foto: Marianne Hommersom; bron beeld: maandvandegeschiedenis.nl
Warm/Koud
I.
er zit koorts in mijn knieholte / in de plooien van mijn elleboog en achter mijn oren / kan je je kleren laten drogen / in mijn oksels groeien vijgebomen de parels zweet / zoetzuur zoals de saus van de afhaalchinees / tussen de haartjes op mijn knokkels kan je je eitjes leggen / of in de broeikas van mijn navel
II.
mijn tepels zijn hard maar dat is van de kou / ik ben ondoordringbaar. Russische toendra / ik heb vrouwen in mij zoals matroesjka’s / elk een raardere vorm, roodgeverfd hardhout / gekoloniseerd door meelwormen / gaten die een labyrint vormen / ruwe rotswanden die samentrekken / en je adamsappel tot appelmoes knijpen
III.
als je jezelf tot een bolletje rolt / kan je schuilen tussen mijn oogsnotjes / als we van lichaam zouden ruilen / zouden we dezelfde plekken zoeken / ergens klein en warm / waar we alles kunnen zijn / behalve bloot
uit: het liegend konijn, jaargang 21, nr 1, april 2023, Pelckmans Kalmthout
Francesca Birlogeanu (2002, Hasselt, Be)
kou
Kouwenaar Dicht: ik heb nooit
Ik heb nooit
Ik heb nooit naar iets anders getracht dan dit: / het zacht maken van stenen / het vuur maken uit water / het regen maken uit dorst
ondertussen beet de kou mij / was de zon een dag vol wespen / was het brood zout of zoet / en de nacht zwart naar behoren / of wit van onwetendheid
soms verwarde ik mij met mijn schaduw / zoals men het woord met het woord kan verwarren / het karkas met het lichaam / vaak waren de dag en de nacht eender gekleurd / en zonder tranen, en doof
maar nooit iets anders dan dit: / het zacht maken van stenen / het vuur maken uit water / het regen maken uit dorst
het regent ik drink ik heb dorst
uit: gedichten 1948-1978, Querido Amsterdam, 1982
Gerrit Kouwenaar (1923-2014, Amsterdam)
bron beeld: enframing.nl