Babel probeert gerust te stellen

isaac_babel; web.stanford.edubron beeld: web.stanford.edu

Isaak Babel (1894-1941) was een Rus. Joods en geboren en getogen in Odessa. Wereldberoemd werd hij met zijn boek Rode ruiterij, een verslag van de gruwelen tijdens de Russische Revolutie. In Verhalen uit Odessa staan veel autobiografische korte verhalen. Soms over de oorlog, soms over zijn jeugd. De oorlog is een terugkerend verschijnsel in de meeste verhalen. Bruut geweld, zinloze wreedheid zijn kwesties waarover Babel zijn licht liet schijnen op een haast analytische wijze. Zoals:

‘Te uwer informatie,’ zei ik, toen ik Jelizaweta Aleksejewna in de gang tegenkwam, ‘te uwer informatie kan ik u mededelen dat ik rechten heb gestudeerd en tot de zogenaamde intellektuelen behoor…’

In verstarring bleef ze voor mij staan en liet haar armen langs haar in een ouderwetse japon geklede lichaam zakken, een japon die haar als aangegoten om de slanke leest zat. Haar lichtblauwe, van tranen glinsterende ogen keken mij zonder  te knipperen recht in het gezicht.

Twee dagen later hadden wij vriendschap gesloten. De angst en onzekerheid, waarin het gezin van de onderwijzer leefde, een gezin van brave en zwakke mensen, kende geen grenzen. De Poolse ambtenaren hadden hun wijs gemaakt dat Rusland in rook en barbaarsheid was ondergegaan, gelijk indertijd Rome. Er kwam iets van een kinderlijke, schichtige blijdschap over hen, toen ik over Lenin vertelde, over Moskou, waarin de toekomst zich zo luid aankondigde, over het Kunsttheater. ’s Avonds kregen we bezoek van een stel tweeëntwintigjarige bolsjewistische generaals met ongekamde, rossige baardjes. We rookten Moskouse sigaretten, we aten het avondmaal dat Jelizaweta Aleksejewna van het legerproviand had toebereid en zongen studentenliederen. Voorovergebogen in zijn leunstoel was de verlamde, oude man een en al oor en zijn Tiroolse hoedje trilde op de maat van ons lied mee. De oude man leefde al die dagen in een soort overgave aan een stormachtige, impulsieve, vage verwachting, en probeerde, om geen schaduw over zijn geluk te laten vallen, net te doen of hij geen erg had in de bloeddorstige bluf en de luidruchtige bonhomie waarmee wij in die dagen alle wereldproblemen plachten op te lossen.

uit: de kus; uit: Verhalen uit Odessa, Meulenhoff Amsterdam, 1988; vertaling Charles B. Timmer

Isaak Babel (1894-1941, Odessa, Rus)

Babel: schrijven moet met gevoel voor de natuur

Soviet writer isaac babel, who was executed in 1940 or 1941, with his grandson.bron beeld: thecharnelhouse.org

‘Dat dacht ik wel,’ zei Nikititsj, ‘dat je iets aan het schrijven was, daar stond je gezicht ook naar… Dat is alles waar je oog voor hebt…’

Hij las mijn geschrijf, trok zijn schouders op, haalde zijn hand weer door zijn stugge, grijze haren en liep op zijn zolder heen en weer.

‘Eén ding mogen we wel aannemen,’ zei hij op langgerekte toon, met een pauze tussen elk woord, ‘dat er een vonk van het goddelijk vuur in je zit…’

We gingen naar buiten. De oude man bleef staan, liet zijn stok met kracht op het trottoir neerkomen en keek mij aan.

‘Waar mankeert het jou aan?… Jong zijn is niet erg, dat gaat met de jaren wel over… Waar het aan je mankeert is gevoel voor de natuur.’

Hij wees me met zijn stok op een boom met een roodachtige stam en een lage bladerkroon.

‘Wat is dat voor een boom?’

Ik wist het niet.

‘Wat groeit er aan die heester daar?’

