (1955, Brussel) was in de Verenigde Staten en bewonderde de natuur. Het viel haar op dat die bevreemdend werkt. De natuur in de USA doet denken aan Disneyland: schoon, opgeruimd, gecontroleerd. Maar er is meer:

old faithful, yellowstone; pinterestGeiser Old Faithful in het Yellowstone National Park; bron beeld: pinterest.com

Amerika heeft reservaten en National Parks. Dor, onvruchtbaar, onherbergzaam land is reservaat. De interessante, spectaculaire natuur is National Park. Hiermee identificeren de blanke Amerikanen zich. Hier ligt hun identiteit, hun geschiedenis. De impliciete boodschap is toch dat God al dit moois geschapen heeft voor de blanke Amerikanen, tot hun meerdere eer en glorie. This land is your land. In Yellowstone zie je nauwelijks een gezicht dat niet blank is. De Aziaten die er rondlopen zijn negen kansen op tien Japanse toeristen. Als je je aansluit bij de stoet bezoekers die naar Old Faithful trekt en de geiser eindelijk ziet spuiten, ligt de parallellie met de lancering van een raket voor de hand. Eén, twee, drie, daar gaat hij! Hetzelfde machtsvertoon, dezelfde drang om de beste, de hoogste, de krachtigste te zijn. De cowboy als veroveraar van het westen wordt voorgesteld als de prototypische Amerikaan. Hij is een individualist die overleeft dankzij zijn sluwheid, inzicht, doorzettingsvermogen. Ook in New York worden cowboylaarzen gedragen. Maar hoe individualistisch zijn deze mensen die allemaal dezelfde kleren en schoenen dragen, hetzelfde eten vreten, dezelfde programma’s bekijken?

uit: wonderen der natuur; uit: Atlas 3, Contact Amsterdam, 1992

Hew Locke maakt kleurrijk werk met een donker randje

hew locke; installatie2hew locke; installatie4hew locke; installatie6De Britse kunstenaar Hew Locke (1959) bracht zijn vormende jaren (1966-80) door in Guyana voordat hij terugkeerde naar het Verenigd Koninkrijk om een opleiding in beeldhouwkunst af te ronden aan het Royal College of Art (1994).

Locke onderzoekt in zijn werk de koloniale en postkoloniale macht; hoe verschillende culturen hun identiteit vormen door het gebruik van symbolen en hoe deze in de loop van de tijd veranderen. Deze onderzoeken leidden bij Locke tot een breed scala aan onderwerpen, beelden en media in diep gelaagde kunstwerken.

Wapenschilden, openbare beeldhouwwerken, trofeeën, wapens, marineoorlogsschepen en de kostuums eigent Locke’s zich toe in sculpturen, wandkleden, installaties en foto’s. Bekend zijn zijn vroege portretten van de koningin en andere monarchale figuren, om aan te tonen wat het hedendaagse en commerciële belang ervan is. Deze portretten zijn slechts één motief in Locke’s voortdurende onderzoek naar machtseconomieën.

Meer recentelijk verkende Locke schepen als beelden, objecten en ook fysieke mogelijkheden voor artistieke ingrepen, waarbij hij in het schip een krachtige symboliek ontdekte als controle-instrument voor oorlogsvoering, handel en cultuur.

In zijn werk leidt Locke’s vermogen om bestaande materiële en historische bronnen te versmelten met zijn eigen politieke of culturele zorgen, tot geestige en vernieuwende samensmeltingen van geschiedenis en modern leven. Deze gelaagdheid van tijd gaat gepaard met een unieke samensmelting van invloeden uit het geboorteland Guyana en Londen, waar Locke nu woont en werkt. Dat leidt tot rijk gestructureerde, visueel levendige stukken die op een kruispunt van geschiedenissen, culturen en media staan.

