Paolo Cognetti leert zijn vader beter kennen

PAOLO-COGNETTI; montagna.tvDe auteur in zijn geliefde omgeving; bron beeld: montagna.tv

Ik denk te weten waarom De acht bergen van de Italiaanse schrijver en documentairemaker Paolo Cognetti (1978) een succes werd. Het lukt de Italiaan in begrijpbare taal iets duidelijk te maken wat ons mensen bindt. Om te beginnen is Cognetti een goede verteller. Hij vindt de juiste woorden makkelijk en zijn taal is voor velen te volgen. Voorts is het verhaal dat hij vertelt van alle tijden en van alle plekken. Met dat laatste te beginnen: of het nu om Alpen, Dolimiti of Bergen aan Zee gaat: dat de omgeving waarin je opgroeit en je de eerste levenservaringen opdoet van belang is, wijzen veel verhalen en romans uit. Van alle tijden is ook hoe je als volwassene terugkijkt op hoe je jonge jaren je gevormd hebben en wat daarbij de rol van je ouders is geweest. Wezenlijk in het opgroeien zijn vriendschappen. Ook dat neemt Cognetti mee in zijn verhaal. Kortom, er is nogal wat waarmee je je als lezer kunt identificeren.

Dan over naar één van de belangrijke facetten van deze mooie briljant: de verhouding van de hoofdpersoon tot zijn vader. Een vader die gejaagd leeft, competatief is en erg zijn eigen gang gaat en daarbij nauwelijks omkijkt naar vrouw en zoon.

Hij was deels de man die ik kende en deels een ander, die ik ontdekte in mijn moeders brieven. Naar die ander was ik nieuwsgierig. Ik herinnerde me dat ik soms een zekere breekbaarheid bij hem had bespeurd, bepaalde momenten van ontreddering die hij dan schielijk verborg. Als ik me op een rots vooroverboog en hij me instinctief bij mijn broekriem greep. Als ik me ziek voelde op de gletsjer en hij bezorgder was dan ik. Ik dacht bij mijzelf dat die andere vader er misschien altijd was geweest, maar dat ik die nooit had opgemerkt omdat die ene zo overheersend was, en langzamerhand kreeg ik het idee dat ik in de toekomst wellicht weer eens zou moeten, of kunnen, proberen.

Maar toen verdween die toekomst opeens, samen met de mogelijkheden die ze in zich sloot. Op een avond in maart 2004 belde mijn moefder me om te vertellen dat mijn vader op de snelweg een hartaanval had gekregen. Ze hadden hem gevonden op een parkeerhaven. Hij had geen ongelukken veroorzaakt, sterker nog, het was hem gelukt alles te doen zoals het hoorde: hij had zijn alarmlichten aangezet en had geremd en geparkeerd alsof hij een lekke band of een lege tank had. Maar het was zijn hart dat het had begeven. Te veel kilometers plankgas, te weinig onderhoud: waarschijnlijk had mijn vader een enorme pijnscheut in zijn borst gevoeld en op tijd begrepen wat er mis was. Op de parkeerhaven had hij de motor uitgezet. Hij had niet eens zijn gordel losgeklikt. Hij was blijven zitten en zo hadden ze hem gevonden, als een coureur die uit de race is gestapt, het meest potsierlijke einde denkbaar voor iemand als hij, met zijn handen op het stuur terwijl iedereen hem voorbijreed.

uit: de acht bergen, Bezige Bij Amsterdam, 2018; vertaling Yond Boeke en Patty Krone

 

Plaats een reactie