Ook dat wist ik niet. We staken het plantsoentje over bij de Aleksander-boulevard. De oude baas prikte met zijn stok naar alle bomen, pakte me bij mijn schouder toen er een vogel overvloog en dwong me de verschillende stemmen apart te beluisteren.

‘Wat is dat voor een vogel die daar zingt?’

Ik stond met mijn mond vol tanden. De namen van bomen en vogels, hun onderscheiding in soorten, waar de vogels heen vlogen, uit welke windstreek de zon opkwam, wanneer de ochtenddauw het sterkst was – dit alles was voor mij een gesloten boek.

‘En jij durft je aan het schrijven te zetten?… De mens die niet net als een steen of een dier in de natuur weet te leven, zal zijn hele leven lang geen twee regels schrijven die de moeite van het lezen waard zijn… Jouw beschrijving van landschappen lijkt op toneelcoulissen. Wel alle deksels, waar hebben je ouders al deze veertien jaren hun hersens gehad?…’

uit: verhalen uit Odessa – Isaak Babel; Meulenhoff Amsterdam, 1988; vertaling Charles B. Timmer

Isaak Babel (1894-1940, Odessa, Oekraïne)

Opmerkelijke Oekraïnse vuurtoren van Adziogol

Adziogol_Lighthouse

Het land is dezer dagen niet uit het Journaal te krijgen: Oekraïne. Slachtoffer van een Russische inval. Het land zucht onder raketaanvallen en artillerievuur. Miljoenen inwoners zijn op de vlucht. Veel steden zijn verwoest onder de allesverzengende Russische agressie, georkestreerd door Vladimir Poetin. Kuststeden in het zuiden zoals Mariopol, Cherson en Odessa vrezen het ergste want het Russische opperbevel heeft haar oog laten vallen op deze belangrijke strategische posities.

En juist in Cherson aan de Zwarte Zee komen Russische verbeeldingskracht en Oekraïns vernuft samen in de vuurtoren van Adziogol. De vuurtoren staat ongeveer anderhalf kilometer uit de kust bij het dorp Rybal’che, dat weer dichtbij de monding van de Dnjepr ligt. Het is een aparte slanke verschijning. Het ziet er uit als een gevlochten rieten mand met honderden openingen waardoor de wind kan waaien. De constructie is kolossaal van glimmend rood staal. De trap om naar boven te klimmen is smal. Onderin bevindt zich het bescheiden onderkomen van de vuurtorenwachter.

De vuurtoren is een ontwerp van de Russische architect Vladimir Sjoechov (1853-1939). Aan het einde van de negentiende eeuw bedacht hij torens, overkappingen, paviljoens en gebouwen die met een minimum aan materiaal overeind moesten blijven. Eenvoudige constructies van stalen matten leidden tot buitengewone, organische. luchtige bouwwerken, zijn handelsmerk. Zijn ontwerpen combineerden eenvoud, effeciëntie en elegantie. Na 1917 was Sjoechov van grote invloed op de Sovjetarchitectuur. Hij wordt beschouwd als een van de begaafdste Russische architecten.

De vuurtoren van Adziogol werd gebouwd tussen 1908 en 1911. Ontstoken in 1911. De toren is 64 meter hoog. Het licht bevindt zich op 67 meter hoogte. Het vast witte licht reikt 19 zeemijl ver. Het is de hoogste constructie uit een stuk van Sjoechov. Adziogol behoort tot de 20 hoogste vuurtorens ter wereld.

bron: Atlas van vuurtorens aan het einde van de wereld, José Luis Gonzalez Macías, Meulenhoff Amsterdam, 2021; vertaling Irene van de Mheen

Adziogol_Lighthouse2Adziogol_Lighthouse3

Isaak Babel over een traumatische jeugdherinnering: de pogrom

babel, isaak; io.wp.combron beeld: enlacejudio.com

We mogen de Rus Isaak Babel bedanken als het gaat om het precies verwoorden van al het leed dat mensen wordt aangedaan in tijden van (burger)oorlog en uitsluiting. Babel verhaalt over zijn ervaringen met de Revolutie in Rusland (Rode ruiterij) en in Verhalen uit Odessa verwoordt hij zijn jeugdervaringen als joods kind.

