Robert Graves: Strooptaart?

robert-graves; thefamouspeople.combron beeld: thefamouspeople.com

Hieronder fragmenten uit het korte verhaal Strooptaart van schrijver Robert Graves (1895-1985). Graves was goed voor zo’n 140 werken waarvan de historische roman I, Claudius zijn bekendste is. Graves vond zichzelf meer dichter dan schrijver.

Het nieuws reisde van groep naar groep langs het perron van Victoria Station en maakte bijna evenveel indruk op onze ouders en kleine zusjes als op onszelf. Er kwam een lord op onze voorbereidingsschool. Een echte lord. Een nieuwe jongen, slechts acht jaar oud. Jongste zoon van de hertog van Downshire. Een nieuw jongetje, toch al een lord. Lord Julius Bloodstock. Die naam! Tjeempie!

(..) Meteen vouwde mister Lees (=de leraar Latijn) zijn krant op en zei: Bloodstock, zoals jullie hem zullen noemen, is een doodnormaal knulletje, ook al is hij dan toevallig met blauw bloed geboren – als iemand van de aanwezigen de zinspeling vat. Bied hem kussen noch klappen en alles is in orde. Overigens is dit zijn eerste ervaring met het schoolleven. De hertog heeft hem tot nog toe op het kasteel gehouden onder privé=gouvernanten.

(..) We arriveerden precies op tijd bij de Ceders voor de schoolmaaltijd. Thos bracht nogal zelfbewust een kleine, blonde jongen de eetzaal binnen en wees hem zijn stoel aan het einde van de tafel waaraan de negen andere nieuwelingen zaten. Dit is Julius Bloodstock, jongens, bulderde hij. Jullie noemen hem gewoon Bloodstock. Geen titels, of andere beleefdheidsformules hier.

Dan word ik liever Julius genoemd. Zijn eerste gedenkwaardige woorden.

(..) Vandaag was een maandag: uiensoep, gehakt in aardappelpuree met worteltjes, strooptaart. Altijd zo geweest. Zelfs toen mister Lees hier op school zat en een prachtbeurs voor Winchester had gewonnen. Stroop. Van het Griekse Theriake, hoewel de Grieken uiteraard niet… Waarna mister Lees, die aan het eind van dezelfde tafel scrupuleus zijn strooptaart zat te eten, opkeek om te zien of iemand luisterde, en zag dat Julius zijn bord had geschoven en het rechthoekige stuk taai gebak onaangeroerd had gelaten.

Eet op, jongen! zei mister Lees. Het is hier voor de goede manieren niet toegestaan iets te laten staan. Schoolreglement.

Ik eet nooit strooptaart, legde Julius met een klein zuchtje uit.

Je wordt geacht mij met ‘mijnheer’ aan te spreken, zei mister Lees.

Julius keek verrast. Ik dacht dat we hier geen titels gebruikten of andere beleefdheidformules, zei hij, maar alleen achternamen?

Noem mij ‘mijnheer’, drong mister Lees aan, niet helemaal zeker of het hier om naïviteit of onbeschoftheid ging.

Mijnheer, zei Julius en haalde licht zijn schouders op.

Eet je taart, snauwde mister Lees hem toe.

Maar ik eet nooit strooptaart – mijnheer!

Het is mijn taak erop toe te zien dat je dat wel doet, elke maandag.

Julius glimlachte. Wat een rare taak! zei hij ongelovig.

(..) Stuur hem hierheen, zei Thos op zijn meest onheilspellende toon. Stuur hem hierheen, met bord en al! Oliver Twist die om minder vraagt, hè?

(..) Mijn beste jongenm, zei hij, laat me eens zien dat jij die overheerlijke spijs zonder verdere protesten opeet, en geen flauwekul.

Ik eet nooit strooptaart, hoofdmeester.

Thos schrok op alsof hij een klap in zijn gezicht kreeg. Hij zei langzaam: Je bedoelt misschien: Ik heb geen trek, mijnheer. Geen probleem, je trek zal met etenstijd wel teruggekeerd zijn, let op mijn woorden – en ook de strooptaart.

De sycofantische lach waarop dit eersteklas Thossisisme onthaald werd, verrastte Julius, maar hij raakte niet uit balans. Hij liep naar het buffet, zette zijn bord neer, draaide op zijn hielen en liep kalm terug naar zijn plaats.

Thos stond meteen op en zei op uitdagende toon het dankgebed.

Verwaande ezel, ik zou hem graag een mep voor zijn lordshoofd geven, gromde Billington Secundus later die middag.

Dan zul je mij eerst moeten slaan, zei ik. Hij is een… wat we in de Elegy van Grey hebben gedaan – een dorpsrebel. In opstand tegen Lees en Thos in een stilzwijgend en roemloos protest tegen de smerige strooptaart.

Je bent een adeljagende pluimstrijker.

Kan zijn. Maar ik jaag liever adel dan dat ik de strooptaart van Thos moet eten.

uit: strooptaart; uit: collected short stories, Penguin Books Londen, 1964; vertaling Arnan Oberski

Robert Graves (1895-1985, UK)

Plaats een reactie