bron: hallesgallery.com

hew locke; installatiehew locke; installatie3hew locke; installatie5

Van Dis worstelt met (de liefde voor) Parijs

Seine-Paris; media cntraveler.combron beeld: cntraveler.com

Parijs is een meervoud. En ik weet nog steeds niet van welk Parijs ik houd. Van de pronkstad die zich monumentaal op de borst slaat of van de dorpen in de stad, les villages de Paris. Van de chauvinistische stad waar de bewoners niet verder kijken  dan de grens van de ringweg, of van de mengstad waar honderd talen wonen en minstens evenveel geloven. Van de zinken daken of van de zwarte leien, kopergroene koepels, vergulde lijsten en goudgepunte hekken. Van de goten die ruisen als beekjes of van de Seine. Ik bewonder het artistieke en literaire geheugen van Parijs, het verleden leert me elke dag een les. En het heden: de problemen van een wereldstad houden me alert. In Amsterdam verdorp ik. In Parijs word ik wakker. Het leven verhevigt zich, het geluk, het ongeluk… en de dood: ik heb hier in een halfjaar vier keer een lijk, of iets wat daarop leek, op de stoep aangetroffen. Zwervers. Geen passant die ervan opkeek. Parijs kan een harde stad zijn. Inspirerend ook. Waar armoe en rijkdom tegen elkaar aan schuren, kom ik ogen tekort.

Misschien houd ik nog het meest van Parijs omdat ik er nooit bij zal horen, hoe ik me ook aanpas. Maar ik kom hier niet om opgenomen te worden (al doe ik net alsof), ik zoek juist het isolement: een eenling te midden van vreemden, een toestand die draaglijk is omdat kijken naar mensen me nooit verveelt. (In de geest wandel ik met ze op en kruip ik in hun kop – het is zowel een vluchtig als oneindig contact.) Ook de schoonheid van Parijs is niet gastvrij. De grote pleinen, de brede boulevards en de enorme gebouwen duwen me opzij. Al leer ik hun geschiedenis kennen, ik ben er niet mee opgegroeid – hun glorie blijft mij vreemd, sluit mij uit.

uit: stadsliefde, scènes in Parijs – Adriaan van Dis; Augustus Amsterdam, 2011

Adriaan van Dis (1946, Bergen)

David Ligare schildert stillevens met het late middag zonlicht

david ligare; stilleven2david ligare; stilleven4david ligare; stilleven6Al meer dan veertig jaar maakt David Ligare (1945, USA) schilderijen die de oude Griekse filosofie koppelen aan hedendaagse sociale behoeften. Door middel van schilderstijlen zoals het genre, het stilleven en het landschap heeft Ligare leerstellingen van Plato en Aristoteles ingebed in geschilderde scènes die sociale kwesties zoals geletterdheid en dakloosheid als een allegorie voorstellen. Met de Stillevens zet de kunstenaar zijn missie voort door het stilleven een nieuwe betekenis en een nieuwe geschiedenis te geven.

In deze schilderijen gaat het om het late middag zonlicht. De helderheid geeft de tentoongestelde objecten hun ware essentie. En ze scheppen momenten van diepe stilte. In sommige stillevens is er rust. Elk object valt op zijn plaats. Het lijkt alsof ze exact op die locatie bestaan, of ooit zullen bestaan. Het gemak waarmee de dingen op hun plek vallen, wordt ondersteund door een belangrijk thema van Ligare’s werk, balans. Buiten de filosofische betekenis van het woord is een evenwichtige compositie ook het ware doel van de kunstenaar.

Omdat stilte en balans elk object zijn reden geeft om te zijn, is het die late middag zon die alles laat baden in licht. Elke bloem, vrucht en pot staat in schitterend halflicht terwijl hun lange schaduwen samensmelten; een visuele metafoor voor de onderlinge verbondenheid van alle dingen. De kunstenaar schrijft: “Licht, vooral zonlicht, heeft mijn hele carrière mijn oog, geest en hand beziggehouden. Er zit een essentiële waarheid in zonlicht.”

De keuze voor het stilleven als onderwerp is niet alledaags. Geen enkel genre is misschien beter geschikt voor Ligare’s gebruik van allegorie en symboliek. Bedrieglijk eenvoudig, deze schilderijen zijn beladen met betekenis en verwijzing. Elk schilderij is een duwtje in de oproep van de kunstenaar voor een hernieuwde passie voor het vergaren van kennis. In een ingewikkelde wereld waarin we ons bevinden, vertegenwoordigt het pleiten voor Stilte, Balans en Waarheid een weg vooruit.

david ligare; stillevendavid ligare; stilleven3david ligare; stilleven5