In het korte verhaal De geschiedenis van mijn duiventil (opgedragen aan schrijver Maksim Gorki) doet hij hartverscheurend verslag van zijn confrontatie met de pogrom. Het is 1904. De hoofdpersoon (Babel zelf) is negen jaar, zit voor het toelatingsexamen voor de voorbereidende klas voor het gymnasium en wil graag een duiventil met duiven als beloning. Die wordt hem beloofd door zijn vader.

Babel is het kind waarop de familie hoopt dat het met hem wel gaat lukken. De rest van de familie is niet of nauwelijks geslaagd in het leven. Geen talent, geen geluk of geen moed. Babel zelf wil er wel voor gaan, talentvol als hij is. Als hij alles over Peter de Grote moet leren, leest hij niet alleen de geschiedenisboeken, maar ook alles wat Poejskin daarover in dichtvorm heeft geschreven. Dat levert hem de bescherming van zijn onderwijzer op, want pesten ligt op de loer. Het lukt de kleine Babel om zich te plaatsen voor het gymnasium (inmidddels is het 1905). Een feest volgt. Grootvader Schojl gaat de beloofde duiventil bouwen. Babel zelf mag op de markt duiven kopen.

Tsaar Nicolaas kondigt aan de Russen een grondwet te gaan geven. Het wordt onrustig op straat. De angst voor dreiging en gevaar sluipt binnen. Moeder Babel verbiedt de jongeling de straat op te gaan om duiven te kopen. Maar Babeltje ontsnapt. Op de markt ontmoet hij duivenmelker Iwan en daar koopt hij zijn duiven. Speciale belangstelling gaat uit naar een paar Krjoekow-duiven, maar die passen niet binnen het budget. Na een poosje loven en bieden:

Tegen twaalf uur, of kort na twaalfen, stak een man in viltlaarzen het plein over. Hij liep met verende tred op zijn extra verdikte benen voort, in zijn verweerde gezicht gloeiden een paar levendige ogen.

‘Iwan,’ zei hij, toen hij langs de vogelhandelaar liep, ‘pak je boeltje maar liever bij mekaar, in de stad is de Jerusalemse adel bezig zijn grondwet in ontvangst te nemen. In de Rybnajastraat hebben ze grootvader Babel zo toegetakeld dat-ie voor dood is blijven liggen.’

Iwan kan het niet geloven, maar kiest eieren voor zijn geld. Isaak mag zijn duiven ontvangen voor de laagste prijs en de markt loopt snel leeg.

Op de markt was al geen mens meer te bekennen en niet ver weg knetterden geweerschoten.

Op weg naar huis ontmoet de jonge Isaak de gehandicapte Makarenko, die samen met zijn vrouw Katjoesja tussen de achtergelaten spullen op de markt naar iets bruikbaars zoekt. Zijn oog valt op de zak waarin Babel zijn duiven heeft gestopt.

‘Wat heb je daar in die buidel?’ vroeg hij, terwijl hij de zak beetpakte die mijn hart verwarmde.

Met zijn dikke hand graaide de invalide tussen mijn duiven en hij kreeg het wijfje van de kersenrode duiven te pakken. Met stijve pootjes lag de vogel op zijn handpalm.

‘Duiven,’ zei Makarenko en hij reed met knarsende wielen dichter op mij toe. ‘Duiven,’ herhaalde hij en hij gaf mij een klap op mijn wang.

Hij sloeg mij met volle vuist, waarin hij de duif geklemd hield. Het gewatteerde achterwerk van Katjoesja tolde voor mijn ogen rond en ik tuimelde in mijn nieuwe schooljas tegen de grond.

