Kees Fens over Adriaan Morriën: ‘Strelend kijken’

Links Kees Fens, rechts Adriaan Morriën; bron beelden: wikipedia.org en vpro.nl

In mijn herinnering heb ik een van de kleine stukjes die Adriaan Morriën een aantal jaren geleden nu en dan op de achterpagina van de NRC schreef. In mijn herinnering is het ook een der volmaakste stukjes die ik ooit in een krant heb gelezen. Het ging over het bereiden van twee visjes, van schoonmaken tot bakken. Hij beschreef ze in de witheid of grijsheid waarin ze voor hem lagen.

Het werden twee zeer zinnelijke wezentjes: wat Morriën beschreef, verzinnelijkte altijd langzaam. Het moet hem bijna pijn hebben gedaan ze in de pan te leggen. Het klaarmaken en het bakken werden met een uiterst trage precisie, haast met een ingehouden lyriek, genoteerd, een heel verfijnde handeling, die misschien toewijding aan het leven verried.

De twee visjes kregen een eer en een aandacht die geen enkel visje ooit heeft gehad. Hier werd niet over koken geschreven, maar over een kleine reeks intieme handelingen tussen man en bakvis. Ik denk dat hij de visjes met een even trage precisie in de winkel heeft uitgezocht. De dichter nam voor het kleinste de tijd, zeker als de kijker die hij was en die zich ook in de keuken verried.

(..)

Morriën was, denk ik, voor alles een kijker, een langzame opnemer. Zelden zal iemand voor dat kijken zoveel tijd hebben genomen, zelden zal er iemand er zoveel tijd voor hebben gekregen. Hij werd immers negentig jaar. Hij keek ook naar literatuur en zijn waarnemingen schreef hij dan heel mooi op, zeker bij poëzie. Hij had niet altijd de grootste gedachten, maar zeker de verleidelijkste. Dit was zeker het kenmerkendste: ieder geweld was hem vreemd. Strelen en strijd gaan niet samen. De bedachtzame kijker proclameert geen stellingen, beschrijft eerder dan dat hij opinies verkondigt – alleen het woord verkondigen al. Bij zijn stukken over literatuur geldt het geheel; er laat zich niets uit afzonderen.

(..)

Hij heeft eens een stukje of een passage geschreven over de erotische grootheid van het uitdoen van een schoen door een vrouw. Dat was heel mooi, misschien juist doordat het zo’n voorzichtige en verfijnde observatie was. Het stukje was van een gelijke kracht als dat over de twee visjes. Voor wie strelend kan kijken, bestaat er geen hiërachie.

uit: in het voorbijgaan – Kees Fens, Atheneum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2007