In Job, roman over een eenvoudige man beschrijft Joseph Roth (1894-1939, Oekraïne) het leven van onderwijzer Mendel Singer, zijn vrouw Debora en hun 4 kinderen: Jonas, Sjemarja, Mirjam en Menoechem. Die laatste is de jongste en een jongen met een beperking.
Nadat moeder besluit Menoechem uit zijn wiegemand te halen, mag hij met de oudere kinderen op pad. Op dat moment begint de plaag van de kinderen en zet schrijver Roth de toon voor de rest van de roman.
In Job zien we de godsvruchtige dorpsleraar lijden aan alle beproevingen die hij moet doorstaan in zijn leven. Gebukt door zijn zware lot komt Mendel Singer in opstand tegen God.
Job is het aangrijpende verhaal van een eenvoudige joodse man en zijn gezin, en tegelijkertijd de kroniek van een heel volk en van een tijdperk dat afloopt.
Op een dag in de zomer – het regende – sleurden de kinderen Menoechem het huis uit en stopten hem in de ton, waarin zich het regenwater van een halfjaar had verzameld en wormen, fruitafval en beschimmelde broodkorsten ronddreven. Ze hielden hem bij zijn kromme benen vast en duwden zijn grauwe, brede hoofd wel tien keer in het water. Toen haalden ze hem er met bonzend hart en rode wangen uit, in de blijde en akelige verwachting dat ze een dode vasthielden. Maar Menoechem leefde. Hij rochelde, spuugde het water, de wormen, het beschimmelde brood en het fruitafval uit en leefde. Niets kon hem gebeuren. Toen droegen de kinderen hem zwijgend en vol angst weer naar binnen. Een grote vrees voor Gods pink, die heel even maar had gezwaaid, maakte zich meester van de twee jongens en het meisje. De hele dag praatten ze niet tegen elkaar. Hun tong zat vastgeklonken aan hun verhemelte, hun lippen openden zich om een woord te kneden, maar uit hun keel kwam geen klank. Het hield op met regenen, de zon kwam tevoorschijn, de beekjes stroomden monter langs de randen van de straten. Het was tijd geweest om de papieren bootjes los te laten en te kijken hoe ze in de richting van het riool dobberden. Maar er gebeurde niets. De kinderen kropen als honden weer naar binnen. De hele middag wachtten ze nog op de dood van Menoechem. Menoechem stierf niet.
Uit: Job, roman over een eenvoudige man, Atlas Amsterdam; vertaling Wilfred Oranje, 2007
bron foto: forward.com
Joseph Roth (1894-1939, Oekraïne)