‘Uitroeien moesten ze dat zaad van hun,’ zei Katjoesja, terwijl ze zich van de mutsen oprichtte. ‘Ik kan dat zaad van hun niet zien en die stinkende mannen van hun…’

Ze zei nog iets over ons zaad, maar ik verstond al niets meer. Ik lag op de grond en de ingewanden van de vermorzelde vogel dropen van mijn slapen af. Ze dropen in kronkels langs mijn wangen, spatten uiteen en verblindden mij. Tere duivedarmen kropen langs mijn voorhoofd en ik sloot mijn nog overgebleven, en nog niet dichtgelopen oog om de wereld om mij heen niet meer te zien. Die wereld was benepen en verschrikkelijk.

(..)

Klein was mijn wereld en verschrikkelijk. Ik sloot mijn ogen om haar niet meer te hoeven zien en drukte mij tegen de aarde aan die in sussende stilte onder mij lag. Deze platgetreden aarde had niets weg van ons leven en van de examens die ons in het leven te wachten stonden. Ergens ver weg over die aarde reed de rampspoed op een groot paard voort, maar het stampen van de hoeven verzwakte, loste zich op en een stilte, de bittere stilte die soms over kinderen komt in hun verdriet, wiste eensklaps de grens uit tussen mijn lichaam en een aarde die zich nergens heen bewoog. De aarde rook naar klamme diepten, naar het graf, naar bloemen. Ik snoof die geur van haar op en begon te huilen, maar zonder een spoor van angst.

Onderweg naar huis ziet hij dat de pogrom is begonnen.

Het huis was leeg. De witte voordeur stond open, het gras bij de duiventil was platgetrapt. Alleen Koezjma was op de binnenplaats achtergebleven. Koezjma onze concierge, zat in de schuur. Hij was bezig de dode Schojl af te leggen.

(..)

‘Hier zie je, hoe het volk met onze opa heeft huisgehouden…’

‘Wat heeft-ie ze allemaal de huid volgescholden,’ zei hij met een glimlach en liet zijn blik liefdevol over de dode glijden. ‘Als hij door een troep Tartaren was overvallen, zou hij die Tartaren op de vlucht hebben gejaagd, maar dit waren Russen, samen met hun vrouwen, Grootrussen, en die Russen kunnen er moeilijk toe besluiten de mens te ontzien… ik ken ze, die Russen…’

Aan de hand van concierge Koezjma gaat de jonge Isaak naar zijn voor de pogrom ondergedoken ouders.

fragmenten uit: de geschiedenis van mijn duiventil; uit: Verhalen uit Odessa, Meulenhoff Amsterdam, 1988; vertaling Charles B. Timmer 

Isaak Babel (1894-1941, Odessa, Rus)

 

Benja Krik, de Koning, valt voor een vrouw, en hoe

In de jaren 20 van de vorige eeuw is er aan de andere kant van de westerse wereld iets gaande dat vergelijkbaar is met de opkomst van de gangster in de VS. Ik heb het over Odessa, stad op de Krim, en Benja Krik. In Verhalen uit Odessa zet Isaak Babel het leven neer van een bandiet, die het achterneefje van Al Capone had kunnen zijn en in Moshe Vinnitsky het bestaande alterego kende. Een niets en niemand ontziende crimineel die bouwt aan een imperium waarin hij alles moet krijgen wat zijn hartje begeert. Daarbij vooral geweld en dreigementen hanterend. Met Benja Krik heeft Babel een romanfiguur geschapen die alle tijden overleeft.

Daar mogen we schrijver Isaak Babel (1894-1941, Ru) dankbaar voor zijn. En er is meer waar we de schrijver voor mogen bedanken. In zijn andere beroemde boek Rode ruiterij beschreef hij zijn ervaringen met de oorlog/revolutie in Rusland. ‘Het brute geweld en de zinloze wreedheid van mensen hebben Babel gebiologeerd. Het is een geheim dat ontraadseld moet worden. Daartoe moet het eerst worden uitgebeeld en dat heeft Babel op onnavolgbare wijze gedaan.’, aldus de aanprijzing op de achterflap van het boek.

In het volgende fragment valt Benja voor de vrouw die zijn ega gaat worden. Het is de dochter van grootgrondbezitter Eichbaum. Benja dreigt met het in beslag nemen van zijn bezittingen en daartoe wordt ’s nachts een overval gepleegd en worden de koeien van de grootgrondbezitter massaal geslacht.

