Wilfred Owen Dicht op Gedoemde Jonge Gasten

wilfred owen; poemhunter.combron beeld: poemhunter.com

Lofzang op gedoemde jonge gasten

Welk klokgelui betaamt voor wie vergaan als dieren? / Alleen het monsterlijke woeden van mortieren. / Of neen, alleen de ratel van een mitrallette – / Geen mens raffelt zo schoon een laatste schietgebed.

Voor hen geen bel of toeters, krans of kerkhofblom. / Geen treurmuziek – tenzij stampij van die orkesten / Die slechts bestaan uit slagwerk van kartets en bom / En bugels, jankend over droevige gewesten.

Waar brandt hun kaars? De vlam die hun ten afscheid heet? / Niet in de hand van jonge broertjes. In hun ógen / Laat nooit het vuur dat hen gedenken zal zich doven.

De bleekheid van verloofdes dient hun lijk tot kleed. / Eén bloem: de tedere berusting der beminden. / En elke schemering: het luiken van de blinden.

uit: niemands land. Gedichten uit de Groote Oorlog, Prometheus Amsterdam, 2002; vertaling Tom Lanoye

Wilfred Owen (1893-1918, UK)

Plaats een reactie