In die gruwelijke nacht tijdens de overval, toen de neergestoken koeien lagen te rochelen en te loeien en de kalveren over het bloed van hun moeders uitgleden, toen de fakkels dansten als zwarte maagden en de stalmeiden krijsend uiteenstoven voor de lopen der gezapige brownings – in die gruwelijke nacht was de dochter van de oude Eichbaum, Tsilja, in haar gedekolleteerde nachtgewaad naar buiten komen hollen. En de overwinning van de Koning sloeg om in zijn nederlaag.

uit: verhalen uit Odessa; Meulenhoff Amsterdam, 1988; vertaling Charles B. Timmer

benja krik; filmstillFilmstill uit de zwijgende Russische speelfilm (1926), die werd gemaakt naar aanleiding van Babels boek; bron beeld: filmlinc.org

Isaak Babel (1894, 1941, Odessa, Rus)

Achmatova: Goeiedag!

anna-achmatova, laboratoripoesia.itbron foto: laboratoripoesia.it

Goeiedag! Hoor je dat licht geruis

Goeiedag! Hoor je dat licht geruis / Rechts van de tafel? / Je zal deze verzen niet afmaken, want / Ik ben naar je toegekomen. / Zal je me niet weer krenken / Zoals laatst, – / En zeggen dat je geen handen ziet, / Mijn handen niet en mijn ogen / Bij jou is het eenvoudig en klaar. / Ach, jaag me niet daarheen, waar onder / De benauwende boog van de brug / Het smerige koude water versteent.

1913

Uit: En de nacht belooft geen dageraad, De Vries-Brouwers Antwerpen, 1985; vertaling Miriam Van hee

Anna Achmatova (1889-1966, Odessa, Oekraïne/Rusland)

Isaak Babel en de pikante vrouw

Een situatieschets: stel je voor je bent redacteur bij een (literair) tijdschrift en aan de deur verschijnen kandidaten voor een functie. In dit geval zijn het er 9. In onderstaand fragment gaat het om de tweede kandidaat die een gooi doet naar… ja, wat eigenlijk?

Nummer twee is een juffrouw, mager, verlegen en heel mooi. Ze komt al voor de derde keer. Haar poëzie is niet voor de druk bestemd. Ze wil weten – en dat is alles wat ze wil – of het voor haar de moeite waard is met schrijven door te gaan. De redacteur spreekt haar vriendelijk toe. Af en toe ziet hij haar op de Newski Prospekt, in gezelschap van een lange meneer die dan soms heel omstandig een half dozijn appelen voor haar koopt. Die omslachtigheid geeft te denken. De gedichten leggen er getuigenis van af. Zij behelzen de ongekunstelde geschiedenis van haar leven.

Wil je mijn lichaam, -schrijft het meisje – neem het dan, mijn vriend, mijn vijand, maar – waar vindt mijn ziel haar droom?

De redacteur denkt na. Dat lichaam krijgt die meneer straks wel. Alles wijst erop. Kijk maar eens naar die verwarde, hulpeloze blik in die mooie ogen van je. Je ziel zal haar droom minder gauw vinden, maar als vrouw zul je pikant zijn.

In haar gedichten beschrijft het meisje, het ‘waanzinnig-schrikwekkende’, of het ‘waanzinnig-verrukkelijke’ leven, plus een aantal kleine onaangenaamheden en verder nog klanken, klanken, klanken om mij heen, die mij dronken maken, klanken zonder eind…

Je kunt er zeker van zijn dat, als de solide heer zijn werk tot een goed einde heeft gebracht, het meisje zal ophouden met het verzen schrijven en een vroedvrouw zal raadplegen.

Uit: Mijn blocnote; uit: Miniaturen, verspreide verhalen en dagboekbladen, Moussault Amsterdam, 1970; vertaling Charles B. Timmer

Babel, Isaak, groene.nlbron foto: groene.nl

Isaak Babel (1894-1940, Odessa, Oekraïne)